Uitspraak 201908558/2/R4


Volledige tekst

201908558/2/R4.
Datum uitspraak: 7 april 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) in het geding tussen:

[verzoeker] en anderen, allen wonend te [woonplaats],

en

de raad van de gemeente Barneveld,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 9 oktober 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "bestemmingsplan Asselseweg II - partiële herziening Buitengebied 2012" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.

Nadien hebben [verzoeker] en anderen de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1.    Partijen waren opgeroepen voor een zitting van de voorzieningenrechter op 26 maart 2020. Vanwege de uitbraak van het coronavirus is de zitting niet doorgegaan. Partijen hebben daarover bericht ontvangen. De voorzieningenrechter heeft schriftelijk vragen aan partijen gesteld over de gestelde spoed. Partijen hebben die vragen beantwoord. De voorzieningenrechter acht zich door de voorhanden gegevens voldoende voorgelicht om uitspraak te kunnen doen over het verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter doet daarom uitspraak zonder zitting.

2.    De partiële herziening voorziet in het herstellen van een aanduiding voor een paardensportevenemententerrein en het opnemen van een aanduiding voor een overloopparkeerterrein aan de [locatie] te Kootwijk. Het perceel wordt geëxploiteerd door [belanghebbende]. [verzoeker] en anderen zijn omwonenden van het perceel.

3.    Met het verzoek om voorlopige voorziening beogen [verzoeker] en anderen te voorkomen dat [belanghebbende] met ingang van april 2020 evenementen organiseert. [belanghebbende] heeft schriftelijk toegezegd dat, gelet op de uitbraak van het coronavirus, alle wedstrijden, evenementen en bijeenkomsten tot 1 juni 2020 geen doorgang vinden. Ook heeft hij schriftelijk gesteld dat hij voor de periode vanaf 1 juni 2020 de richtlijnen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu en de Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie over het organiseren van evenementen zal volgen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er op dit moment met het verzoek geen spoedeisend belang gemoeid, dat het treffen van de verzochte voorziening rechtvaardigt.

4.    Het verzoek dient als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

6.    In de gegeven omstandigheden ziet de voorzieningenrechter aanleiding te bepalen dat de griffier het door [verzoeker] en anderen betaalde griffierecht terugbetaalt.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    wijst het verzoek af;

II.    bepaalt dat de griffier van de Raad van State aan [verzoeker] en anderen het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 174,00 (zegge: honderdvierenzeventig euro) voor de behandeling van het verzoek terugbetaalt.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.C.M. Wijgerde, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 7 april 2020

672.