Uitspraak 202001487/2/R1


Volledige tekst

202001487/2/R1.
Datum uitspraak: 3 juni 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker A] en [verzoeker B], beiden wonend te Amstelveen (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [verzoeker]),

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Amstelveen,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 11 december 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "Herziening Wester Amstel 2018 - [locatie 1]-[locatie 2]" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.

Bij deze brief heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Amsterdamsche Vastgoed Maatschappij BV, [belanghebbende A] en [belanghebbende B] (hierna: AVM en anderen) hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[verzoeker] heeft nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 12 mei 2020, waar zijn verschenen:

- [verzoeker], bij monde van [verzoeker A], bijgestaan door mr. E.A. Wentink-Quelle, advocaat te Amstelveen, en

- AVM en anderen, vertegenwoordigd door mr. S.P. Dalmolen, advocaat te Amsterdam, vergezeld door [gemachtigde].

Overwegingen

1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Inleiding

2.    Het plan maakt mogelijk dat aan de [locatie 1] en [locatie 2] vier woningen in de vorm van twee-onder-éénkapwoningen worden gebouwd. De initiatiefnemers van de ontwikkeling zijn AVM en anderen. Op het zuidelijke perceel [locatie 2] is momenteel een autobedrijf gevestigd. Op het noordelijke perceel [locatie 1] staat een woning. Deze bestaande bebouwing zal worden gesloopt.

3.    [verzoeker] woont aan de [locatie 3], ten zuiden van het plangebied. Hij verzet zich tegen de locatie van het zuidelijke bouwvlak waarbinnen twee woningen zijn voorzien en tegen de maximale bouwhoogte van 12 meter van deze woningen.

Beeldkwaliteitplan Amsteldijk

4.    [verzoeker] betoogt dat het plan is vastgesteld in strijd met gemeentelijk beleid dat is vervat in het Beeldkwaliteitplan Amsteldijk. Hij wijst erop dat in het Beeldkwaliteitplan staat dat vervangende nieuwbouw van woningen op dezelfde plek en in dezelfde typologie dient plaats te vinden. Op deze locatie wordt echter ver naar achter gelegen bedrijfsbebouwing met een maximale bouwhoogte van 8 meter vervangen door dichter op de openbare weg staande woningen met een maximale bouwhoogte van 12 meter. Daarnaast staat in het Beeldkwaliteitplan dat wordt aangestuurd op variatie in bebouwing. In het bestemmingsplan wordt echter projectmatige seriebouw mogelijk gemaakt, aldus [verzoeker].

4.1.    De raad stelt dat in dit geval geen sprake is van vervangende nieuwbouw als bedoeld in het Beeldkwaliteitplan omdat de woningen in de plaats komen van een bedrijfspand. Evenwel heeft de raad het Beeldkwaliteitplan in zijn afweging betrokken en bezien of aan de daarin gestelde randvoorwaarden en ontwerpprincipes voor geschakelde woningen kan worden voldaan.

4.2.    De voorzieningenrechter stelt vast dat het Beeldkwaliteitplan is opgesteld met als doel om bij vervangende nieuwbouw van bestaande woningen de bestaande variatie, schaal en uitstraling van bebouwing langs de Amsteldijk Noord te behouden. In dit geval is geen sprake van vervangende nieuwbouw van een bestaande woning, maar van nieuwe woningbouw ter vervanging van een bestaand autobedrijf. De raad heeft zich in zoverre terecht op het standpunt gesteld dat het Beeldkwaliteitplan geen beleidsregels voor deze situatie bevat. De raad heeft evenwel blijkens paragraaf 2.3 van de plantoelichting het Beeldkwaliteitplan in zijn afweging betrokken en bezien in hoeverre het bestemmingsplan daarmee in overeenstemming is. Waar het bestemmingsplan afwijkt van de in het Beeldkwaliteitplan opgenomen ontwerpprincipes en randvoorwaarden voor vervangende nieuwbouw heeft de raad bezien of hiervoor goede redenen bestaan in de omstandigheid dat in dit geval geen sprake is van vervangende nieuwbouw maar van het vervangen van een bestaand autobedrijf door woningen. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de raad aldus het Beeldkwaliteitplan op ontoereikende wijze in zijn afweging heeft betrokken.

Quickscan

5.    [verzoeker] betoogt dat het plan is vastgesteld in strijd met de Quickscan [locatie 1]-[locatie 2] (hierna: de Quickscan). Uit de toelichting bij het bestemmingsplan "Wester Amstel 2018" volgt volgens [verzoeker] dat de raad zich aan de inhoud daarvan wel gebonden acht. In de Quickscan staat dat er maximaal twee twee-onder-éénkapwoningen kunnen worden gebouwd en dat deze woningen elk maximaal 650 m3 inhoud mogen hebben. De voorziene woningen hebben blijkens de aanvraag om een omgevingsvergunning een inhoud van 1.300 m3. Daarnaast staat in de Quickscan dat maximale bouwhoogten en goothoogten van de bestaande bouwvlakken maatgevend blijven. De maximale goot- en bouwhoogte van de bestaande bedrijfsbebouwing bedraagt 5 meter onderscheidenlijk 8 meter.

5.1.    De raad stelt dat de Quickscan is vastgesteld door een voorgaand college van burgemeester en wethouders en dat de hierin opgenomen uitgangspunten zijn opgesteld ten behoeve van de bouwplanvorming door de ontwikkelaar. De raad acht zich niet gebonden aan de Quickscan. Volgens de raad zijn de in de Quickscan genoemde inhoudsmaat en maximale goot- en bouwhoogte ook niet toereikend voor de gewenste bouw van geschakelde woningen in twee bouwlagen met een prominente kap.

5.2.    In de door [verzoeker] bedoelde passage uit de toelichting bij het bestemmingsplan "Wester Amstel 2018" leest de voorzieningenrechter niet dat de raad zich aan de Quickscan gebonden acht. In deze passage staat slechts dat een initiatiefnemer op de percelen [locatie 1]-[locatie 2] woningbouw wil realiseren, dat het college voor dit initiatief de Quickscan heeft vastgesteld en dat voor deze ontwikkeling een separate planologische procedure zal worden doorlopen. Omdat de Quickscan is opgesteld door het college met bovendien het enkele doel om aan AVM en anderen handvatten te bieden voor de verdere uitwerking van het initiatief, bindt deze de raad niet bij de uitoefening van de aan hem toekomende bevoegdheid tot vaststelling van een bestemmingsplan. De inhoud van de Quickscan heeft de raad er dan ook niet van hoeven weerhouden om het plan vast te stellen. Overigens hebben AVM en anderen ter zitting toegelicht dat de woningen een inhoud van maximaal 650 m3 zullen hebben.

Belangenafweging

6.    [verzoeker] betoogt dat het plan niet strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening omdat het een grote bouwmassa mogelijk maakt op korte afstand van de juridische erfgrens, waarover [verzoeker] en AVM en anderen procederen bij de burgerlijke rechter, en de afstand tussen deze bouwmassa en de woning van [verzoeker] slechts 6 meter is.

6.1.    De raad stelt dat de vier voorziene woningen in de plaats komen van een bestaand autobedrijf met dienstwoning. De raad beschouwt dit als een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. De ligging van de bouwvlakken en de maximale bouw- en goothoogte sluiten aan bij de bestaande bebouwing langs de Amsteldijk Noord. De afstand tot de woning van [verzoeker] is ruim 7 meter, zodat de nieuwe woningbouw geen onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefklimaat van [verzoeker].

6.2.    De voorzieningenrechter stelt vast dat de raad de belangen van [verzoeker] in zijn afweging heeft betrokken, mede aan de hand van de door hem naar voren gebrachte zienswijzen. De raad heeft daarbij onderkend dat door de woningbouw de woon- en leefomgeving van [verzoeker] verandert, maar heeft aan het belang bij de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse door het beëindigen van het autobedrijf een groter gewicht toegekend. De voorzieningenrechter ziet op dit moment geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de raad de belangen van [verzoeker], waaronder zijn gestelde privaatrechtelijke rechten en de afstand tussen de zijgevels van de voorgenomen woningbouw en de woning van appellanten, onvoldoende in de afwegingen heeft betrokken. De toegelaten bouwmogelijkheden zijn voorts niet zodanig dat deze de voorzieningenrechter aanleiding geven voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de voorziene woningbouw strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat [verzoeker] ook niet heeft geconcretiseerd welke ruimtelijke gevolgen van de toegelaten bouwmogelijkheden maken dat hij onevenredig in zijn belangen wordt geraakt.

Vooringenomenheid

7.    [verzoeker] voert aan dat het college voornemens is om handhavend op te treden tegen de afwijkende wijze van uitvoering van de trap en het bordes bij zijn woning, wat in zijn ogen een bagatel is. De hiervoor door hem aangevraagde omgevingsvergunning is geweigerd omdat de entree op een terughoudender wijze gerealiseerd dient te worden. Nu de raad op het naastgelegen perceel wijze wel een grote bouwmassa mogelijk maakt, meet het gemeentebestuur met twee maten, hetgeen volgens [verzoeker] van vooringenomenheid getuigt.

7.1.    Over aanvragen om een omgevingsvergunning besluit het college en over de vaststelling van een bestemmingsplan besluit de raad. De voorzieningenrechter vermag niet in te zien hoe de weigering van het college om een omgevingsvergunning aan [verzoeker] te verlenen ten behoeve van zijn bouwplan, tot de conclusie zou moeten leiden dat de raad met vooringenomenheid een bestemmingsplan heeft vastgesteld voor de gronden aan de [locatie 1]-[locatie 2].

Conclusie en proceskosten

8.    Het aangevoerde geeft de voorzieningenrechter geen aanleiding om het bestreden besluit te schorsen. Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening zal daarom worden afgewezen.

9.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Boer, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2020

745.