Uitspraak 202000911/2/R3


Volledige tekst

202000911/2/R3.
Datum uitspraak: 15 mei 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van Erfgoedvereniging Bond Heemschut, gevestigd te Amsterdam, om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) hangende het hoger beroep van:

het college van burgemeester en wethouders van Groningen

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de rechtbank) van 31 januari 2020 in zaken nrs. 19/4476 en 19/4477 in het geding tussen:

Erfgoedvereniging Bond Heemschut

en

het college.

Procesverloop

Bij besluit van 29 april 2019 heeft het college aan de gemeente Groningen een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van vier oefenruimtes voor vier culturele instellingen aan de Bloemsingel te Groningen.

Bij besluit van 11 november 2019 heeft het college het door Erfgoedvereniging Bond Heemschut daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 31 januari 2020 heeft de rechtbank het door Erfgoedvereniging Bond Heemschut daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 11 november 2019 vernietigd en het besluit van 29 april 2019 herroepen.

Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld.

Bij besluit van 21 februari 2020 heeft het college aan de gemeente Groningen opnieuw een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van vier oefenruimtes voor vier culturele instellingen aan de Bloemsingel te Groningen.

Erfgoedvereniging Bond Heemschut heeft tegen dat besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1.    In verband met de uitbraak van het coronavirus kon een zitting in deze zaak niet plaatsvinden. Omdat de overgelegde stukken in deze zaak naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende inzicht bieden in de standpunten van partijen en partijen niet in hun belangen worden geschaad, zal de voorzieningenrechter, gelet op het aanwezige spoedeisend belang, uitspraak doen zonder zitting met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van de Awb.

2.    Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

3.    Het project behelst de nieuwbouw ten behoeve van het project Kunstwerf waarbij vier oefenruimtes voor theatergezelschappen op het perceel aan de Bloemsingel worden gerealiseerd. Op het perceel aan de Bloemsingel 8 was Villa A, een gemeentelijk monument, gelegen. Dit pand is inmiddels gesloopt. In de directe omgeving van het bouwplan zijn Villa B en twee gemeentelijke monumenten gesitueerd, die restanten van een voormalige gasfabriek zijn.

Het college had ten behoeve van het project bij het besluit van 29 april 2019 een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten "bouwen", "strijdig gebruik van gronden of bouwwerken" en "wijziging monument". De rechtbank heeft naar aanleiding van het beroep van Erfgoedvereniging Bond Heemschut dat besluit herroepen. Tegen de uitspraak van de rechtbank heeft het college hoger beroep ingesteld. Het college heeft tevens bij het besluit van 21 februari 2020 opnieuw een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van de vier oefenruimtes.

Erfgoedvereniging Bond Heemschut kan zich niet verenigen met de omgevingsvergunning, omdat de bouw volgens haar het ruimtelijke beeld van de omgeving, met name van de naastgelegen Villa B en de twee restanten van de voormalige gasfabriek aantast. Zij voert onder andere aan dat de adviezen die aan het nieuwe besluit ten grondslag liggen niet deugdelijk tot stand zijn gekomen.

4.    De voorzieningenrechter ziet geen grond voor het oordeel dat de nieuwe vergunning in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat geen omgevingsvergunning voor de oefenruimtes mocht worden verleend. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat aan het besluit van 21 februari 2020 nieuwe adviezen ten grondslag zijn gelegd, namelijk het welstandsadvies van 11 februari 2020, het advies van de Commissie voor de Monumentenzorg van de Gemeente Groningen van 21 februari 2020 en het "Ruimtelijk en cultuurhistorisch advies voor vier oefenruimtes voor theatergezelschappen Bloemsingel 8 in Groningen" van 11 februari 2020. In die adviezen is gekeken naar de effecten op de monumenten aan de Bloemsingel en de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving en wordt geconcludeerd dat die voldoende worden gerespecteerd. De voorzieningenrechter ziet in hetgeen Erfgoedvereniging Bond Heemschut heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de adviezen niet deugdelijk tot stand zijn gekomen.

5.    Het belang van Erfgoedvereniging Bond Heemschut bestaat er met name uit dat de beeldkwaliteit ter plaatse niet wordt aangetast door de bouw van de oefenruimtes tussen en voor Villa B en de twee restanten van de voormalige gasfabriek. Deze gebouwen zijn volgens Erfgoedvereniging Bond Heemschut beeldbepalend. Daartegenover staat het belang van de gemeente bij de realisatie van de oefenruimtes. Het college heeft in het bestreden besluit toegelicht dat het van groot belang is dat de geplande opleveringsdatum wordt gehaald, omdat de culturele instellingen hun vertrek elders al hebben aangekondigd. Als de opleverdatum niet wordt gehaald, kan dat de zekerheid van onderdak voor die instellingen onder druk zetten, aldus het college.

6.    Gelet op wat onder 4 is overwogen en na afweging van de onder 5 weergegeven belangen ziet de voorzieningenrechter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de oefenruimtes kunnen worden afgebroken en de gestelde aantasting in zoverre ongedaan kan worden gemaakt indien uiteindelijk mocht blijken dat de vergunning niet verleend had mogen worden. De voorzieningenrechter merkt hierbij op dat de gemeente op eigen risico bouwt zolang de omgevingsvergunning voor de vier oefenruimtes niet onherroepelijk is.

7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 15 mei 2020

457-875.