Uitspraak 202003277/2/R1


Volledige tekst

202003277/2/R1.
Datum uitspraak: 6 juli 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State inzake de opheffing of wijziging (artikel 8:87, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) van de bij uitspraak van 10 juni 2020, in zaak nr. 202003277/1/R1, getroffen voorlopige voorziening in het geding tussen:

[verzoeker], handelend onder de naam [bedrijf], wonend te [woonplaats],

en

het college van burgemeester en wethouders van Berkelland,

verweerder.

Procesverloop

Bij uitspraak van 10 juni 2020 in zaak nr. 202003277/1/R1 heeft de voorzieningenrechter bij wijze van ordemaatregel de voorlopige voorziening getroffen dat het besluit van het college van 17 april 2020, waarbij een last onder dwangsom aan [verzoeker] is opgelegd, wordt geschorst.

Partijen zijn uitgenodigd om te verschijnen ter zitting, teneinde te beoordelen of toepassing moet worden gegeven aan artikel 8:87, eerste lid, van de Awb.

Bij besluit van 20 juni 2020 heeft het college het besluit van 17 april 2020 gewijzigd.

[verzoeker] heeft voor de geplande zitting te kennen gegeven het verzoek in te trekken gelet op het besluit van 20 juni 2020.

Overwegingen

1.    Ingevolge artikel 8:87, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter, ook ambtshalve, een voorlopige voorziening opheffen of wijzigen.

2.    Bij besluit van 17 april 2020 heeft het college [verzoeker] onder oplegging van een dwangsom gelast om vóór 12 juni 2020 de overtreding van artikel 17.1 van de Wet milieubeheer (hierna: Wm) en artikel 13 van de Wet bodembescherming (hierna: Wbb) te beëindigen en beëindigd te houden.

De aan de last ten grondslag gelegde overtreding van artikel 17.1 van de Wm en artikel 13 Wbb houdt verband met een verontreiniging van de bodem op de voormalige bedrijfslocatie van [verzoeker] aan de [locatie] in Neede met lithium als gevolg van een brand die heeft plaatsgevonden in de nacht van 12 op 13 september 2019. De last houdt in dat [verzoeker] de overtreding dient te beëindigen en beëindigd te houden door - kort gezegd - de met lithium verontreinigde grond te verwijderen.

3.    Bij bovengenoemde uitspraak heeft de voorzieningenrechter aanleiding gezien op verzoek van [verzoeker] het besluit van het college van 17 april 2020 bij wijze van ordemaatregel te schorsen. Daarbij heeft de voorzieningenrechter betrokken dat op korte termijn, tijdens een zitting, ambtshalve kan worden bezien of aanleiding bestaat de bij die uitspraak getroffen voorlopige voorziening met toepassing van artikel 8:87 van de Awb op te heffen of te wijzigen.

4.    Nu [verzoeker] zijn verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening heeft ingetrokken, is de aanleiding om tot schorsing van het besluit van 17 april 2020 over te gaan komen te vervallen. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter aanleiding de getroffen voorlopige voorziening ambtshalve op te heffen.

5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

heft de voorlopige voorziening, getroffen bij uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 juni 2020, in zaak nr. 202003277/1/R1, op;

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2020

414-877.