Uitspraak 201908676/1/R2


Volledige tekst

201908676/1/R2.
Datum uitspraak: 24 juni 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant] en anderen, allen wonend te Valkenswaard,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Valkenswaard,

verweerder.

Procesverloop

Op 26 september 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "Het Broek 20" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] en anderen en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 mei 2020, waarbij partijen telefonisch zijn gehoord. Verschenen zijn [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door F.J.M. Hamans.

Voorts is ter zitting [belanghebbende], als eigenaar van de gronden waarop het plan ziet, bijgestaan door mr. T.I.P. Jeltema, advocaat te Veldhoven, als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.    Het plangebied omvat de gronden aan Het Broek 20 in Valkenswaard. Het plan regelt de inpassing van een in 2005 verleende vergunning voor een bedrijfswoning en een veldschuur door toekenning van twee bouwvlakken die op grond van de plansystematiek samen één bouwvlak vormen. Daarnaast maakt het plan de uitoefening van een vollegrondsteeltbedrijf mogelijk. De gronden liggen, uitgezonderd de plaats waar de bedrijfswoning en de veldschuur zijn voorzien, in een waterbergingsgebied dat rondom de rivier de Dommel ligt.

[appellant] en anderen wonen in Dommelen, ten westen en zuidwesten van het plangebied en het waterbergingsgebied. [appellant] en [appellant A], één van de mede-indieners van het beroep, zijn eigenaar van verschillende percelen in de omgeving, waaronder het agrarische perceel dat kadastraal bekend is als gemeente Valkenswaard, sectie […], nummer […] (hierna: perceel [...]), dat op grond van het daarvoor geldende planologische regime deels is bestemd voor waterberging en in een waterbergingsgebied ligt.

Belanghebbendheid

2.    De Afdeling dient ambtshalve te beoordelen of [appellant] en anderen kunnen worden ontvangen in hun beroep tegen het bestemmingsplan. Op grond van artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan dit alleen als [appellant] en anderen belanghebbenden zijn bij dit plan.

3.    In artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. In artikel 8:1 van de Awb is bepaald dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de bestuursrechter. Alleen wie een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit, is belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.

4.    De Afdeling stelt vast dat de percelen die eigendom zijn van [appellant] en anderen en waarvan de ligging met een groene kleur is weergegeven op de kadastrale tekening die als bijlage 8 is gevoegd bij de brief van [appellant] en [appellant A] van 17 april 2020, verspreid zijn gelegen ten westen en zuidwesten van het plangebied buiten het waterbergingsgebied. Het meest dichtstbijzijnde perceel is het agrarische perceel kadastraal bekend als gemeente Valkenswaard, sectie […] nummer […], dat zich op een afstand van ongeveer 220 m van het plangebied bevindt, buiten het waterbergingsgebied. [appellant] en anderen hebben vanuit deze percelen verder geen of zeer gering zicht op het plangebied. Gelet op die afstand en gezien de aard en omvang van de ruimtelijke ontwikkeling waarin het plan voorziet, acht de Afdeling het niet aannemelijk dat zij op deze percelen feitelijke gevolgen zullen ondervinden van het plan. [appellant] en anderen hebben desgevraagd ook niet onderbouwd waaruit de feitelijke gevolgen bestaan. Dat zij zich betrokken voelen bij het plan maakt hen geen belanghebbenden bij dit besluit. Een louter gevoel van betrokkenheid bij een besluit, hoe sterk dat gevoel ook is, is niet voldoende om belanghebbende te kunnen zijn.

5.    Voor [appellant] en [appellant A] geldt dat zij aanvullend hebben onderbouwd belanghebbenden te zijn vanwege perceel [...]. Dat perceel ligt ten noorden en benedenstrooms ten opzichte van het plangebied en deels in een waterbergingsgebied. Zij stellen dat vanwege de toekenning van een bouwvlak ten behoeve van een bedrijfswoning en een veldschuur in het plan, binnen het plangebied verlies aan waterberging optreedt zodat bij een overstroming meer water op hun perceel [...] kan stromen.

Ook stellen zij vanwege het eigendom van twee bovenstrooms gelegen percelen in het Natura 2000-gebied "Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux" belanghebbenden te zijn. Het betreft de percelen kadastraal bekend gemeente Valkenswaard, sectie […] nummers […] en […]. Beide percelen zijn direct gelegen aan de westelijke oever van De Dommel en zijn niet bebouwd.

5.1.    De Afdeling is van oordeel dat er feitelijke gevolgen denkbaar zijn, maar dat dit geen gevolgen van enige betekenis zijn zodat [appellant] en [appellant A] ook niet op grond hiervan als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt. De Afdeling motiveert haar oordeel als volgt.

Wie rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit - zoals een bestemmingsplan of een vergunning - toestaat, is in beginsel belanghebbende bij dat besluit. Het criterium "gevolgen van enige betekenis" van de activiteit dient als correctie op dit uitgangspunt. Zonder gevolgen van enige betekenis heeft betrokkene geen persoonlijk belang bij het besluit. Hij onderscheidt zich dan onvoldoende van anderen. Om te bepalen of er gevolgen van enige betekenis voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene zijn, wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (onder andere geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.

5.2.    Waar het gaat om de gevolgen voor perceel [...] vanwege het verlies aan waterberging is de Afdeling van oordeel dat dit gelet op de geringe afname van het feitelijke waterbergend vermogen van het plangebied als gevolg van het toekennen van het in het bestemmingsplan voorziene bouwvlak geen feitelijke gevolgen van enige betekenis zijn. De Afdeling licht dit nader toe.

In het bestemmingsplan is aan het grootste deel van het plangebied, met een totale oppervlakte van 1,7 ha, de dubbelbestemming "Waterstaat - Waterbergingsgebied" toegekend. In zoverre blijft het plangebied deel uit maken van het waterbergingsgebied. Ter plaatse van het bouwvlak, dat een oppervlakte heeft van ongeveer 0,26 ha, is deze dubbelbestemming niet toegekend. Het bestemmingsplan heeft daarom tot gevolg dat de oppervlakte van het waterbergend vermogen van het plangebied ten opzichte van de huidige feitelijke situatie kan afnemen met ongeveer 0,26 ha.

Deze afname van de oppervlakte aan waterberging is in het licht van de omvang van het hele waterbergingsgebied feitelijk zeer gering. Het waterbergingsgebied is zeer veel groter dan het plangebied en omvat een brede strook gronden aan weerszijden van De Dommel. Het waterbergingsgebied heeft ter hoogte van het plangebied een breedte van ongeveer 350 m. Zowel ten noorden als ten zuiden liggen over een afstand van ruim een kilometer percelen die op grond van het daarvoor geldende planologische regime ook zijn bestemd voor waterberging. Het waterschap De Dommel heeft voorts in zijn zienswijze op het plan laten weten geen opmerkingen te hebben over de verbeelding, waaruit de Afdeling afleidt dat ook het waterschap door de toekenning van het bouwvlak van ongeveer 0,26 ha niet vreest voor een verlies aan waterbergend vermogen van het, veel grotere, waterbergingsgebied.

Bovendien bedraagt de afstand tussen het plangebied en perceel [...] ongeveer 370 m, en zijn de tussenliggende percelen op grond van het daarvoor geldende planologische regime ook mede bestemd voor waterberging. Alleen al die percelen samen hebben gezamenlijk een veel grotere oppervlakte dan het plangebied.

Dit betekent dat niet gesproken kan worden van feitelijke gevolgen van enige betekenis voor het perceel [...], op grond waarvan [appellant] en [appellant A] stellen belanghebbend te zijn bij dit plan.

5.3.    Over de stelling van [appellant] en [appellant A] dat zij ook belanghebbenden zijn vanwege hun eigendom van twee percelen in het eerder genoemde Natura 2000-gebied, overweegt de Afdeling al volgt. Deze percelen bevinden zich op tenminste 1.7 km van het plangebied. Vereist is dat zij als eigenaren van deze percelen feitelijke gevolgen ondervinden vanwege de ruimtelijke ontwikkeling die het plan mogelijk maakt die van enige betekenis zijn, waarmee zij zich dus onderscheiden van anderen. Alleen het eigendom van de percelen maakt hen dus nog geen belanghebbenden bij dit plan. [appellant] en [appellant A] hebben geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die maken dat zij, ondanks de grote afstand van tenminste 1,7 km van deze beide percelen tot het plangebied en de aard en omvang van de ontwikkeling, bij het gebruik van de beide percelen feitelijke gevolgen van enige betekenis ondervinden waarmee zij zich onderscheiden van anderen. Daarbij merkt de Afdeling op dat beide percelen ten opzichte van het plangebied en het eerder genoemde waterbergingsgebied bovenstrooms zijn gelegen en niet aannemelijk is dat deze beide percelen in waterhuishoudkundig opzicht enig feitelijk gevolg van het plan zullen ondervinden. Ook in zoverre kunnen [appellant] en [appellant A] niet als belanghebbenden bij het besluit worden aangemerkt.

Conclusie en proceskosten

6.    De conclusie is dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat [appellant] en anderen geen belanghebbenden zijn bij het plan. Dit betekent dat het beroep niet inhoudelijk kan worden behandeld.

7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Scheele, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2020

723-865.