Uitspraak 201908164/1/R3


Volledige tekst

201908164/1/R3.
Datum uitspraak: 6 mei 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) op het verzoek van:

Historische Vereniging Oud Leiden en de vereniging Het Waterambacht Leiden, beide gevestigd te Leiden,

verzoekers,

om herziening (artikel 8:119 van de Awb) van de uitspraak van de Afdeling van 24 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2571.

Procesverloop

Bij uitspraak van 24 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2571, heeft de Afdeling onder meer het beroep van Historische Vereniging Oud Leiden en Het Waterambacht Leiden tegen het besluit van de raad van de gemeente Leiden van 28 september 2017, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Binnenstad", gegrond verklaard en dit besluit vernietigd voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Water" en de aanduiding "terras" nabij de bestaande [horecaonderneming] ter hoogte van de [locatie] te Leiden.

Historische Vereniging Oud Leiden en Het Waterambacht Leiden hebben bij brief van 11 november 2019 de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien.

De raad heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Historische Vereniging Oud Leiden en Het Waterambacht Leiden hebben een nader stuk ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft partijen meegedeeld dat zij het houden van een zitting niet nodig acht om een uitspraak te doen en heeft partijen in de gelegenheid gesteld de Afdeling te laten weten of zij desondanks gebruik willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord. Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, waarna de Afdeling met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Inleiding

1.    Gelet op de in Nederland ontstane uitzonderlijke situatie door het uitbreken van het coronavirus en de in verband daarmee door de Nederlandse regering getroffen maatregelen om verspreiding van dit virus te voorkomen heeft de zitting van 21 april 2020 geen doorgang kunnen vinden. De Afdeling heeft besloten met toestemming van partijen de zaak zonder zitting af te doen.

Verzoek om herziening

2.    Op grond van artikel 8:119, eerste lid, van de Awb kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:

a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,

b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en

c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.

3.    Bij de beoordeling van een herzieningsverzoek is uitsluitend van belang of feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb zijn gesteld. Bij de beslissing op een verzoek om herziening wordt slechts rekening gehouden met nader gebleken feiten of omstandigheden die hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht en die de verzoeker in de procedure die heeft geleid tot die uitspraak niet naar voren heeft kunnen brengen. Het bijzondere rechtsmiddel herziening dient er niet toe om het geschil waarover bij uitspraak is beslist opnieuw aan de rechter voor te leggen en biedt een partij niet de mogelijkheid gronden die in een eerdere procedure naar voren zijn of hadden kunnen worden gebracht, opnieuw onderscheidenlijk alsnog naar voren te brengen en aldus het debat te heropenen nadat is gebleken dat de aangevoerde feiten en omstandigheden niet tot het gewenste resultaat hebben geleid. Uitsluitend indien zich feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119 van de Awb voordoen, kan er aanleiding zijn voor herziening van een onherroepelijk geworden uitspraak. Daarbij geldt dat, wil een verzoek om herziening voor toewijzing in aanmerking komen, aan de in artikel 8:119, eerste lid, onder a, b en c van de Awb genoemde criteria dient te worden voldaan. Deze criteria zijn cumulatief.

4.    De Afdeling begrijpt uit het herzieningsverzoek dat Historische Vereniging Oud Leiden en Het Waterambacht Leiden op zichzelf kunnen instemmen met het vernietigen van het besluit van de raad van de gemeente Leiden van 28 september 2017 voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Water" en de aanduiding "terras" nabij de bestaande [horecaonderneming] ter hoogte van de [locatie] te Leiden. Volgens Historische Vereniging Oud Leiden en Het Waterambacht Leiden had dit besluit evenwel ook vernietigd moeten worden voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Water" en de aanduiding "specifieke vorm van water - vlonder" op die locatie.

5.    Historische Vereniging Oud Leiden en Het Waterambacht Leiden voeren in hun verzoek om herziening aan dat het beroep tegen het bestemmingsplan zag op het geheel van het beoogde drijvende terras, dus ook op de looproute en de trap. Daarnaast voeren zij aan dat de Afdeling in haar uitspraak van 24 juli 2019 het geheel van terras, looproute en trap heeft vernietigd. In dit verband voeren zij aan dat het bouwwerk in verschillende stukken steeds als één geheel is aangeduid, te weten terras inclusief openbare looproute en trap. De raad had uit de strekking en context moeten afleiden dat de uitspraak van de Afdeling van 24 juli 2019 betrekking had op de positieve bestemming van het hele in de omgevingsvergunning genoemde bouwwerk en de vernietiging zo moeten uitleggen dat het terras inclusief looproute en de nieuwe trap uit het bestemmingsplan hadden moeten worden verwijderd. Volgens hen verliest met de beperkte uitleg die de raad aan de uitspraak van de Afdeling geeft het aspect doorvaarbaarheid formeel gezien planologische relevantie. Ook gaat de raad met het alleen laten vervallen van het plandeel met de bestemming "Water" en de aanduiding "terras" in tegen het uitgangspunt dat het plan conserverend van aard is. Voorts is onvoorstelbaar dat de raad zo’n looppad zou willen. Verder voeren zij aan dat ten onrechte de aanduiding "specifieke vorm van water - vlonder" is gebruikt voor de looproute nu een vlonder voor meer zaken dan een looproute kan worden gebruikt.

5.1.    De Afdeling overweegt dat Historische Vereniging Oud Leiden en Het Waterambacht Leiden in hun verzoekschrift hebben vermeld dat en waarom zij het niet eens zijn met de uitspraak van de Afdeling van 24 juli 2019. Zoals hiervoor onder 3 is overwogen dient het bijzondere rechtsmiddel herziening er niet toe om het geschil waarover bij uitspraak is beslist opnieuw aan de rechter voor te leggen en biedt dit middel een partij niet de mogelijkheid gronden die in een eerdere procedure naar voren zijn of hadden kunnen worden gebracht, opnieuw onderscheidenlijk alsnog naar voren te brengen en aldus het debat te heropenen nadat is gebleken dat de aangevoerde feiten en omstandigheden niet tot het gewenste resultaat hebben geleid. Herziening is uitsluitend mogelijk op grond van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb. Historische Vereniging Oud Leiden en Het Waterambacht Leiden dragen in zoverre geen feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb aan. Dat geldt ook voor zover Historische Vereniging Oud Leiden en Het Waterambacht Leiden het niet eens zijn met de uitleg die de raad aan de uitspraak van de Afdeling van 24 juli 2019 geeft.

Het betoog faalt.

6.    Voorts voeren Historische Vereniging Oud Leiden en Het Waterambacht Leiden in hun verzoekschrift aan dat de gescheiden behandeling van het looppad en het terras door de raad, niet eerder is gebeurd en dat deze scheiding ook niet eerder kenbaar is gemaakt door de raad. Volgens hen had dit kenbaar moeten worden gemaakt, omdat de raad het bouwwerk steeds als één geheel heeft aangeduid.

6.1.    De door Historische Vereniging Oud Leiden en Het Waterambacht Leiden aan hun verzoek tot herziening ten grondslag gelegde omstandigheid dat in de verbeelding aan het terras nabij de bestaande [horecaonderneming] de bestemming "Water" en de aanduiding "terras" en aan het looppad op die locatie de bestemming "Water" en de aanduiding "specifieke vorm van water - vlonder" is toegekend, had hun al vóór de uitspraak bekend kunnen zijn. Er is dan ook niet voldaan aan de voorwaarde voor het herzien van een uitspraak die is gesteld in artikel 8:119, eerste lid, onder b, van de Awb dat het nieuwe feit of de nieuwe omstandigheid waarop een beroep wordt gedaan vóór de uitspraak niet bekend was en redelijkerwijs niet bekend kon zijn.

Het betoog faalt.

Verzoek om rectificatie en vervallenverklaring

7.    Subsidiair verzoeken Historische Vereniging Oud Leiden en Het Waterambacht Leiden de uitspraak van de Afdeling van 24 juli 2019 te herstellen wegens kennelijke misslag op grond van de artikelen 31 en 32 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering alsmede artikel 2.23 van het Procesreglement Bestuursrecht 2017. Daartoe voeren zij aan dat in die uitspraak hun beroep tegen het opnemen in het bestemmingsplan van de vernietigde omgevingsvergunning voor een bouwwerk bestaande uit een nieuw drijvend terras inclusief openbare looproute en nieuwe toegangstrap, zonder beperkingen gegrond is verklaard. De Afdeling heeft in haar uitspraak echter bij kennelijke misslag niet alle plandelen waarop hun gegrond verklaarde beroep betrekking had vernietigd, maar alleen het plandeel met de bestemming "Water" en de aanduiding "terras" en niet ook het plandeel met de bestemming "Water" en de aanduiding "specifieke vorm van water - vlonder", aldus Historische Vereniging Oud Leiden en Het Waterambacht Leiden.

7.1.    Hetgeen Historische Vereniging Oud Leiden en Het Waterambacht Leiden hebben aangevoerd betreft geen kennelijke, voor partijen kenbare en voor eenvoudig herstel vatbare fout, zodat van rectificatie geen sprake kan zijn. De Afdeling ziet in hetgeen Historische Vereniging Oud Leiden en Het Waterambacht Leiden hebben aangevoerd evenmin grond om tot vervallenverklaring van de uitspraak van 24 juli 2019 over te gaan. Het buitenwettelijk middel van vervallenverklaring wordt slechts in zeer bijzondere gevallen gehanteerd. Het dient uitsluitend tot herstel van evidente, niet voor rectificatie vatbare fouten van de rechter die niet door het instellen van enig rechtsmiddel kunnen worden ondervangen. Zodanig bijzonder geval doet zich hier niet voor.

Conclusie

8.    Gelet op het vorenstaande dient het verzoek dan ook te worden afgewezen.

9.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Lodeweges, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2020

625.