Uitspraak 201805886/1/R2


Volledige tekst

201805886/1/R2.
Datum uitspraak: 8 juli 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

Vexpro B.V., gevestigd te Gilze, gemeente Gilze en Rijen,

appellante,

en

de raad van de gemeente Tilburg,

verweerder.

Procesverloop

Vexpro heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de raad omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan.

Bij besluit van 10 september 2018 heeft de raad besloten om geen bestemmingsplan vast te stellen

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Vexpro en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 juni 2020, waar Vexpro, vertegenwoordigd door [gemachtigden] en bijgestaan door mr. K.M. Peters, advocaat te Tilburg en de raad, vertegenwoordigd door mr. X.D. de Boer, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    Vexpro heeft op 12 juli 2018 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de raad op haar aanvraag om het bestemmingsplan "Langendijk 182 te Tilburg" (hierna: het bestemmingsplan) vast te stellen. Vexpro wil op de gronden een aantal woningen realiseren.

2.    Bij besluit van 10 september 2018 heeft de raad besloten het bestemmingsplan niet in procedure te brengen en niet vast te stellen. Het besluit van 10 september 2018 is, gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van rechtswege mede onderwerp van dit geding.

Beroep voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit

3.    Vexpro heeft de raad bij brief van 22 december 2017 verzocht het bestemmingsplan "Langendijk 182 te Tilburg" vast te stellen. De Afdeling stelt vast dat dit verzoek, gelet op de bewoordingen daarvan, een aanvraag is als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb.

3.1.    Onder verwijzing naar haar uitspraak van 4 juni 2010 (ECLI:NL:RVS:2010:BN4062) overweegt de Afdeling dat in een geval als dit de beslistermijn geacht wordt te zijn overschreden indien het bevoegd gezag binnen 14 weken na ontvangst van de aanvraag geen definitief besluit heeft genomen en evenmin een ontwerp van een besluit ter inzage heeft gelegd.

De Afdeling stelt vast dat de raad niet binnen 14 weken na ontvangst van de aanvraag een besluit heeft genomen of een ontwerp van een besluit ter inzage gelegd. De raad heeft nadat hij op 9 mei 2018 in gebreke is gesteld niet binnen twee weken alsnog een besluit genomen of een ontwerp van een besluit ter inzage gelegd.

De raad heeft echter bij besluit van 10 september 2018 alsnog inhoudelijk op de aanvraag van Vexpro beslist en dat besluit is van rechtswege mede onderwerp van dit geding. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat Vexpro in dit geval geen belang meer heeft bij een uitspraak op het beroep, voor zover dat gericht is tegen het niet tijdig nemen van het besluit.

Het beroep voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van het besluit is daarom niet-ontvankelijk.

Beroep voor zover gericht tegen het besluit van 10 september 2018

4.    De Afdeling zal nu het beroep van Vexpro voor zover gericht tegen het besluit van 10 september 2018 behandelen aan de hand van de gronden die Vexpro hiertegen heeft aangevoerd.

5.    Bij het besluit omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsruimte en moet hij de betrokken belangen afwegen. De Afdeling maakt die belangenafweging niet zelf, maar beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit om het bestemmingsplan niet vast te stellen in overeenstemming is met het recht.

6.    Vexpro betoogt dat de raad zich ten onrechte op het standpunt stelt dat het bestemmingsplan in strijd is met de provinciale Verordening ruimte (hierna: Verordening). Volgens haar zijn in het verleden fouten gemaakt met betrekking tot de begrenzing van het stedelijk gebied in de Verordening waardoor ten onrechte aan de gronden op de kaart die hoort bij de Verordening de aanduidingen "Groenblauwe mantel" en "Integratie stad-land" zijn toegekend. De Verordening moet daarom in dit geval buiten toepassing worden gelaten. Als de raad al de Verordening zou toepassen, had de raad om dat correct te doen volgens Vexpro eerst een verzoek moeten indienen bij het provinciebestuur om de aanduidingen in de Verordening te wijzigen overeenkomstig het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan voorziet namelijk in het vervangen van de huidige aanduidingen in de Verordening in de aanduidingen "Gemengd landelijk gebied" en "Zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling" doordat in de verbeelding van het bestemmingsplan aan het hele plangebied de aanduidingen "overige zone - in Verordening ruimte te verwijderen Groenblauwe mantel" en "overige zone - in Verordening ruimte te verwijderen Integratie stad-land" zijn toegekend, alsook de aanduidingen "overige zone - in Verordening ruimte toe te voegen Gemengd landelijk gebied" en "overige zone - in Verordening ruimte toe te voegen Zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling, stedelijk concentratiegebied". Deze wijziging is mogelijk op grond van artikel 38 van de Verordening en is ook gerechtvaardigd, omdat er in het verleden fouten zijn gemaakt, aldus Vexpro.

6.1.    De raad stelt niet onwelwillend te staan tegenover enige ontwikkeling op deze gronden, maar dat een bestemmingsplan voor het plangebied wel moet voldoen aan de eisen van de Verordening terzake de daarin aan het plangebied toegekende aanduidingen "Groenblauwe mantel" en "Integratie stad-land".

Volgens de raad is geen sprake van fouten als het gaat om de in de Verordening toegekende aanduidingen die maken dat de Verordening in dit geval buiten toepassing zou moeten worden gelaten. Weliswaar is in de periode tussen 2009 en 2012 verzocht om de toegekende aanduidingen in de Verordening ter plaatse te wijzigen in "Bestaand stedelijk gebied", maar het provinciebestuur heeft dat verzoek in 2012 afgewezen. Daarna heeft het gemeentebestuur geen aanleiding meer gezien om een verzoek tot wijziging van de aanduidingen in te dienen en is ingestemd met de in de Verordening aan de gronden toegekende aanduidingen "Groenblauwe mantel" en "Integratie stad-land".

Omdat niet is gebleken dat is voldaan aan de regels uit de Verordening die gelden ter plaatse van de aanduidingen "Groenblauwe mantel" en "Integratie stad-land", heeft de raad besloten om het bestemmingsplan niet vast te stellen.

6.2.    De Afdeling stelt vast dat ten tijde van het nemen van het raadsbesluit op 10 september 2018 op de toen geldende kaart die hoort bij de Verordening aan de gronden de aanduidingen "Groenblauwe mantel" en "Integratie stad-land" zijn toegekend.

Wat betreft het betoog van Vexpro dat de aan de gronden toegekende aanduidingen in de Verordening onjuist zijn omdat in het verleden fouten zijn gemaakt, stelt de Afdeling voorop dat de Verordening een algemeen verbindend voorschrift is. Het betoog van Vexpro strekt dan ook tot exceptieve toetsing van de Verordening. In haar uitspraak van 24 mei 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1386) heeft de Afdeling echter al over de aanduidingen "Groenblauwe mantel" en "Integratie stad-land" voor de hier aan de orde zijnde gronden een oordeel gegeven. De Afdeling overwoog dat het betoog dat door fouten van het provinciebestuur en nalatigheid van het gemeentebestuur om daarop actie te ondernemen, bij het opstellen van de Verordening aan Stadsrand Dalem de aanduiding "Bestaand stedelijk gebied" is toegekend en aan haar perceel de aanduiding "Groenblauwe mantel", waardoor een verschil in ontwikkelingsmogelijkheden voor woningbouw voor beide gebieden is ontstaan, geen aanleiding geeft voor het oordeel dat de Verordening, voor zover hier aan de orde, in strijd is met een hoger wettelijk voorschrift of een algemeen rechtsbeginsel. Die uitspraak heeft gezag van gewijsde en de Afdeling ziet geen aanleiding om nu anders te oordelen.

Omdat de raad de in de Verordening toegekende aanduidingen "Groenblauwe mantel" en "Integratie stad-land" ter plaatse passend acht, heeft de raad in redelijkheid ook geen aanleiding hoeven zien om een verzoek bij het provinciebestuur tot wijziging van de toegekende aanduidingen te laten indienen. Aan de in het bestemmingsplan opgenomen aanduidingen, waarmee een wijziging wordt beoogd van de Verordening, komt in dat verband geen betekenis toe. De wijziging van de in de Verordening toegekende aanduidingen door opname van die aanduidingen in een bestemmingsplan is op grond van de artikelen 6.20 en 9.3, gelezen in samenhang met artikel 8.3 en artikel 38.5, vierde lid, van de Verordening, namelijk slechts mogelijk nadat het college van gedeputeerde staten heeft besloten tot wijziging van de begrenzing van de aanduidingen. In dit geval heeft het college van gedeputeerde staten niet tot wijziging van de begrenzing besloten.

De raad heeft het bestemmingsplan daarom terecht getoetst aan de eisen uit de Verordening die gelden ter plaatse van de aanduidingen "Groenblauwe mantel" en "Integratie stad-land".

6.3.    De Afdeling oordeelt, gelet op het voorgaande, als volgt over de weigering van de raad het bestemmingsplan vast te stellen.

De Afdeling stelt vast dat Vexpro niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat het bestemmingsplan voldoet aan de eisen die de Verordening ter plaatse van de aanduidingen "Groenblauwe mantel" en "Integratie stad-land" stelt. Op grond daarvan is onder meer vereist dat ter plaatse van de aanduiding "Integratie stad-land" een stedelijke ontwikkeling in samenhang en in evenredigheid moet geschieden met een groene en blauwe landschapsontwikkeling binnen de aanduiding "Integratie stad-land" of de naaste omgeving en het bestemmingsplan er onder meer toe moet strekken dat is verzekerd dat de beoogde stedelijke ontwikkeling in omvang en ruimtelijke kwaliteit evenredig is met de beoogde groene en blauwe landschapsontwikkeling.

Omdat niet is gemotiveerd dat aan de eisen die ter plaatse van de aanduidingen Groenblauwe mantel" en "Integratie stad-land" gelden is voldaan, heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat de Verordening aan de vaststelling van het bestemmingsplan in de weg staat.

Conclusie

7.    Omdat de raad zijn weigering om medewerking te verlenen kon baseren op de strijdigheid van het bestemmingsplan met de Verordening, ziet de Afdeling geen aanleiding om de overige beroepsgronden te bespreken.

8.    Het beroep voor zover gericht tegen het besluit van 10 september 2018 is ongegrond.

Proceskosten

9.    De raad dient gelet op overweging 3.1 op te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het beroep, voor zover dat is gericht tegen het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan, niet-ontvankelijk;

II.    verklaart het beroep, voor zover dat is gericht tegen het besluit van 10 september 2018, ongegrond;

III.    veroordeelt de raad van de gemeente Tilburg tot vergoeding van bij Vexpro B.V. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1087,61 (zegge: duizendzevenentachtig euro en eenenzestig cent), waarvan € 1050,00 (zegge: duizendvijftig euro) is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2020

45-865.