Uitspraak 201903091/1/R3


Volledige tekst

201903091/1/R3.
Datum uitspraak: 29 april 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:

[appellant], wonend te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland,

en

de raad van de gemeente Lansingerland,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 21 februari 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "Wethouder Schipperstraat" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Stichting 3B Wonen heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De raad heeft een nader stuk ingediend.

Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, waarna de Afdeling het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb heeft gesloten.

Overwegingen

1.    Gelet op de in Nederland ontstane uitzonderlijke situatie door het uitbreken van het coronavirus en de in verband daarmee door de Nederlandse regering getroffen maatregelen om verspreiding van dit virus te voorkomen, heeft de zitting van 30 maart 2020 geen doorgang kunnen vinden. De Afdeling heeft besloten om de zaak met toepassing van artikel 8:57 van de Awb zonder zitting af te doen.

Inleiding

2.    Het bestemmingsplan voorziet in een planologisch kader voor de herontwikkeling van 6 woonblokken gelegen aan de Wethouder Schipperstraat te Berkel en Rodenrijs. De huidige bebouwing op deze locatie bestaat uit 43 sociale huurwoningen. Het bestemmingsplan maakt de bouw mogelijk van maximaal 43 nieuwe woningen in eveneens 6 woonblokken, waaronder maximaal 6 gestapelde woningen. Stichting 3B Wonen is de ontwikkelaar van het plan.

3.    Het plangebied bevindt zich aan de oostzijde van de kern Berkel en Rodenrijs en wordt globaal begrensd door de Coornwinderlaan en de Egmondstraat, de Burgemeester Grundemanstraat, de Oranjestraat en de Wilhelminastraat.

4.    [appellant] woont op het perceel [locatie] te Berkel en Rodenrijs. Zijn perceel grenst aan de achterzijde aan een bestemmingsvlak waaraan in het plan de bestemming "Wonen" is toegekend. Op de gronden met deze bestemming kunnen binnen het daaraan toegekende bouwvlak 7 woningen worden gerealiseerd. [appellant] kan zich niet verenigen met het plan voor zover dit plan het mogelijk maakt dat er - anders dan in de bestaande situatie - in dit bouwvlak ook gestapelde woningen mogen worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - beneden/bovenwoningen".

Toetsingskader

5.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

6.    Artikel 5, lid 5.1.1, van de planregels luidt: "De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. maximaal 43 woningen, al dan niet in combinatie met een beroep aan huis;

b. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder (ongebouwde) parkeervoorzieningen, ontsluitingen, erven, paden, overige verhardingen, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen."

Artikel 5, lid 5.1.2, van de planregels luidt: "Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beneden/bovenwoningen' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor de bouw van maximaal 1 benedenwoning en 2 bovenwoningen per aanduidingsvlak, welke deel uitmaken van het in lid 5.1.1 sub a genoemde aantal."

Ingevolge artikel 1, lid 1.19, van de planregels wordt onder beneden- en/of bovenwoning verstaan: "gestapelde woning op de begane grond, met een voordeur die op straatniveau uitkomt (benedenwoning), of op een verdieping daarboven, met een voordeur die via een (gemeenschappelijk) trappenhuis op straatniveau uitkomt (bovenwoning)."

Het beroep

7.    [appellant] betoogt dat de raad het plan ten onrechte heeft vastgesteld omdat de afstand van zijn woning tot aan het bouwvlak met de bestemming "Wonen" en de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - beneden/bovenwoningen" aan de achterzijde van zijn perceel te gering is. [appellant] heeft in dit verband gesteld dat het voor zijn woon- en leefklimaat en zijn privacy beter zou zijn als de raad de in dit bouwvlak voorziene gestapelde woningen zou projecteren in het bouwvlak nabij de kruising van de Coornwinderlaan en de Wilhelminastraat. De afstanden tussen dat bouwvlak en de dichtstbijgelegen woningen van derden zijn groter dan de afstand tussen zijn woning en het bouwvlak aan de achterzijde van zijn perceel, waarbinnen de gestapelde woningen nu zijn voorzien. Als de gestapelde woningen in het bouwvlak nabij de kruising van de Coornwinderlaan en de Wilhelminastraat worden gebouwd is er geen of minder zicht in de tuinen van omwonenden, zo stelt hij. De raad heeft dit door hem aangedragen alternatief ten onrechte niet meegewogen in de belangenafweging bij de vaststelling van het plan, zo betoogt [appellant].

7.1.    Volgens de raad is de gekozen locatie voor de te realiseren gestapelde woningen in het bouwvlak aan de achterzijde van het perceel van [appellant] passend.

7.2.    De raad dient bij de keuze van een bestemming een afweging te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen.

7.3.    Uit de verbeelding, gelezen in samenhang met de artikel 5, lid 5.1.1, en lid 5.1.2, van de planregels, blijkt dat op de gronden met de bestemming "Wonen", binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - beneden/bovenwoningen" 1 benedenwoning en 2 bovenwoningen zijn toegestaan met een maximale bouwhoogte van

11 m. Aan de gronden grenzend aan de achterzijde van het perceel van [appellant] is een dergelijk bouwvlak met aanduiding toegekend. De afstand tussen dit bouwvlak en de woning van [appellant] bedraagt ongeveer 32 m.

7.4.    Uit de zienswijzennota blijkt dat de raad bij de vaststelling van het plan de door [appellant] aangedragen alternatieve locatie voor de gestapelde woningen heeft bezien. De raad heeft daarin uiteengezet dat een deel van de gestapelde woningen al is geprojecteerd in dit door [appellant] genoemde bouwvlak op de hoek van de Wethouder Schipperstraat en de Coornwinderlaan. Door het in dit bouwvlak, volgens het voorstel van [appellant], situeren van alle gestapelde woningen zou het visueel smalste deel van de Wethouder Schipperstraat nog verder worden versmald. Dit is volgens de raad niet wenselijk. Daarom is een deel van de gestapelde woningen in het plan achter de diepste tuinen aan de Wilhelminastraat en tegenover de zogeheten parkeerkoffer aan het eind van de Wethouder Schipperstraat geprojecteerd, aldus de raad.

Voorts heeft de raad in het verweerschrift verwezen naar de aanvullende toelichting van het college van burgemeester en wethouders van 14 februari 2019, waarin staat dat de huidige situering van de gestapelde woningen de beste inpassing is. Het projecteren van alle gestapelde woningen in het bouwvlak bij de Coornwinderlaan, zoals [appellant] wenst, is vanuit het oogpunt van privacy en vanwege stedenbouwkundige aspecten niet gewenst. Dit heeft tot gevolg dat er minder ruimte overblijft tegenover de woningen op de percelen Ruijterstraat 1 en Wilhelminastraat 60 en dat het balkon van de nieuwe woningen aan de zijkant van het bouwvlak dichtbij de woningen op de percelen Wilhelminastraat 60 en 62 komt, met als gevolg een verlies van privacy van de bewoners van die percelen. Verder komt het balkon van de nieuwe woningen aan de achterzijde van het bouwvlak dichtbij de achtertuinen van de percelen Wilhelminastraat 58, 60 en 62 en daarmee ongeveer op gelijke afstand als de afstand tussen de in het plan gekozen locatie van de gestapelde woningen tot de achtertuin van het perceel Wilhelminastraat 56.

7.5.    Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad wat de situering van de gestapelde woningen betreft in redelijkheid kunnen kiezen voor de in het plan gekozen invulling van het gebied, boven het alternatief dat [appellant] hiervoor heeft aangedragen. Daarbij betrekt de Afdeling dat de raad gemotiveerd uiteen heeft gezet waarom hij niet voor het door [appellant] aangedragen alternatief heeft gekozen en heeft onderbouwd waarom hij de gekozen locatie van de gestapelde woningen vanuit ruimtelijk oogpunt passender acht. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad deze woningen niet in redelijkheid op deze locatie heeft kunnen toestaan.

Het betoog faalt.

Conclusie

8.    Het beroep is ongegrond.

9.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. G.T.J.M. Jurgens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 29 april 2020

159-933.