Uitspraak 201906344/1/A3


Volledige tekst

201906344/1/A3.
Datum uitspraak: 15 juli 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Oldenzaal,

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 9 juli 2019 in zaak nr. 18/1595 in het geding tussen:

[appellant]

en

de burgemeester van Oldenzaal.

Procesverloop

Bij besluit van 1 maart 2018 heeft de burgemeester [appellant] onder aanzegging van bestuursdwang gelast de woning op de locatie [locatie] te Oldenzaal (hierna: de woning) voor de duur van drie maanden te sluiten.

Bij besluit van 16 juli 2018 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 9 juli 2019 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant] en het college hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 juli 2020, waar de burgemeester, vertegenwoordigd door S. Vrielink, is gehoord.

Overwegingen

Wettelijke regelingen

1.    Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. Deze bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.

Inleiding

2.    Op de zolder van de woning is op 27 februari 2018 een hennepkwekerij ontmanteld. Blijkens het zogenoemde Hennepbericht van de politie zijn daarbij 174 hennepplanten verwijderd. Ook was er sprake van eerdere oogst en diefstal van stroom.

De burgemeester heeft daarop de woning laten sluiten.

In geschil is of in dit geval sprake is van een ernstige situatie die een directe sluiting van de woning, zonder eerst een waarschuwing te geven, rechtvaardigt.

Aangevallen uitspraak

3.    De rechtbank heeft overwogen dat de sluiting in overeenstemming is met de vaste gedragslijn die de burgemeester hanteert. Gezien de omvang van de aangetroffen hennepkwekerij heeft de burgemeester zich volgens de rechtbank in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat direct een sluiting aangewezen is en hoefde hij niet eerst een waarschuwing te geven. De omstandigheden van [appellant] zijn niet zo bijzonder dat daarom de burgemeester van de vaste gedragslijn had moeten afwijken, aldus de rechtbank.

Gronden hoger beroep

4.    [appellant] voert aan dat het oordeel van de rechtbank onjuist en onvoldoende gemotiveerd is. Onder verwijzing naar de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 13b Opiumwet betoogt hij dat altijd eerst een waarschuwing moet worden gegeven voordat de burgemeester kan overgaan tot sluiting van een pand. Bovendien is in zijn geval geen sprake van een ernstige situatie omdat bij hem alleen maar 174 hennepplanten zijn gevonden.

Beoordeling door de Afdeling

Moet eerst een waarschuwing worden gegeven?

5.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 februari 2017 ECLI:NL:RVS:2017:294) volgt uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 13b van de Opiumwet, dat bij de invulling van de bevoegdheid van de burgemeester ingevolge dat artikel, bij een eerste overtreding het opleggen van een waarschuwing of een soortgelijke maatregel het uitgangspunt moet zijn, maar mag van dat uitgangspunt in ernstige gevallen worden afgeweken.

Gelet hierop is de vaste gedragslijn van de burgemeester dat in een ernstig geval de woning direct wordt gesloten niet in strijd met artikel 13b van de Opiumwet of de bedoeling van de wetgever.

Het betoog van [appellant] dat altijd eerst een waarschuwing moet worden gegeven, slaagt niet.

Is sprake van een ernstige situatie?

6.    De rechtbank heeft terecht overwogen dat in dit geval sprake is van een ernstige situatie. Hiervoor acht de Afdeling van belang dat blijkens het rapport van de politie 174 hennepplanten in de woning werden gekweekt in een professioneel uitziende kwekerij. Dit aantal is een aanzienlijke overschrijding van de door het openbaar ministerie als voor eigen gebruik aangemerkte hoeveelheid van maximaal vijf planten. Ook omdat [appellant] niet heeft gesteld dat de planten voor eigen gebruik zijn, is aannemelijk dat de hennepplanten waren bestemd voor verkoop, aflevering of verstrekking in of vanuit het pand. Verder heeft de politie aanwijzingen van eerdere oogst gezien en zijn er onweersproken aanwijzingen die erop wijzen dat de kwekerij in de woning onderdeel was van een georganiseerd verband. De burgemeester mocht vanwege de ernstige situatie afwijken van het uitgangspunt dat bij een eerste overtreding een waarschuwing of een soortgelijke maatregel in beginsel aan de orde is. De burgemeester heeft daarom, ondanks dat het hier gaat om een eerste overtreding, een sluiting van de woning mogen opleggen. [appellant] heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die voor de burgemeester aanleiding hadden moeten zijn om van zijn vaste gedragslijn af te wijken.

Het betoog slaagt niet.

Slotsom

7.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. Gezien het vorenstaande doet zich geen van de in artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht opgenomen omstandigheden voor op grond waarvan een veroordeling tot vergoeding van geleden schade kan worden uitgesproken. Het verzoek van [appellant] daartoe zal om die reden worden afgewezen.

8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;

II.    wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, griffier.

w.g. Minderhoud    w.g. Van Tuyll van Serooskerken
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2020

290.

BIJLAGE

Opiumwet

Artikel 13b

1. De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:

a. een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;

b. een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.

2. […].

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 8:88

1. De bestuursrechter is bevoegd op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van:

a. een onrechtmatig besluit;

b. een andere onrechtmatige handeling ter voorbereiding van een onrechtmatig besluit;

c. het niet tijdig nemen van een besluit;

d. een andere onrechtmatige handeling van een bestuursorgaan waarbij een persoon als bedoeld in artikel 8:2, eerste lid, onder a, zijn nagelaten betrekkingen of zijn rechtverkrijgenden belanghebbende zijn.