Uitspraak 201905543/1/R1


Volledige tekst

201905543/1/R1.
Datum uitspraak: 24 juni 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], wonend te Tiel,

en

het dagelijks bestuur van Avri,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 16 januari 2019 heeft het dagelijks bestuur locatie T022R ter hoogte van het perceel [locatie] te Tiel aangewezen voor de plaatsing van een ondergrondse restafvalcontainer (hierna: orac).

Bij besluit van 13 juni 2019 heeft het dagelijks bestuur het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.

Het dagelijks bestuur heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 mei 2020, waar [appellante], in persoon en bijgestaan door mr. A. Post-Guijt, rechtsbijstandverlener te Leusden, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. J.B van Doorn en D. Post, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    [appellante] woont aan de [locatie] te Tiel. Haar woning bevindt zich op ongeveer 14 m afstand van locatie T022R. [appellante] is het niet eens met de aanwijzing van deze locatie. Zij vreest voor een aantasting van haar woon- en leefklimaat als gevolg van de aanwezigheid van de orac.

Toetsingskader

2.    Bij de keuze voor locaties voor de plaatsing van een orac komt het dagelijks bestuur beleidsruimte toe. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of het dagelijks bestuur in redelijkheid tot zijn keuze voor locatie T022R heeft kunnen komen.

Gelet op wat is aangevoerd, wordt allereerst beoordeeld of het dagelijks bestuur de locatie geschikt heeft kunnen achten voor de plaatsing van een orac. Als dat zo is, wordt vervolgens beoordeeld of het dagelijks bestuur toch had moeten afzien van aanwijzing van de locatie vanwege een geschiktere alternatieve locatie. Een alternatieve locatie moet zodanig geschikter zijn dan de aangewezen locatie dat geoordeeld moet worden dat het dagelijks bestuur niet in redelijkheid heeft kunnen kiezen voor die locatie, maar had moeten kiezen voor de alternatieve locatie.

3.    Het dagelijks bestuur heeft bij de aanwijzing van de locatie T022R de "Richtlijnen voor het plaatsen van inzamelvoorzieningen" gehanteerd. De richtlijnen zijn op 19 april 2018 door het algemeen bestuur van Avri vastgesteld.

Inhoudelijk

Woon- en leefklimaat

4.    [appellante] stelt dat de plaatsing van de orac voor een aantasting van haar woon- en leefklimaat zorgt, aangezien zij vanuit haar woning zicht heeft op de container. Het groen dat zich tussen de woning en de container bevindt ontneemt daarbij nauwelijks het zicht op de orac. Dit levert volgens [appellante] ook een aantasting op van haar privacy, mede gelet op het feit dat de container gedurende 24 uur per dag en 7 dagen per week te gebruiken is. De aanname van het dagelijks bestuur dat de container slechts op reguliere tijden gebruikt zal worden is daarom onterecht volgens [appellante].

[appellante] stelt verder dat zij geuroverlast ondervindt van de orac. In dit verband stelt [appellante] dat de metalen ondergrond waar de container aan vastzit niet aansluit op de ondergrond. Dit kan geurhinder in de hand werken volgens [appellante]. Dat in de richtlijnen vermeld staat dat de windrichting "zuidwesten" van toepassing is, wil volgens haar niet zeggen dat geuroverlast bij andere windrichtingen is uitgesloten. Daarnaast stelt [appellante] last te hebben van vliegen die op de container afkomen. Ook stelt [appellante] dat het deponeren van de vuilniszakken voor geluidsoverlast zorgt.

4.1.    Het dagelijks bestuur stelt, onder verwijzing naar het memo van Antea Group van 2 mei 2019, dat er bij de locatiekeuze voor de container zoveel mogelijk rekening is gehouden met de richtlijnen. Het dagelijks bestuur heeft naar aanleiding van het bezwaarschrift van [appellante] een nader memo door Antea Group van 18 december 2019 laten opstellen. Het dagelijks bestuur heeft toegelicht dat de orac zich grotendeels onder de grond bevindt, alleen de inworpzuil steekt boven de grond uit. Deze zuil is ongeveer 1 m hoog, is bescheiden van omvang en heeft een neutrale kleur. Wat betreft het aspect geurhinder heeft het dagelijks bestuur toegelicht dat de container bij voorkeur niet aan de zuidwestzijde van tuinen wordt geplaatst in verband met de overheersende windrichting. De container bevindt zich volgens het dagelijks bestuur niet ten zuidwesten van de tuin van [appellante]. Daarnaast heeft het dagelijks bestuur toegelicht dat het restafval in zakken wordt aangeboden en dat de container een geurbeperkend openingsmechanisme heeft. Dat de container niet geheel aansluit aan de ondergrond heeft te maken met de afwatering van het regenwater. De afstand tot de perceelgrens van [appellante] bedraagt ongeveer 9 m en de afstand tot de woning van [appellante] bedraagt ongeveer 14 m. Deze afstanden voldoen ruimschoots aan de richtlijnen waarin wordt uitgegaan van minimale afstanden van 3 m tot een woning en 2 m tot de erfgrens.

Het dagelijks bestuur heeft uiteengezet dat locatie T022R voldoet aan de criteria uit de richtlijnen. De Afdeling ziet geen aanleiding om aan de juistheid hiervan te twijfelen. Weliswaar zal [appellante] mogelijk enige hinder kunnen ondervinden vanwege het gebruik van de orac, maar dit zal, gelet op de gegeven toelichting van het dagelijks bestuur, niet voor onaanvaardbare overlast zorgen. Gelet op het voorgaande bestaat er geen aanleiding voor het oordeel dat het dagelijks bestuur de locatie T022R vanwege de gevolgen voor het woon- en leefklimaat van [appellante] niet in redelijkheid heeft kunnen aanwijzen.

Het betoog slaagt niet.

Verkeersveiligheid

5.    [appellante] betoogt verder dat de verkeersveiligheid ter plaatse van de aangewezen locatie wordt aangetast. In dit verband stelt [appellante] dat er in het bestreden besluit ten onrechte van is uitgegaan dat het afval met name te voet wordt weggebracht. [appellante] stelt veel overlast te ondervinden van personen die met de auto het afval komen wegbrengen.

Verder betoogt [appellante] dat er op de Scheeringlaan sprake is van een onoverzichtelijke situatie, onder meer vanwege taxi’s en vrachtwagens die komen laden- en lossen. Ook wordt er volgens [appellante] aan beide zijden van de weg geparkeerd en niet slechts aan één kant van de weg, zoals in het bestreden besluit vermeld staat.

5.1.    Het dagelijks bestuur heeft toegelicht dat een groot deel van de aangesloten huishoudens het huisvuil te voet naar de orac zal brengen, omdat de afstand van de woningen tot de orac beperkt is. Weliswaar wordt de weg ter plaatse van de locatie enigszins smaller door de geparkeerde voertuigen, maar er is volgens het dagelijks bestuur nog voldoende ruimte voor doorgaand verkeer om te passeren. Het dagelijks bestuur heeft toegelicht dat het inzamelvoertuig de weg tijdelijk zal blokkeren tijdens het legen van de orac. Dit levert volgens het dagelijks bestuur geen verkeersonveilige situatie op, aangezien dit ongeveer één keer per week gebeurt en het doorgaand verkeer tijdelijk achter het inzamelvoertuig zal moeten wachten. Het dagelijks bestuur heeft ter zitting toegelicht dat er ter plaatse geen extra maatregelen genomen hoeven worden om het parkeren op de stoep te handhaven, aangezien hiervoor geen meldingen zijn binnengekomen bij de gemeente.

De Afdeling overweegt dat het dagelijks bestuur ervan heeft mogen uitgaan dat het huisvuil in het algemeen te voet zal worden weggebracht. Het dagelijks bestuur heeft verder in de gevolgen voor de verkeersveiligheid in redelijkheid geen aanleiding moeten zien om de locatie niet aan te wijzen. In dit verband acht de Afdeling van belang dat er een maximum snelheid van 30 km per uur geldt voor de Scheeringlaan, dat er sprake is van een overzichtelijke situatie ter plekke en dat de container ongeveer één keer per week wordt geleegd door het inzamelvoertuig.

Het betoog slaagt niet.

Groenstrook en boom

6.    [appellante] voert aan dat de groenstrook die zich tegenover haar woning bevindt door de plaatsing van de orac ten onrechte sterk is aangetast. Ook stelt [appellante] dat de kroonprojectie van de boom vlakbij de orac groter is dan waarmee rekening is gehouden.

6.1.    In de memo’s van Antea Group van 2 mei 2019 en 18 december 2019 is toegelicht dat er bij de aanwijzing van de locatie rekening is gehouden met de kroonprojectie en de kwetsbare boomzone om de boom te beschermen. De kwetsbare boomzone is de zone direct rond de stamvoet van de boom tot 1,5 m buiten de kroonprojectie. Op basis van het memo wordt niet verwacht dat de container zal conflicteren met de duurzame instandhouding van de boom, mede gezien de volwassen leeftijd en grootte ervan. De Afdeling ziet, gelet op hetgeen [appellante] heeft aangevoerd, geen aanleiding om aan de juistheid van de analyse van de Antea Group te twijfelen.

Daarnaast is er voor het plaatsen van de container een gedeelte van het aanwezige groen op locatie verwijderd. Het dagelijks bestuur heeft toegelicht dat dit nodig is om te waarborgen dat de container voor elke gebruiker voldoende bereikbaar en bruikbaar is. Het dagelijks bestuur heeft voorts bekeken in hoeverre de locatie van de orac deel uitmaakt van een beeldbepalende groenstructuur. Volgens het dagelijks bestuur is de locatie niet gelegen in beeldbepalend groen.

Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat het dagelijks bestuur locatie T022R vanwege de aanwezige boom en de groenvoorzieningen niet in redelijkheid heeft kunnen aanwijzen.

Het betoog slaagt niet.

Wijziging oorspronkelijk voorgenomen locatie

7.    [appellante] stelt dat de wijziging ten opzichte van de locatie waarop een eerder bekend gemaakt voornemen betrekking had en die zich op de hoek van de Scheeringlaan en de Dahliastraat bevindt, onvoldoende is gemotiveerd door het dagelijks bestuur. Het is volgens [appellante] niet inzichtelijk waarom de locatie waarop een eerder bekend gemaakt voornemen betrekking had nu verkeersonveilig wordt bevonden, terwijl er in het ontwerpbesluit stond aangegeven dat deze locatie aan de richtlijnen voldeed.

7.1.    Het dagelijks bestuur heeft toegelicht dat de locatie waarop een eerder bekend gemaakt voornemen betrekking had vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid niet geschikt werd geacht, gelet op de nabijheid van een school, de ligging in een bocht en de nabijgelegen "Kiss en Ride". De verwachte verkeersdrukte is volgens het dagelijks bestuur op deze locatie bovendien groter dan op de definitieve locatie. Het dagelijks bestuur heeft zich naar het oordeel van de Afdeling om die reden op het standpunt mogen stellen dat de locatie die zich op de hoek van de Scheeringlaan en de Dahliastraat bevindt, minder geschikt is.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

8.    Het beroep is ongegrond.

9.    Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2020

191-928.