Uitspraak 201905926/2/A3


Volledige tekst

201905926/2/A3.
Datum beslissing: 20 mei 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Leiden,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 12 juni 2019 in zaak nr. 18/2946 in het geding tussen:

[appellant]

en

de burgemeester van Leiden.

Procesverloop

[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 12 juni 2019 in zaak nr. 18/2946.

De burgemeester heeft een gedingstuk overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van dit stuk.

Het betreft een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 5 februari 2019.

Overwegingen

1.    Het geschil in de bodemzaak betreft een verzoek van [appellant] aan de burgemeester om handhavend op te treden tegen hinder vanuit de woning van [persoon], die als belanghebbende deelneemt aan het geding. De Afdeling heeft de burgemeester telefonisch verzocht het proces-verbaal aan haar te verstrekken. De burgemeester heeft aan dit verzoek voldaan door het proces-verbaal in een gesloten enveloppe toe te zenden en daarbij de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van het stuk kennis zal nemen. In de gesloten enveloppe bevond zich tevens de motivering van het verzoek. In deze motivering wordt verwezen naar verschillende passages uit het proces-verbaal. De Afdeling gaat er daarom van uit dat het verzoek tevens betrekking heeft op deze motivering.

2.    Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.

3.    De burgemeester heeft verzocht om beperking van de kennisneming in verband met de bescherming van de gegevens van derden en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De Afdeling heeft kennis genomen van het proces-verbaal. Hierin wordt verslag gedaan van hetgeen zich in de periode van augustus 2016 tot en met februari 2018 ter plaatse heeft afgespeeld. Hierbij worden onder meer de namen van personen vermeld en hetgeen zij op verschillende data hebben gezegd. De Afdeling acht aannemelijk dat kennisneming van het proces-verbaal en de motivering van het verzoek door partijen de al slechte verhoudingen verder zal verslechteren. Naar het oordeel van de Afdeling weegt daarom het belang van bescherming van de persoonlijke levenssfeer in dit geval zwaarder dan het belang dat partijen kennis nemen van die stukken.

4.    De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek toe.

Aldus vastgesteld door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, griffier.

w.g. Van Eck    w.g. Klein
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2020