Uitspraak 201601403/1/R4


Volledige tekst

201601403/1/R4.
Datum uitspraak: 24 juni 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

Le Clochard Tilburg B.V. (hierna: Le Clochard),

appellante,

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 14 januari 2016 in zaken nrs. 15/7458 en 15/7459 in het geding tussen:

Le Clochard Tilburg B.V.

en

het college van burgemeester en wethouders van Tilburg.

Procesverloop

Bij uitspraak van 14 januari 2016 heeft de voorzieningenrechter een door Le Clochard ingesteld beroep gegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld. Le Clochard heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Le Clochard heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 januari 2017, waar het college, vertegenwoordigd door L.P.A. Janssen en mr. L.P.F. Warnier, en Le Clochard, vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en [gemachtigde B], bijgestaan door mr. J.J.J. de Rooij, advocaat te Tilburg, zijn verschenen.

Na de zitting heeft het college zijn hoger beroep ingetrokken.

De Afdeling heeft partijen om nadere inlichtingen gevraagd.

Het college en Le Clochard hebben een reactie ingediend.

Niet alle leden van de meervoudige kamer die de zaak ter zitting hebben behandeld zijn nog in functie bij de Afdeling. Het college en Le Clochard hebben er in hun reactie mee ingestemd dat een meervoudige kamer met een andere samenstelling, zonder een nieuwe zitting te houden, uitspraak doet op het incidenteel hoger beroep.

Overwegingen

1.    Nadat het hoger beroep en het incidenteel hoger beroep door de Afdeling ter zitting waren behandeld en het college daaropvolgend het principaal hoger beroep had ingetrokken, heeft de Afdeling abusievelijk aangenomen dat ook het incidenteel hoger beroep als ingetrokken kon worden beschouwd. In het incidenteel hogerberoepschrift is Le Clochard louter opgekomen tegen de constatering van de voorzieningenrechter dat niet in geschil is dat de terrasconstructie bij het café van Le Clochard in strijd is met redelijke eisen van welstand, omdat dit niet is erkend. Zij merkt daarbij op dat dit onderwerp overigens, gelet op de discussie die partijen verdeeld houdt, van weinig relevantie is.

De Afdeling heeft geconstateerd dat de genoemde opmerking van de voorzieningenrechter geen rol heeft gespeeld in zijn oordeel over het bestreden besluit en heeft Le Clochard verzocht om aan te geven welk belang zij nog heeft bij een uitspraak op het incidenteel hoger beroep. Le Clochard hierop gesteld dat het niet duidelijk is of er nog voldoende belang is bij een uitspraak. Zij heeft vervolgens, in de kern weergegeven, gemeld van plan te zijn een heel andere terrasconstructie te gaan plaatsen, zodat de opmerking van de voorzieningenrechter over de eerdere terrasconstructie niet meer relevant is.

De Afdeling stelt vast dat ook hierom aan deze opmerking van de voorzieningenrechter thans geen betekenis meer toekomt. Gezien het voorgaande is er geen belang meer bij een uitspraak van de Afdeling op het incidenteel hoger beroep. Dit hoger beroep is daarom niet-ontvankelijk.

2.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen en mr. F.D. van Heijningen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, griffier.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2020

262.