Uitspraak 202002150/2/R4


Volledige tekst

202002150/2/R4.
Datum uitspraak: 29 april 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

1.    [verzoeker sub 1], wonend te Putten,

2.    [verzoeker sub 2], wonend te Putten,

en

de raad van de gemeente Putten,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 9 januari 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Kom West, herziening Wallenbergstraat" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] beroep ingesteld.

Zij hebben de voorzieningenrechter tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

[verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 1] hebben nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft partijen telefonisch gehoord op 16 april 2020. Aan deze telefonische hoorzitting hebben [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2], bijgestaan door [gemachtigde A], en de raad, vertegenwoordigd door J. Doornbos, deelgenomen. Verder is de Woningstichting Putten, vertegenwoordigd door [gemachtigde B], als partij telefonisch gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.    In verband met de uitbraak van het coronavirus kon in deze zaak een zitting in fysieke vorm niet plaatsvinden. Om die reden zijn partijen telefonisch gehoord.

2.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

3.    Het bestemmingsplan voorziet in twee appartementengebouwen aan de Wallenbergstraat in Putten. Het plangebied wordt thans gebruikt als sportveld. De appartementengebouwen zijn bedoeld voor maximaal 26 sociale huurwoningen. Woningstichting Putten is de initiatiefnemer van de woningbouw.

[verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 1] zijn omwonenden en zij kunnen zich niet verenigen met de voorziene appartementengebouwen.

Spoedeisend belang

4.    De voorzieningenrechter stelt vast dat de Woningstichting Putten van plan is op korte termijn een aanvraag om verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van de appartementengebouwen in te dienen. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat sprake is van een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening.

De voorzieningenrechter zal hierna overgaan tot een voorlopige rechtmatigheidsbeoordeling. Dit betekent dat de voorzieningenrechter een voorlopige beoordeling zal verrichten van de beroepsgronden die in de bodemzaak zijn aangevoerd.

Voorlopige rechtmatigheidsbeoordeling

Formele aspecten

5.    [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] hebben aangevoerd dat een wethouder intimiderend heeft gehandeld en dat belanghebbenden niet voldoende zijn geïnformeerd.

5.1.    Deze betogen zien op de wijze van totstandkoming van het bestreden besluit en staan in zoverre niet in direct verband met de rechtmatigheid van de inhoud van het bestreden besluit. Ook wanneer het betoog dat de besluitvorming onzorgvuldig is verlopen zou slagen, dan behoeft dat op zich nog niet zonder meer tot de uitkomst te leiden dat de inhoud van het bestreden besluit uiteindelijk geen stand kan houden. Daarom ziet de voorzieningenrechter in het ter zake aangevoerde geen aanleiding het bestemmingsplan te schorsen.

Aantasting sportveld en groen

6.    Verder hebben [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] aangevoerd dat de twee appartementengebouwen, waarin het bestemmingsplan voorziet, ten koste gaan van het sportveld, wat in strijd is met gemeentelijk beleid. Omdat er parkeerplaatsen zijn gepland, zullen er ook problemen ontstaan tussen parkeerders en sporters, aldus [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2]. Verder vrezen zij voor het verdwijnen van waardevol groen.

6.1.    De voorzieningenrechter stelt vast dat het plan er niet aan in de weg staat dat, naast de twee appartementengebouwen met parkeerplaatsen, een sportveld behouden blijft. Daarom is van het in strijd met gemeentelijk beleid verdwijnen van een sportveld geen sprake.

Weliswaar zal, na realisatie van de appartementengebouwen, het sportveld, dat thans circa 1.560 m² groot is, niet meer de vroegere omvang hebben, maar naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad dat bij de afweging van belangen aanvaardbaar mogen vinden. Hierbij is van betekenis dat - zoals de raad heeft toegelicht en onbestreden is gebleven - behoefte aan woningbouw bestaat, waaraan door het plan invulling wordt gegeven. Ook neemt de voorzieningenrechter hierbij in ogenschouw dat er planologisch al mogelijkheden bestonden om een andere invulling aan het plangebied te geven, aangezien op grond van het bestemmingsplan "Kom West" uit 2012 hier een woonwagencentrum met 7 standplaatsen is toegestaan. Verder merkt de voorzieningenrechter op dat de raad tijdens de zitting heeft toegelicht dat naar verwachting het sportveld dat na realisatie van de appartementengebouwen overblijft circa 850 m² groot is. Gelet op die omvang geeft de omstandigheid dat er in parkeerplaatsen nabij het sportveld wordt voorzien, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, geen grond om aan te nemen dat het sportveld, na realisatie van het plan, onbruikbaar zou worden.

De voorzieningenrechter stelt verder vast dat de raad tijdens de zitting heeft toegelicht dat een waardevolle boom, een zogenoemde herinneringsboom, langs de Jan Nijenhuisstraat behouden zal blijven en dat er verder geen waardevolle bomen in het plangebied aanwezig zijn. Gelet op deze toelichting, die niet is bestreden, ziet de voorzieningenrechter op voorhand geen aanleiding voor de conclusie dat het plan in dit opzicht niet in stand zou kunnen blijven.

Deze betogen geven geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.

Alternatieve situering appartementengebouw

7.    [verzoeker sub 2] voert aan dat een voorstel van zijn kant voor een alternatieve ligging van het dichtst bij zijn woning voorziene appartementengebouw ten onrechte door de raad is afgewezen.

7.1.    De voorzieningenrechter overweegt dat de raad bij de keuze van een bestemming een afweging dient te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen.

De raad heeft tijdens de zitting toegelicht dat een draai van het appartementengebouw in de door [verzoeker sub 2] gewenste richting tot een stedenbouwkundig onwenselijk situatie leidt. Verder zou dit ertoe leiden dat er een minder groot aantal appartementen gerealiseerd zou kunnen worden dan op grond van het plan het geval is. Voorts zou een groot deel van de nieuwe appartementen bij een keuze voor het door [verzoeker sub 2] voorgestane alternatief hinder ondervinden van bedrijvigheid aan de overzijde van de Jan Nijenhuisstraat.

Gelet op deze toelichting is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de raad in redelijkheid niet voor de aangedragen alternatieve situering heeft hoeven kiezen.

Dit betoog leidt niet tot schorsing van het bestemmingsplan.

Aantasting woon- en leefklimaat

8.    Voorts stellen [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] dat de twee appartementengebouwen hun woon- en leefklimaat zullen aantasten. Zij wijzen daarbij op een aantasting van hun uitzicht vanwege de hoogte van de appartementengebouwen. [verzoeker sub 2] wijst op schaduwhinder. Verder vinden zij dat het plan, dat is bedoeld voor sociale huur, niet bijdraagt aan integratie.

8.1.    De voorzieningenrechter stelt vast dat het plan, ook gezien de toegestane hoogte van de appartementengebouwen, leidt tot enige visuele hinder voor [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] en ook mogelijk tot enige schaduwhinder voor [verzoeker sub 2]. De voorzieningenrechter is evenwel voorshands van oordeel dat de raad deze gevolgen niet onevenredig heeft hoeven vinden. Hierbij is van belang dat de kortste afstand van de voorziene appartementengebouwen tot de woning van [verzoeker sub 2] ongeveer 15 m en tot de woning van [verzoeker sub 1] ongeveer 20 m bedraagt, hetgeen in een stedelijke omgeving relatief grote afstanden zijn.

Verder overweegt de voorzieningenrechter dat [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] niet hebben geconcretiseerd waarom de omstandigheid dat het plan beoogt sociale woningbouw mogelijk te maken aanleiding geeft voor het oordeel dat het plan niet in stand kan blijven.

Deze betogen geven geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.

Conclusie

9.    Nu de voorzieningenrechter ook in de overige beroepsgronden op voorhand geen aanleiding ziet voor het oordeel dat de raad het bestemmingsplan niet heeft mogen vaststellen, zal de voorzieningenrechter de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening afwijzen.

10.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst de verzoeken af.

Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 29 april 2020

418.