Uitspraak 201807562/1/R2


Volledige tekst

201807562/1/R2.
Datum uitspraak: 8 juli 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

Vexpro B.V., gevestigd te Gilze, gemeente Gilze en Rijen,

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 26 juli 2018 in zaak nr. 18/1480 in het geding tussen:

[partij] en Vexpro B.V.

en

het college van burgemeester en wethouders van Gilze en Rijen.

Procesverloop

Op 7 juni 2016 heeft het college aan Vexpro een brief met vier beslispunten gestuurd.

Bij besluit van 13 februari 2018 heeft het college het door Vexpro daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 26 juli 2018 heeft de rechtbank het door Vexpro daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft Vexpro hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 juni 2020, waar Vexpro, vertegenwoordigd door [partij] en [gemachtigde] en bijgestaan door mr. K.M. Peters, advocaat te Tilburg en het college, vertegenwoordigd door ing. T.A.B.M. de Kousemaeker, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    Vexpro heeft gronden in eigendom aan de Oranjestraat 100, waarop zij woningen wil realiseren. Daarvoor beoogt zij herziening van het ter plaatse geldende bestemmingsplan. De plannen zijn gesplitst in twee bestemmingsplannen: één voor te realiseren woningen aan het lint van de Oranjestraat, en één om 6 woningen mogelijk te maken op het achterterrein van de Oranjestraat 100, ten noorden van de lintbebouwing aan de Oranjestraat.

Voor de gronden aan het lint heeft Vexpro het ontwerpbestemmingsplan "Oranjestraat 100, Gilze" aangeleverd, dat voorzag in 3 woningen aan het lint. Dat ontwerpbestemmingsplan is ter inzage gelegd, waarop een zienswijze van het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant is ontvangen. Voor het achterterrein heeft Vexpro het voorontwerpbestemmingsplan "Achterterrein Oranjestraat 100, Gilze" aangeleverd.

Vervolgens heeft het college op 7 juni 2016 een brief gestuurd aan Vermeer en Vexpro over de voortgang van beide bestemmingsplannen. Het ontwerpbestemmingsplan "Oranjestraat 100, Gilze" duidt het college daarin aan als "Oranjestraat 100-3 woningen", en het voorontwerpbestemmingsplan "Achterterrein Oranjestraat 100, Gilze" als "Oranjestraat 100 - 6 woningen".

2.    In de brief van 7 juni 2016 zijn vier beslispunten opgenomen. In dit geschil gaat het over beslispunten 1 en 4, die luiden:

"Het college heeft op 7 juni 2016 omtrent de voortgang van de bestemmingsplannen "Oranjestraat 100-3 woningen" en "Oranjestraat 100 - 6 woningen" het volgende besloten:

1. voordat het ontwerpbestemmingsplan "Oranjestraat 100 - 3 woningen" door kan naar de gemeenteraad, met de initiatiefnemer in overleg wordt gegaan op welke wijze aan de zienswijze van de provincie Noord-Brabant kan worden voldaan;

[…]

4. nu bij de uitwerking blijkt dat het bestemmingsplan "Oranjestraat 100 - 6 woningen" niet haalbaar is, concluderen dat de eerder genomen positieve besluiten omtrent deze zes woningen niet uitvoerbaar zijn, de initiatiefnemer te kennen geven dat geen verdere medewerking wordt verleend aan het realiseren van woningen op het achterterrein van Oranjestraat 100. Het voorontwerpbestemmingsplan "Oranjestraat 100, 6 woningen" zal op grond hiervan niet in procedure worden gebracht."

3.    Volgens Vexpro zijn de beslispunten 1 en 4 uit de brief van 7 juni 2016 aan te merken als besluiten als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).

Oordeel van de rechtbank

4.    De rechtbank heeft geoordeeld dat beslispunten 1 en 4 geen besluiten zijn in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. In beide gevallen heeft volgens de rechtbank geen wijziging in de juridische status van eisers plaatsgevonden, waardoor de beslispunten niet op enig rechtsgevolg zijn gericht.

Wat betreft beslispunt 1 heeft de rechtbank van belang geacht dat dit beslispunt duidelijk een handeling betreft ter voorbereiding van de uiteindelijke beslissing door de gemeenteraad over het al dan niet vaststellen van het bestemmingsplan "Oranjestraat 100, Gilze". Voor beslispunt 4 heeft de rechtbank van belang geacht dat, gelet op de formulering van beslispunt 4 en de toelichting ter zitting, het college met beslispunt 4 niet heeft bedoeld om het bestemmingsplan "Achterterrein Oranjestraat 100, Gilze" niet vast te stellen. Het niet in procedure brengen van een voorontwerpbestemmingsplan betekent volgens de rechtbank nog niet dat sprake is van het niet vaststellen van een bestemmingsplan.

Het hoger beroep

5.    Vexpro betoogt dat de rechtbank de beslispunten 1 en 4 uit de brief van het college van burgemeester en wethouders van 7 juni 2016 ten onrechte niet heeft aangemerkt als besluiten als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb. Volgens Vexpro pretendeerde het college met deze beslispunten bevoegd te zijn om een beslissing te nemen over de ingediende ontwerpbestemmingsplannen. De beslispunten van het college gaan over de ingediende bestemmingsplannen, terwijl alleen de raad bevoegd is over vaststelling van een bestemmingsplan te beslissen. De rechtbank heeft volgens Vexpro dan ook ten onrechte geoordeeld dat sprake is van feitelijke voorbereidingshandelingen. Een voorbereidingshandeling zou volgens Vexpro aan de orde zijn als het ging om het opstellen van een raadsvoorstel ten behoeve van de beslissing door de raad, maar dat heeft het college volgens haar nagelaten. Gelet hierop heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat het college het bezwaar terecht niet ontvankelijk heeft verklaard, aldus Vexpro.

Beoordeling van het hoger beroep

6.    Artikel 1:3, eerste lid, van de Awb luidt:

"Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling."

6.1.    De bevoegdheid om een bestemmingsplan al dan niet vast te stellen komt op grond van de artikelen 3.1, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 3.9 van de Wet ruimtelijke ordening toe aan de raad.

De bevoegdheid beslissingen van de raad voor te bereiden komt op grond van artikel 160, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet het college van burgemeester en wethouders toe.

6.2.    Met beslispunt 1 heeft het college bepaald op welke manier het omgaat met een zienswijze die gedeputeerde staten hebben ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan "Oranjestraat 100, Gilze", namelijk dat het in overleg gaat met de initiatiefnemer over hoe kan worden voldaan aan de zienswijze voordat het ontwerpbestemmingsplan aan de raad wordt voorgelegd. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat dit een handeling van het college is ter voorbereiding van de beslissing over het bestemmingsplan "Oranjestraat 100, Gilze" door de raad. Er is dan ook geen sprake van een gepretendeerde bevoegdheid van het college om die beslissing te nemen. De rechtbank is daarom terecht tot de conclusie gekomen dat beslispunt 1 geen publiekrechtelijke rechtshandeling betreft en daarmee geen besluit is als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.

Beslispunt 4 houdt een weigering in om het voorontwerpbestemmingsplan verder in procedure te brengen. Gelet op de formulering van het beslispunt heeft het college niet beoogd om het bestemmingsplan niet vast te stellen, maar heeft het beoogd om geen verdere medewerking te verlenen aan het in procedure brengen van het voorontwerpbestemmingsplan dat in het kader van een principeverzoek bij hem was binnengekomen en waar het college positief tegenover stond. Ook de bewoordingen van het college geven niet aan dat het college zich bevoegd achtte ter zake van de vaststelling van een bestemmingsplan te beslissen. De rechtbank is terecht tot deze conclusie gekomen. Beslispunt 4 houdt daarom een weigering van het college in om een handeling ter voorbereiding van een beslissing door de raad over een bestemmingsplan te verrichten. De bevoegdheid om een beslissing van de raad over een bestemmingsplan voor te bereiden komt aan het college ook toe. Naar het oordeel van de Afdeling is daarom geen sprake van een gepretendeerde bevoegdheid van het college. Net zoals het verrichten van een feitelijke handeling ter voorbereiding van een beslissing door de raad over een bestemmingsplan, waarvan bij beslispunt 1 sprake is, kan ook de in beslispunt 4 opgenomen weigering daarvan niet worden aangemerkt als een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. De rechtbank heeft dat daarom terecht geconcludeerd.

Overigens kan een initiatiefnemer, als hij in een dergelijk geval een besluit van de raad wenst, zijn bestemmingsplan direct aan de raad voorleggen met het verzoek daarover te beslissen. Vexpro heeft dat ook gedaan. Over het door haar aangevraagde bestemmingsplan "Achterterrein Oranjestraat 100, Gilze" heeft de raad bij besluit van 18 december 2017 besloten. De Afdeling heeft over het beroep tegen het met betrekking tot dat besluit genomen besluit op bezwaar heden ook uitspraak gedaan (ECLI:NL:RVS:2020:1552).

Het betoog slaagt niet.

Herhalen en inlassen stukken

7.    Vexpro heeft verder gesteld dat de stukken, waaronder het bezwaarschrift, de notities en het beroepschrift dienen te worden herhaald en ingelast.

Uit het in algemene zin herhalen en inlassen van de stukken is niet af te leiden waarom Vexpro van oordeel is dat de aangevallen uitspraak onjuist is. Daarom ziet de Afdeling hierin geen aanleiding deze uitspraak te vernietigen.

Conclusie

8.    De conclusie is dat beslispunten 1 en 4 geen besluiten zijn zoals bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.

Dit betekent dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het college het bezwaar van Vexpro terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

9.    Het hoger beroep van Vexpro is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

10.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2020

45-865.