Uitspraak 201904778/1/R1


Volledige tekst

201904778/1/R1.
Datum uitspraak: 20 mei 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.    [appellant sub 1], wonend te Zaandam, gemeente Zaanstad,

2.    [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 2]), wonend te Zaandam, gemeente Zaanstad,

en

het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 15 mei 2019 heeft het college voor verschillende woningen in Zaandam hogere waarden als bedoeld in de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) vastgesteld vanwege de ontsluiting van het wegverkeer van de Stormhoek door middel van een nieuwe weg op de Provincialeweg N203 in Zaandam.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.

Bij besluit van 30 oktober 2019 heeft het college het besluit van 15 mei 2019 ingetrokken en opnieuw hogere waarden vastgesteld inzake de aansluiting van de Stormhoek op de Provincialeweg N203.

[appellant sub 1] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 maart 2020, waar het college, vertegenwoordigd door mr. F.P. Brouwer, B. Malloul en J. van Zuilen, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    Voor de ontsluiting van het wegverkeer op de Provincialeweg N203 wordt de Stormhoek ter hoogte van de Pieter Ghijsenlaan 10 te Zaandam door middel van een nieuwe weg aangesloten op de Provincialeweg N203. De ontsluiting van de nieuwe weg is getoetst aan de grenswaarden van de Wgh. Voor de aanleg van een nieuwe weg geldt op grond van de artikelen 82, eerste lid, en 83, derde lid, aanhef en onder a, van de Wgh op de gevels van de (bestaande) woningen een voorkeursgrenswaarde van 48 dB en een ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van 63 dB. [appellant sub 1] is eigenaar van en woont op het perceel [locatie 1] te Zaandam. [appellant sub 2] is eigenaar van en woont op het perceel [locatie 2] te Zaandam. Bij deze woningen wordt niet aan de voorkeursgrenswaarde voldaan. Daarom heeft het college voor hun woningen op grond van artikel 110a van de Wgh een hogere waarde vastgesteld. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] vrezen voor geluidoverlast.

Het besluit van 15 mei 2019

2.    Bij besluit van 15 mei 2019 heeft het college voor de woning van [appellant sub 1] aan de [locatie 1] een hogere waarde vastgesteld van 55 dB. Voor de woning van [appellant sub 2] aan de [locatie 2] heeft het college een hogere waarde van 54 dB vastgesteld. Zowel [appellant sub 1] als [appellant sub 2] hebben tegen het ontwerp van dit besluit zienswijzen ingediend. Het college heeft geconstateerd dat de zienswijze van [appellant sub 2] ten onrechte buiten beschouwing is gebleven bij de vaststelling van het besluit hogere waarden van 15 mei 2019. Om die reden is dat besluit op 30 oktober 2019 door het college ingetrokken en is een nieuw besluit hogere waarden vastgesteld waarbij wel rekening is gehouden met de zienswijze van [appellant sub 2]. De zienswijzen hebben voor het college geen aanleiding gegeven om tot een inhoudelijk ander besluit te komen.

3.    Omdat het college het besluit van 15 mei 2015 heeft ingetrokken, heeft dit besluit geen betekenis meer. Gelet hierop en omdat ook overigens niet is gebleken van enig belang van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] bij een inhoudelijke bespreking van hun beroepen tegen het besluit van 15 mei 2019, bestaat geen belang bij de inhoudelijke behandeling van de beroepen tegen dit besluit.

4.    De beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] tegen het besluit van 15 mei 2019 zijn niet-ontvankelijk.

Het besluit van 30 oktober 2019

5.    Hangende de beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] tegen het besluit van 15 mei 2019 heeft het college, zoals hiervoor onder 2 vermeld, op 30 oktober 2019, onder intrekking van het besluit van 15 mei 2019, op grond van artikel 110a van de Wgh een nieuw besluit hogere waarden genomen vanwege de aansluiting van de Stormhoek op de Provincialeweg N203. Het besluit van 30 oktober 2019 wordt, gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding. Dit betekent dat de beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] tegen het besluit van 15 mei 2019 worden geacht mede te zijn gericht tegen het besluit van 30 oktober 2019.

6.    Het college heeft bij besluit van 30 oktober 2019 voor de woningen [locatie 1] van [appellant sub 1] en [locatie 2] van [appellant sub 2] hogere waarden van onderscheidenlijk 55 dB en 54 dB vastgesteld. Het heeft hieraan, onder verwijzing naar het "akoestisch onderzoek ontsluiting van de Stormhoek door middel van een nieuwe weg op de Provinciale weg N203 in Zaandam", uitgevoerd door de Afdeling Vakspecialisten Milieu, Peter Duijn, van de gemeente Zaandam, van 28 november 2017, zoals aangepast op 8 juli 2019 (hierna: het akoestisch onderzoek), ten grondslag gelegd dat maatregelen in de vorm van geluidsabsorberend asfalt en een geluidscherm niet mogelijk zijn om aan de in de Wgh opgenomen voorkeursgrenswaarde van 48 dB te voldoen. Verder worden aan de gevels van de woning [locatie 1] maatregelen getroffen waardoor het binnenniveau in die woning na de aansluiting van de Stormhoek op de Provincialeweg voldoet aan de vereiste binnenwaarde van 33 dB volgens het Bouwbesluit 2012. Voorts heeft het college aan zijn besluit de "Beleidsregel hogere waarden gemeente Zaanstad" ten grondslag gelegd. Omdat de wettelijk hoogst toelaatbare geluidbelasting van 63 dB als gevolg van de nieuwe weg bij de woningen [locatie 1] en [locatie 2] niet wordt overschreden, is volgens genoemde beleidsregel bij die woningen nog sprake van een aanvaardbare geluidbelasting. Daarbij heeft het college in acht genomen dat aan de in die beleidsregel opgenomen voorwaarde voor het verlenen van een hogere waarde, te weten dat de woningen ook een geluidsluwe gevel hebben met een geluidsniveau dat niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde, wordt voldaan.

7.    Het wettelijk kader is als bijlage bij deze uitspraak gevoegd.

Het beroep van [appellant sub 2]

8.    De betogen van [appellant sub 2] dat het college geen acht heeft geslagen op zijn zienswijze van 27 maart 2019 tegen het ontwerpbesluit hogere waarden van 14 februari 2019 en dat het kadastrale nummer van het perceel [locatie 2] onjuist is weergegeven, treffen geen doel. Uit de nota van zienswijze, die als bijlage bij het besluit van 30 oktober 2019 is gevoegd, met daarin weergegeven de zienswijze van [appellant sub 2] en de reactie van het college daarop, blijkt dat het college de door [appellant sub 2] ingebrachte zienswijze bij zijn beoordeling omtrent de vaststelling van hogere geluidgrenswaarden heeft betrokken. Ook is in het besluit van 30 oktober 2019 het kadastrale nummer van perceel [locatie 2] gewijzigd in "[locatie 2] in Zaandam, kadastraal Zaandam […], sectie […], nummer […]".

9.    [appellant sub 2] betoogt dat het akoestisch onderzoek niet kan dienen ter onderbouwing van het besluit van 30 oktober 2019, omdat dit onderzoek gedateerd is. Volgens [appellant sub 2] is niet binnen de in artikel 81, eerste lid, van de Wgh gestelde termijn van drie maanden na het uitvoeren van het akoestisch onderzoek een besluit genomen. Het besluit van 30 oktober 2019 kan daarom niet in stand blijven, aldus [appellant sub 2].

9.1.    Artikel 81 van de Wgh ziet op een maatregelbesluit omtrent de bron- en overdrachtsmaatregelen die genomen zullen worden om te voorkomen dat de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. In dit geval is niet een dergelijk maatregelenbesluit genomen, maar een besluit om hogere waarden vast te stellen op grond van artikel 110a, eerste lid, van de Wgh. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 1 juni 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BQ6845, staat de in artikel 81 van de Wgh opgenomen verplichting tot het nemen van een maatregelenbesluit los van de bevoegdheid tot het vaststellen van hogere waarden op grond van artikel 110a, eerste lid, van de Wgh. Er is in zoverre geen aanleiding voor het oordeel dat het akoestische onderzoek niet aan het besluit van 30 oktober 2019 ten grondslag had mogen worden gelegd.

Het betoog faalt.

10.    [appellant sub 2] betoogt dat het college er ten onrechte vanuit gaat dat aan de bron geen maatregelen kunnen worden genomen, omdat de duurzaamheid van het asfalt beperkt zou zijn door afremmend en wringend verkeer. Volgens [appellant sub 2] kan over een strook van 100 m voor haar woning geluidsabsorberend asfalt worden toegepast, omdat op dat stuk rechte weg geen sprake is van afremmend dan wel wringend verkeer.

10.1.    Gelet op de situatietekening behorende bij het besluit van 30 oktober 2019, staat vast dat [locatie 2] nabij een groot kruispunt is gelegen. Verder ligt nabij dit kruispunt en tussen Stormhoek 18 en Pieter Ghijsenlaan 14b een in- en uitrit voor het parkeren bij en bevoorraden van een bedrijventerrein. Het college heeft ter zitting nader toegelicht dat deze in- en uitrit onder meer zal worden gebruikt voor zwaar verkeer. Het genoemde kruispunt en de in- en uitrit veroorzaken volgens het college remmend en wringend verkeer. Gelet hierop is volgens het college het toepassen van geluidsabsorberend asfalt in de vorm van 2 laags ZOAB geen afdoende maatregel om te kunnen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde, omdat deze asfaltsoort snel kapot wordt gereden en dan ook niet meer geluiddempend zal zijn. Ook is volgens het college het toepassen van meerdere soorten asfalt op een relatief klein stukje weg, zoals hier het geval is, onwenselijk vanuit het oogpunt van wegbeheer. De Afdeling ziet geen aanleiding aan deze nadere toelichting van het college te twijfelen. Onder genoemde omstandigheden heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat aan de bron geen maatregelen kunnen worden genomen. Daarbij betrekt de Afdeling dat het college volgens zijn reactie op de zienswijze van [appellant sub 2] heeft toegezegd, wat ter zitting door het college is bevestigd, over een strook van 58 m het asfaltmengsel SMA 0/8 toe te zullen passen. Dit leidt tot een geluidreductie van ongeveer 0,5 dB ter hoogte van [locatie 2].

Het betoog faalt.

11.    [appellant sub 2] betoogt dat door het college ten onrechte geen onderzoek is gedaan naar de gevel van zijn woning. De gevel is geen gesloten gevel maar voorzien van diverse openingen, zoals ramen. Hierdoor is volgens [appellant sub 2] niet bekend of aan de vereiste binnenwaarde van 33 dB kan worden voldaan.

11.1.    Op 18 mei 2018 is door Raadgevend Ingenieursbureau Metz B.V. een gevelisolatie onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek maakt onderdeel uit van het aan het besluit van 30 oktober 2019 ten grondslag gelegde akoestisch onderzoek. Uit het gevelisolatie onderzoek volgt dat wat betreft de woning [locatie 2] rekening is gehouden met ruimten met gevelopeningen en dat in al deze ruimten zal worden voldaan aan de vereiste binnenwaarde van 33 dB. Gelet hierop en nu [appellant sub 2] geen redenen heeft aangevoerd waarom dit onderzoek niet juist zou zijn, heeft het college zich op basis van het akoestisch onderzoek in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat na aanleg van de ontsluiting van de Stormhoek op de Provincialeweg in de woning [locatie 2] aan de vereiste binnenwaarde van 33 dB kan worden voldaan.

Het betoog faalt.

Het beroep van [appellant sub 1]

12.    [appellant sub 1] betoogt dat zij door het aanleggen van de nieuwe weg meer geluidhinder krijgt door wegverkeerslawaai dan wettelijk is toegestaan. Zij verwacht hierdoor ernstige vermindering van haar woongenot. Zij voert aan dat de te verwachten geluidbelasting groter zal zijn dan wordt vermeld in het aan het besluit van 30 oktober 2019 ten grondslag gelegde akoestisch onderzoek, omdat met de sloop van het belendende pand Pieter Ghijsenlaan 10 een situatie ontstaat waarmee in het akoestisch onderzoek geen rekening is gehouden. Een passende oplossing waardoor de geluidoverlast kleiner wordt, is, naast het aanbrengen van gevelisolatie aan hun pand, het plaatsen van een geluidscherm, aldus [appellant sub 1].

12.1.    Uit figuur 1 en bijlagen 1 en 2 van het akoestisch onderzoek blijkt dat de aansluiting van de Stormhoek op de Provincialeweg is geprojecteerd ter hoogte van het pand Pieter Ghijsenlaan 10, dat is gelegen naast [locatie 1], en verder dat het pand Pieter Ghijsenlaan 10 niet als te beschermen object in het akoestisch onderzoek is meegenomen. Uit het akoestisch onderzoek volgt dan ook dat rekening is gehouden met de sloop van het pand Pieter Ghijsenlaan 10.

Uit bijlage 3 van het akoestisch onderzoek volgt dat een geluidscherm niet aaneensluitend kan worden uitgevoerd, omdat onder meer de Pieter Ghijsenlaan het geluidscherm zal doorsnijden. Hierdoor bedraagt de geluidbelasting als gevolg van de nieuwe weg ook na plaatsing van een geluidscherm van 4 m hoog ter plaatse van de woning van [appellant sub 1] op de maatgevende gevel van die woning 55 dB. Anders dan [appellant sub 1] stelt, heeft het college zich onder verwijzing naar het akoestisch onderzoek in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plaatsen van een geluidscherm geen passende oplossing biedt.

Omdat de geluidbelasting als gevolg van de aansluiting van de nieuwe weg op de Provincialeweg op de woning [locatie 1] ten hoogste 55 dB bedraagt, hiermee de wettelijk ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van 63 dB niet wordt overschreden en aan de woning [locatie 1] geluidwerende voorzieningen zullen worden getroffen om aan de vereiste binnenwaarde van 33 dB te kunnen voldoen, ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat bij die woning nog sprake is van een aanvaardbare geluidbelasting.

Het betoog faalt.

Conclusie besluit 30 oktober 2019

13.    De beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] tegen het besluit van 30 oktober 2019 zijn ongegrond.

14.    Voor een proceskostenveroordeling bestaan geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart de beroepen van [appellant sub 1] alsmede van [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] tegen het besluit van 15 mei 2019 niet-ontvankelijk;

II.    verklaart de beroepen van [appellant sub 1] alsmede van [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] tegen het besluit van 30 oktober 2019 ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2020

374.

BIJLAGE

Wet geluidhinder

Artikel 79

Tot aanleg van een weg anders dan op grondslag van een overeenkomstig de artikelen 76 en 77 vastgesteld of herzien bestemmingsplan wordt, indien binnen de aanwezige of toekomstige zone woningen, dan wel andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen aanwezig, in aanbouw of geprojecteerd zijn, niet overgegaan dan in overeenstemming met een besluit van burgemeester en wethouders, krachtens artikel 81 genomen naar aanleiding van een door de wegaanlegger aan burgemeester en wethouders gedane mededeling van zijn voornemen en na een overeenkomstig artikel 80 ingesteld onderzoek.

Artikel 81

1 Binnen drie maanden nadat de resultaten van het in artikel 80 bedoelde onderzoek zijn verkregen, nemen burgemeester en wethouders een besluit, bepalende welke maatregelen nodig zijn om te voorkomen dat de geluidsbelasting die de weg na zijn aanleg binnen de zone zal veroorzaken, de waarden die ingevolge de artikelen 82, 83 en 85 als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt, te boven zou gaan.

[…]

Artikel 82

1 Behoudens het in de artikelen 83, 100 en 100a bepaalde is de voor woningen binnen een zone ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de gevel, vanwege de weg, 48 dB.

[…]

Artikel 83

[…]

3 Bij toepassing van het eerste lid met betrekking tot woningen die reeds aanwezig of in aanbouw zijn, kan voor de toekomstige geluidsbelasting vanwege een weg die nog niet geprojecteerd is:

a. voor zover het woningen in stedelijk gebied betreft, een hogere dan de in dat lid genoemde waarde worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde 63 dB niet te boven mag gaan;

b. […].

Artikel 110a

1 Burgemeester en wethouders zijn binnen de grenzen van de gemeente bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting.

[…]

5 Het eerste en tweede lid vinden slechts toepassing indien toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein, de weg of spoorweg, van de gevel van de betrokken woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen onderscheidenlijk aan de grens van de betrokken geluidsgevoelige terreinen tot de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting onvoldoende doeltreffend zal zijn dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de in dit lid bedoelde bevoegdheid enkel in bij die maatregel aan te geven gevallen kan worden toegepast.

[…]

Artikel 111b

[…]

2 Indien met betrekking tot gevels van in aanbouw zijnde of aanwezige woningen een hogere geluidsbelasting dan 48 dB vanwege een weg, als de ten hoogste toelaatbare is vastgesteld, treffen burgemeester en wethouders met betrekking tot de geluidwering van die gevels, ingeval het een weg betreft die na 1 januari 1982 is of wordt aangelegd en is opgenomen in een overeenkomstig de artikelen 76 en 77 vastgesteld bestemmingsplan, dan wel na dat tijdstip ingevolge een besluit, genomen met toepassing van de artikelen 79 tot en met 81, is aangelegd, maatregelen om te bevorderen dat de geluidsbelasting binnen de woning bij gesloten ramen ten hoogste 33 dB bedraagt.

[…]