Uitspraak 201809013/5/R1


Volledige tekst

201809013/5/R1.
Datum uitspraak: 29 april 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.    [appellant sub 1], wonend te Apeldoorn,

2.    Stichting Omwonendenbelang AZC-GGNet, gevestigd te Apeldoorn,

en

de raad van de gemeente Apeldoorn,

verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 20 november 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3917, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na de verzending van de tussenuitspraak het gebrek in het besluit van 20 september 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "De Wellen Zuid" te herstellen, de Afdeling en de betrokken partijen de uitkomst mede te delen en een eventueel nieuw of gewijzigd besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.

Bij besluit van 13 februari 2020 heeft de raad het plan gewijzigd vastgesteld (hierna: het herstelbesluit).

[appellant sub 1] en Stichting Omwonendenbelang AZC-GGNet (hierna: de stichting) zijn in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen over de wijze waarop de raad heeft beoogd het gebrek te herstellen. [appellant sub 1] en de stichting hebben bij brieven van onderscheidenlijk 7 april 2020 en 10 april 2020 een zienswijze naar voren gebracht.

De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Het beroep tegen het besluit van 20 september 2018

1.    In de tussenuitspraak heeft de Afdeling onder 10.1 overwogen dat het plan onzorgvuldig is voorbereid, omdat de raad door een maximum van 600 asielzoekers niet te vermelden in het plan, met het plan huisvesting van meer asielzoekers mogelijk heeft gemaakt dan door de raad was beoogd.

2.    Gelet op hetgeen is overwogen in de tussenuitspraak zijn de beroepen van [appellant sub 1] en de stichting tegen het besluit van 20 september 2018 gegrond. Dat besluit is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid, als bedoeld in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Het besluit van 20 september 2018 dient te worden vernietigd, voor zover daarin niet is opgenomen dat in het asielzoekerscentrum maximaal 600 asielzoekers kunnen worden opgevangen, begeleid en tijdelijk gehuisvest.

3.    In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om het hiervoor vermelde gebrek, met inachtneming van hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen, te herstellen. De raad diende daartoe in het plan het maximumaantal asielzoekers van 600 voor te schrijven, dan wel een ander besluit te nemen. Indien de raad huisvesting van meer dan 600 asielzoekers mogelijk wenste te maken, diende hij de ruimtelijke gevolgen daarvan voor het woon- en leefklimaat van de omwonenden nader te onderzoeken.

4.    Om aan de opdracht uit de tussenuitspraak te voldoen, heeft de raad artikel 3, lid 3.1. aanhef en onder a, van de planregels gewijzigd vastgesteld, waardoor deze als volgt is komen te luiden:

"De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. een centrum voor de opvang, begeleiding en tijdelijke huisvesting van maximaal 600 asielzoekers;"

5.    Artikel 6:19, eerste lid, van de Awb luidt: "Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben."

6.    De Afdeling stelt vast dat het herstelbesluit een besluit tot wijziging van het oorspronkelijke bestreden besluit is en dat het herstelbesluit ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb onderdeel van dit geding is.

De beroepen van [appellant sub 1] en de stichting zijn van rechtswege gericht tegen dit besluit. Hetgeen [appellant sub 1] en de stichting in hun zienswijze naar voren hebben gebracht, zal de Afdeling aanmerken als de gronden van de beroepen van rechtswege tegen het herstelbesluit.

De Afdeling stelt vast dat ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb tegen het herstelbesluit ook een beroep van rechtswege is ontstaan van het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (hierna: COA), dat in de hoedanigheid van derde-belanghebbende als partij deelnam aan het geding tussen [appellant sub 1], de stichting en de raad over het oorspronkelijke besluit. De Afdeling stelt verder vast dat het COA geen zienswijze heeft ingediend tegen het herstelbesluit en leidt hieruit af dat het COA tegen dit besluit geen bezwaren heeft. Het voor het COA van rechtswege ontstane beroep tegen het herstelbesluit van 13 februari 2020 is daarom ongegrond.

De beroepen van [appellant sub 1] en de stichting tegen het herstelbesluit

7.    [appellant sub 1] en de stichting hebben in hun zienswijze te kennen gegeven dat zij zich niet met het herstelbesluit kunnen verenigen, omdat volgens hen is gebleken dat de raad voornemens is om, naast de opvang van 600 asielzoekers die het plan mogelijk maakt, nog eens 200 asielzoekers op te vangen in het gebouw De Linde. Dit gebouw ligt volgens [appellant sub 1] en de stichting buiten het plangebied. De stichting wenst daarom dat een maximum van 600 opvangplaatsen voor asielzoekers wordt opgenomen voor het gehele parkachtige terrein. [appellant sub 1] pleit ervoor een planbegrenzing vast te stellen die ook het overige gedeelte van het landgoed omvat, en voor dit hele gebied te bepalen dat maximaal 600 asielzoekers mogen worden opgevangen.

Verder betoogt de stichting dat de bestaande ontsluitingsweg van het terrein niet geschikt is om de toenemende verkeersbewegingen te faciliteren. De stichting heeft in dit kader aangevoerd dat de raad onlangs heeft besloten om ook het verkeer vanuit het woongebied De Wingerd te ontsluiten via dezelfde rotonde waar ook het verkeer vanuit het voorziene azc zal worden ontsloten.

7.1.    [appellant sub 1] en de stichting hebben in de door hen naar voren gebrachte zienswijze niet betoogd dat de raad het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek onjuist heeft hersteld. De Afdeling stelt vast dat de raad met het herstelbesluit heeft voldaan aan de opdracht in de tussenuitspraak.

De Afdeling begrijpt de beroepsgrond over de opvang van asielzoekers in het gebouw De Linde aldus, dat [appellant sub 1] en de stichting wensen dat een bestemmingsplan wordt vastgesteld voor een groter gebied dan nu het geval is. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak onder 8.1 overwogen dat zij in hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd geen aanleiding ziet voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voor zover de stichting betoogt dat het nodig is om het bestemmingsplan "Zuidbroek" aan te passen om de opvang van asielzoekers in het gebouw De Linde mogelijk te maken, overweegt de Afdeling dat bezwaren die betrekking hebben op de aanpassing van dat bestemmingsplan hier niet aan de orde kunnen komen, maar kunnen worden ingebracht in een eventuele procedure over die ontwikkeling.

Over de verkeerstoename heeft de Afdeling in de tussenuitspraak onder 14.2 overwogen dat de raad de verkeerstoename in redelijkheid niet onaanvaardbaar heeft kunnen achten.

Voor zover [appellant sub 1] en de stichting zich keren tegen overwegingen van de tussenuitspraak, overweegt de Afdeling dat zij, behoudens zeer uitzonderlijke gevallen, niet kan terugkomen van een in de tussenuitspraak gegeven oordeel. Een zeer uitzonderlijk geval is hier niet aan de orde, zodat van het in de tussenuitspraak gegeven oordeel moet worden uitgegaan.

De betogen slagen niet.

Conclusie beroepen tegen het herstelbesluit

8.    De beroepen van rechtswege van [appellant sub 1], de stichting en het COA zijn ongegrond.

Proceskosten

9.    Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart de beroepen tegen het besluit van 20 september 2018 gegrond;

II.    vernietigt het besluit van 20 september 2018, voor zover daarin niet is opgenomen dat in het asielzoekerscentrum maximaal 600 asielzoekers kunnen worden opgevangen, begeleid en tijdelijk gehuisvest;

III.    verklaart de beroepen tegen het besluit van 13 februari 2020 ongegrond;

IV.    gelast dat de raad van de gemeente Apeldoorn aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van:

a.    € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) aan [appellant sub 1];

b.    € 338,00 (zegge: driehonderdachtendertig euro) aan Stichting Omwonendenbelang AZC-GGNet.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. A. ten Veen en mr. P.H.A. Knol, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, griffier.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 29 april 2020

418-927.