Uitspraak 202002555/2/R4


Volledige tekst

202002555/2/R4.
Datum uitspraak: 25 juni 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker A], wonend te Riethoven, en de Stichting Bewaar Wolfskuil, gevestigd te Nijmegen,

en

de raad van de gemeente Nijmegen,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 4 maart 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Nijmegen West - 8 (hoek Energieweg-Wolfskuilseweg)" (hierna: het nieuwe bestemmingsplan) vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [verzoeker A] en de stichting beroep ingesteld.

[verzoeker A] en de stichting hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend over het verzoek om voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 juni 2020, waar [verzoeker A] en de stichting, bijgestaan respectievelijk vertegenwoordigd door mr. C.J. Schipperus, advocaat te Wijchen, en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.W.M. Hagelaars, advocaat te Nijmegen, mr. H.A.M. Selten, I.S. Termaat, W.J. Wigerink en W.J. Bloemena, zijn verschenen.

Overwegingen

1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.    Ter zitting is het verzoek om voorlopige voorziening, voor zover dat is ingediend door [verzoeker A], ingetrokken.

3.    Het nieuwe bestemmingsplan betreft een partiële herziening, die gedeeltelijk in de plaats treedt van het op 6 maart 2013 vastgestelde bestemmingsplan "Nijmegen West". Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Wolfskuilseweg en wordt aan de westzijde begrensd door de Energieweg. De panden aan de Energieweg 25, Wolfskuilseweg 279/437 en Wolfskuilseweg 275/277 liggen in het plangebied.

In het nieuwe bestemmingsplan is aan het grootste gedeelte van het plangebied de bestemming "Gemengd" toegekend. In zoverre komt het plan overeen met het bestemmingsplan "Nijmegen West". In afwijking van het bestemmingsplan "Nijmegen West" is in het plan de functie 'wonen' uitgesloten voor de panden aan Energieweg 25, Wolfskuilseweg 279/437 en Wolfskuilseweg 275/277.

4.    Op 1 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2557, heeft de Afdeling uitspraak gedaan over het hoger beroep inzake de weigering van een omgevingsvergunning voor het realiseren van 80 studentenwoningen in het pand Wolfskuilseweg 279/437 (hierna te noemen: het Tiemstrapand). De Afdeling heeft in die uitspraak geoordeeld dat het gebruik van dat pand voor meerdere woningen als zodanig niet in strijd is met het bestemmingsplan "Nijmegen West", maar dat dit gebruik alleen mogelijk is indien wordt voldaan aan de voorkeurswaarde uit de Wet geluidhinder (hierna: Wgh), dan wel nadat een hogere waarde in het kader van de Wgh is vastgesteld. Omdat het bouwplan niet voldeed aan de voorkeurswaarde uit de Wgh en omdat ten tijde van belang geen hogere waarde in het kader van de Wgh was vastgesteld, was het bouwplan in strijd met het bestemmingsplan "Nijmegen West", zodat de vergunning naar het oordeel van de Afdeling terecht was geweigerd. De weigering om de gevraagde vergunning te verlenen, is met de uitspraak van 1 augustus 2018 onherroepelijk geworden.

5.    De raad stelt zich op het standpunt dat wonen in het plangebied in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, omdat het plangebied binnen de geluidszone ligt van het gezoneerde industrieterrein Nijmegen West Weurt. Daarom heeft de raad in het nieuwe bestemmingsplan de functie 'wonen' uitgesloten voor de panden aan Energieweg 25, Wolfskuilseweg 279/437 en Wolfskuilseweg 275/277. Ook is voor deze panden de mogelijkheid uitgesloten om onzelfstandige woonvormen te realiseren binnen maatschappelijke voorzieningen.

6.    De stichting is eigenaar van het Tiemstrapand. Zij is voornemens om 80 woonunits in het pand te realiseren, waarbij wordt voldaan aan de eisen die voortvloeien uit de Wgh. Zij kan zich daarom niet verenigen met het nieuwe bestemmingsplan, voor zover dat voorziet in het schrappen van de mogelijkheid om het Tiemstrapand te gebruiken voor bewoning.

7.    De stichting stelt dat zij na de uitspraak van de Afdeling van 1 augustus 2018 nieuwe aanvragen om het verlenen van een omgevingsvergunning heeft ingediend voor het realiseren van woningen in het Tiemstrapand. In die procedures heeft het college, nadat een van de aanvragen aanvankelijk buiten behandeling was gesteld, de gevraagde omgevingsvergunningen geweigerd. Volgens de stichting zijn die besluiten onrechtmatig en had het college de gevraagde vergunningen niet mogen weigeren. Hierover loopt een procedure bij de Afdeling onder zaaknummer 202001449/1/R4. De stichting verwacht dat de Afdeling haar (hoger) beroep in die zaak gegrond zal verklaren en dat de Afdeling de besluiten in kwestie zal vernietigen. In dat geval zal het college nieuwe besluiten moeten nemen op de ingediende aanvragen om omgevingsvergunning. Bij het nemen van die nieuwe besluiten moet volgens de stichting worden getoetst aan het bestemmingsplan "Nijmegen West". Dat plan gold ten tijde van het indienen van de vergunningaanvragen. Gelet op de omstandigheden van dit specifieke geval, moet dat plan blijvend het toetsingskader vormen voor de aanvragen, zo stelt de stichting.

De stichting vreest echter dat het college, bij het nemen van nieuwe besluiten over de aanvragen na de vernietiging van de eerdere weigeringsbesluiten door de Afdeling, zal toetsen aan het nieuwe bestemmingsplan. Dit zou in theorie mogelijk zijn als de bodemprocedure over het nieuwe bestemmingsplan nog niet is afgerond op het moment van het nemen van de nieuwe besluiten, maar het nieuwe plan wel in werking is getreden. Ook zou dit in theorie mogelijk zijn als het beroep tegen het nieuwe bestemmingsplan in de bodemprocedure onverhoopt niet slaagt.

Om te voorkomen dat de stichting weliswaar gelijk zal krijgen in de procedure met zaaknummer 202001449/1/R4, maar zij daarna mogelijk alsnog met lege handen zal komen te staan, heeft de stichting de voorzieningenrechter gevraagd om een schorsing van het nieuwe bestemmingsplan. Die schorsing moet volgens haar tenminste voortduren totdat de procedure in zaaknummer 202001449/1/R4 volledig is afgerond en het college nieuwe besluiten heeft genomen over de verlening van de gevraagde omgevingsvergunningen. Mogelijk kan de schorsing zelfs voortduren totdat het college de gevraagde vergunningen heeft verleend en die besluiten onherroepelijk zijn. Dit kan volgens de stichting worden bewerkstelligd door de behandeling van de bodemprocedure over het nieuwe bestemmingsplan uit te stellen tot na de verlening van de gevraagde vergunningen.

Bij een dergelijke handelwijze is een bijkomend voordeel dat ook de lopende handhavingsprocedure over bewoning in het Tiemstrapand kan worden afgerond zonder dat het nieuwe bestemmingsplan het toetsingskader kan gaan vormen bij een eventueel nieuw te nemen besluit. Over de handhaving loopt een procedure bij de Afdeling onder zaaknummer 202001447/1/R4.

8.    De voorzieningenrechter stelt vast dat de stichting op dit moment geen spoedeisend belang heeft bij een schorsing van het nieuwe bestemmingsplan. Tussen partijen is dit ook niet in geschil.

Een spoedeisend belang bij schorsing kan mogelijk in de toekomst ontstaan, maar dit is afhankelijk van verschillende onzekere factoren. Als die factoren zich zouden voordoen, dan is de stichting bovendien alleen gebaat bij een langdurige schorsing van het nieuwe bestemmingsplan.

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het treffen van een dergelijke voorlopige voorziening - en daarmee samenhangend het aanhouden van de behandeling van de bodemprocedure, zoals de stichting heeft verzocht - te verstrekkend.

Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

9.    Gezien de samenhang tussen de verschillende procedures, zoals hierboven geschetst, zal de voorzieningenrechter wel bevorderen dat de bodemprocedure over het nieuwe bestemmingsplan gelijktijdig wordt behandeld met de procedures onder de zaaknummers 202001449/1/R4 en 202001447/1/R4. Weliswaar zal de Afdeling de drie zaken op hun eigen merites moeten beoordelen, maar voor zover mogelijk kan in dat geval ook de samenhang tussen de verschillende zaken in het oog worden gehouden.

10.     Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. N.I. Breunese-van Goor, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2020

208.