Uitspraak 201908641/1/A3


Volledige tekst

201908641/1/A3.
Datum uitspraak: 15 juli 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 16 oktober 2019 in zaak nr. 19/860 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.

Procesverloop

Bij besluit van 30 augustus 2018 heeft het college aan [appellant] een boete opgelegd van € 20.500,00 wegens het zonder vergunning onttrekken van woonruimte.

Bij besluit van 7 januari 2019 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 16 oktober 2019 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant] heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 juli 2020, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. J.H.G. van den Boorn, zijn verschenen.

Overwegingen

1.    De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Inleiding

2.    [appellant] beheert voor de eigenaar de woning op het adres [locatie]. Zo heeft hij een account op een website waar de woning wordt aangeboden voor vakantieverhuur. Nadat het college meerdere meldingen had ontvangen dat de woning niet wordt bewoond maar aan toeristen wordt verhuurd, heeft het een onderzoek ingesteld naar de woning. Uit het rapport van bevindingen volgt dat toezichthouders van de gemeente op 20 juni 2018 tijdens een bezoek aan de woning hebben geconstateerd dat in de woning vier toeristen verbleven, die de woning via de website hadden geboekt voor de periode 17 juni tot 23 juni 2018. Het college heeft ook een administratief onderzoek gedaan. Hieruit is naar voren gekomen dat de woning op meerdere boekingwebsites wordt aangeboden.

Op basis van de bevindingen van de toezichthouders en het administratief onderzoek heeft het college geconcludeerd dat de woning aan de bestemming tot bewoning is onttrokken zonder dat daarvoor een vergunning is verleend. Dit is een overtreding van artikel 21, aanhef en onder a, van de Huisvestingswet 2014. Er wordt volgens het college niet voldaan aan de voorwaarden van het vakantieverhuurbeleid van de gemeente Amsterdam omdat de eigenaar de woning niet permanent bewoont. Het college heeft [appellant] daarom een boete opgelegd van € 20.500,00.

De rechtbank heeft de boete rechtmatig geacht.

Gronden van het hoger beroep

3.    [appellant] is het niet eens met de uitspraak van de rechtbank. Hij vindt dat de rechtbank te weinig waarde heeft gehecht aan de post aan de eigenaar die op het adres gevonden is. Verder heeft de rechtbank hem ten onrechte als medeovertreder aangemerkt. Voor het overige verwijst hij naar zijn in bezwaar en beroep aangevoerde gronden.

Beoordeling

4.    Het betoog slaagt niet.

De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat er  sprake is van een overtreding van artikel 21, aanhef en onder a, van de Huisvestingswet 2014. De rechtbank hoefde niet meer gewicht toe te kennen aan het feit dat op het adres een aan de eigenaar geadresseerde brief is gevonden. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, is die post onvoldoende om aan te nemen dat de eigenaar, ondanks dat er verder geen persoonlijke spullen zijn aangetroffen die wijzen op permanente bewoning, daar toch zijn vaste verblijfplaats heeft. Bovendien is zowel in de gedane meldingen als door de in de woning aangetroffen toeristen gemeld dat niemand in de woning woont.

De rechtbank heeft ook terecht en op goede gronden overwogen dat [appellant], die als professioneel makelaar werkt en als gastheer voor de toeristen op de websites staat vermeld, overtreder is. Gezien deze vermelding van zijn naam volgt de Afdeling [appellant] niet in zijn betoog dat niet hij maar zijn bedrijf [naam] als overtreder moet worden aangemerkt omdat dat bedrijf de huurovereenkomst met de eigenaar heeft gesloten. Zijn ter zitting in hoger beroep naar voren gebrachte standpunt dat zijn account op de websites is gehackt, heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt en strookt bovendien niet met zijn eerdere betoog dat niet hij maar zijn bedrijf als overtreder moet worden aangemerkt.

De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college bevoegd was aan [appellant] de boete op te leggen.

5.    [appellant] heeft ter zitting in hoger beroep gesteld dat hij onvoldoende financiële draagkracht heeft om de boete te kunnen betalen. Dit betoog heeft hij echter niet onderbouwd. De Afdeling is daarom van oordeel dat er geen grond bestaat om de boete te matigen.

Slotsom

6.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, griffier.

w.g. Minderhoud    w.g. Van Tuyll van Serooskerken
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2020

290.

BIJLAGE

Huisvestingswet 2014

Artikel 21

Het is verboden om een woonruimte, behorend tot een met het oog op het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad door de gemeenteraad in de huisvestingsverordening aangewezen categorie gebouwen en die gelegen is in een in de huisvestingsverordening aangewezen wijk, zonder vergunning van burgemeester en wethouders:

a. anders dan ten behoeve van de bewoning of het gebruik als kantoor of praktijkruimte door de eigenaar aan de bestemming tot bewoning te onttrekken;

[…].

Huisvestingsverordening Amsterdam 2016

Artikel 4.2.2

1. Burgemeester en wethouders kunnen een bestuurlijke boete opleggen bij overtreding van de verboden bedoeld in artikel 8 en artikel 21 van de wet of handelen in strijd met de voorwaarden of voorschriften bedoeld in artikel 24 van de wet.

2. Burgemeester en wethouders leggen een boete op:

[…]

b.      voor de eerste overtreding van artikel 21, aanhef en onder a, b, c of d van de wet overeenkomstig kolom A van de in bijlage 3 genoemde tabel 2;

[…]