Uitspraak 202000708/2/R3


Volledige tekst

202000708/2/R3.
Datum uitspraak: 9 april 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker] en anderen, allen wonend te Sleen,

en

1/ de raad van de gemeente Coevorden,

2/ het college van burgemeester en wethouders van Coevorden,

verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 17 december 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "Zonneakker Haarstdiek, Sleen" vastgesteld.

Bij besluit van 20 december 2019 heeft het college aan Solar Proactive Holding B.V. (hierna: Solar) een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een zonneakker op de locatie, kadastraal bekend gemeente Sleen, sectie R, nummers 326 en 1955.

Deze besluiten zijn gecoördineerd voorbereid en bekendgemaakt.

Tegen beide besluiten hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.

Bij deze brief hebben [verzoeker] en anderen de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft partijen telefonisch gehoord op 24 maart 2020. Aan deze telefonische hoorzitting hebben deelgenomen [verzoeker] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad en het college, vertegenwoordigd door drs. J. Hennessy-Jager. Verder is Solar, vertegenwoordigd door mr. L.P.W. Mensink, advocaat te Amsterdam, als partij telefonisch gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.    In verband met de uitbraak van het coronavirus kon in deze zaak een zitting in fysieke vorm bij de Afdeling niet plaatsvinden. Om die reden zijn partijen door middel van telehoren gehoord.

2.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

3.    De bestreden besluiten maken de oprichting van een zonnepanelenweide mogelijk tussen de Haarstdiek en de Zetelveenweg ten westen van Sleen. Verzoekers wonen in Sleen, ten oosten van de beoogde locatie van de zonneakker. Zij vrezen in het bijzonder milieuhinder te ondervinden als gevolg van de komst van de zonneakker, alsmede een aantasting van hun uitzicht.

Formele aspecten

Omgevingsvergunning uit 2017 en spoedeisend belang

4.    [verzoeker] en anderen hebben aangevoerd dat door het college aan Solar op 16 maart 2017 een omgevingsvergunning voor het oprichten van een zonneakker voor de duur van 10 jaar is verleend. Deze omgevingsvergunning is volgens hen evenwel niet op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. Zij wijzen erop dat de bekendmaking van de verlening van de omgevingsvergunning slechts in het gemeenteblad van de gemeente Coevorden (hierna: het gemeenteblad), raadpleegbaar op de website van de gemeente, is opgenomen. Zij zijn van mening dat vanwege de invloed van de zonneakker op de fysieke leefomgeving de bekendmaking van de omgevingsvergunning uit 2017 tevens in een huis-aan-huisblad had moeten worden opgenomen, dan wel op een andere geschikte wijze had moeten plaatsvinden.

Verder hebben zij betoogd dat de omgevingsvergunning uit 2017 ziet op een andere locatie dan de locatie waarop de bestreden besluiten betrekking hebben.

Gelet op een en ander stellen [verzoeker] en anderen dat de omgevingsvergunning uit 2017 met betrekking tot de betrokken locatie niet in werking is getreden. Zij zijn gelet hierop van mening dat zij een spoedeisend belang hebben bij de beoordeling van hun verzoek inzake de bestreden besluiten.

4.1.    De raad, het college en Solar stellen dat de aan Solar verleende omgevingsvergunning uit 2017 betrekking heeft op dezelfde locatie als de locatie waarop de bestreden besluiten zien en dat deze omgevingsvergunning onherroepelijk is. Bovendien is deze omgevingsvergunning volgens hen door het college op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt en hebben [verzoeker] en anderen geen verschoonbare reden waarom zij niet tegen deze omgevingsvergunning zijn opgekomen. Verder is namens Solar ter zitting aangegeven dat zij sowieso op korte termijn een zonneakker op de betrokken locatie zal oprichten, desnoods met gebruikmaking van de omgevingsvergunning uit 2017, ook al ziet die omgevingsvergunning slechts op een zonnepark met een instandhoudingsduur van 10 jaar. Gelet op een ander betwisten de raad, het college en Solar dat er een spoedeisend belang bestaat bij het verzoek van [verzoeker] en anderen.

4.2.    Ten aanzien van het standpunt van [verzoeker] en anderen dat de omgevingsvergunning uit 2017 niet op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt, overweegt de voorzieningenrechter dat de omgevingsvergunning uit 2017 gericht is tot één of meer belanghebbenden en dat de bekendmaking van een dergelijk besluit op grond van artikel 3:41 van de Awb geschiedt door uitreiking of toezending daarvan aan de aanvrager. Niet gebleken is dat een dergelijke bekendmaking in dit geval niet heeft plaatsgevonden.

Voor zover [verzoeker] en anderen hebben willen betogen dat de kennisgeving van deze bekendmaking niet op correcte wijze is gedaan, gaat de voorzieningenrechter er vooralsnog vanuit dat de kennisgeving op geschikte wijze is gedaan. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat namens het college ter zitting is toegelicht dat het plaatsen van de kennisgeving in het gemeenteblad op de website van de gemeente in overeenstemming is met de gemeentelijke Verordening op de elektronische bekendmaking Coevorden.

4.3.    Voor zover [verzoeker] en anderen hebben betoogd dat de omgevingsvergunning uit 2017 geen betrekking heeft op dezelfde locatie als de onderhavige bestreden besluiten, stelt de voorzieningenrechter vast dat zowel in de omgevingsvergunning uit 2017 als in de thans bestreden besluiten, vermeld is dat de aanvraag de locatie, kadastraal bekend gemeente Sleen, sectie R, nummers 326 en 1955 betreft. Verder volgt ook uit de bouwtekeningen behorend bij de verleende omgevingsvergunning uit 2017 dat sprake is van dezelfde locatie. De voorzieningenrechter acht voorts het standpunt van het college aannemelijk dat in de omgevingsvergunning uit 2017 abusievelijk het adres Watermolendijk 3 te Tynaarlo is genoemd, te meer omdat dit adres het kantooradres van Solar, de aanvrager van de omgevingsvergunning, is. Gelet op een en ander ziet de voorzieningenrechter vooralsnog geen aanleiding om [verzoeker] en anderen in hun standpunt te volgen dat de omgevingsvergunning uit 2017 betrekking heeft op een andere locatie dan de locatie waarop beide bestreden besluiten betrekking hebben.

4.4.    Gelet op het voorgaande is er naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen aanleiding om te twijfelen aan het standpunt van de raad, het college en Solar dat op grond van de in 2017 verleende omgevingsvergunning reeds een zonneakker op de betrokken locatie kan worden opgericht. Nu een schorsing van de in deze procedure bestreden besluiten niet kan voorkomen dat op grond van de omgevingsvergunning uit 2017 ter plaatse een zonneakker kan worden opgericht, is de voorzieningenrechter van oordeel dat met het verzoek geen spoedeisend belang is gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.

Daar komt bij dat de voorzieningenrechter niet de verwachting heeft dat de Afdeling in de bodemprocedure tot het oordeel zal komen dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de zonneakker niet zal leiden tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van [verzoeker] en anderen. Hierbij betrekt de voorzieningenrechter dat op grond van artikel 3, lid 3.2.2, onder c, van de planregels de bouwhoogte van de zonnepanelen niet meer dan 1,5 m mag bedragen. De bouwhoogte van de zonnepanelen, waarop de omgevingsvergunning uit 2017 betrekking heeft, bedraagt maximaal 2,2 m. Voorts is in artikel 3, lid 3.4.2, van de planregels een voorwaardelijke verplichting opgenomen ten behoeve van de landschappelijke inpassing van de zonneakker. Deze landschappelijke inpassing gaat verder dan de landschappelijke inpassing, die in de omgevingsvergunning uit 2017 was voorgeschreven. Ook bedraagt de kortste afstand tussen de woningen van [verzoeker] en anderen en het plangebied ongeveer 150 m.

Conclusie

5.    Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D. Tieleman, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 9 april 2020

817.