Uitspraak 201907532/2/R1


Volledige tekst

201907532/2/R1.
Datum uitspraak: 25 maart 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:

[verzoekster], handelend onder de naam [bedrijf], gevestigd te Aalsmeer,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 11 september 2019 in zaak nr. 18/3224 in het geding tussen:

[verzoekster]

en

het college van burgemeester en wethouders van Aalsmeer.

Procesverloop

Bij besluit van 13 maart 2018 heeft het college aan JoiN B.V. een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een logiesgebouw (short stay) voor arbeidsmigranten, het plaatsen van een erfafscheiding, het overkappen ten behoeve van parkeerplaatsen, stalling fietsen, rokersplaats en containers, en het aanleggen van een in- en uitrit op het perceel Japanlaan 9 te Aalsmeer.

Bij uitspraak van 11 september 2019 heeft de rechtbank het door [verzoekster] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft [verzoekster] hoger beroep ingesteld.

[verzoekster] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1.    Partijen waren uitgenodigd voor een zitting op 17 maart 2020. In verband met de uitbraak van het coronavirus kon deze zitting niet doorgaan. Omdat de overgelegde stukken in deze zaak naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende inzicht bieden in de standpunten van partijen en partijen niet in hun belangen worden geschaad, zal de voorzieningenrechter, gelet op het aanwezige spoedeisend belang, uitspraak doen zonder zitting.

2.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

3.    Het verzoek van [verzoekster] strekt tot schorsing van de verleende omgevingsvergunning voor de logiesvoorziening (hierna ook: het Flowerhotel), totdat in de hoofdzaak uitspraak is gedaan. Aan dit verzoek is ten grondslag gelegd dat JoiN met de voorbereidende grondwerkzaamheden voor de bouw van het Flowerhotel is begonnen.

Het bedrijf van [verzoekster] is gevestigd op het bedrijventerrein Green Park, waar ook het Flowerhotel is voorzien. [verzoekster] verzet zich tegen de verleende vergunning, omdat zij vreest dat zij in de bedrijfsvoering zal worden beperkt door de vestiging van een logiesgebouw voor arbeidsmigranten in de nabijheid van haar bedrijf.

4.    De vraag of de rechtbank terecht geen grond heeft gevonden voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid de gevraagde omgevingsvergunning voor de realisering van het logiesgebouw met bijbehorende bouwwerken en werken heeft kunnen verlenen, leent zich niet voor beantwoording in deze procedure en zal in de bodemprocedure onderzocht moeten worden.

Dit betekent dat in deze voorzieningenprocedure moet worden beoordeeld of hetgeen [verzoekster] in hoger beroep naar voren heeft gebracht aanleiding geeft voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat geen omgevingsvergunning voor de bouw van het Flowerhotel mocht worden verleend. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit niet het geval is, zodat het verzoek moet worden afgewezen.

5.    Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat geen grond bestaat voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat het college bij gebreke van een verklaring van geen bedenkingen van de raad van de gemeente Aalsmeer niet bevoegd was om een omgevingsvergunning voor het Flowerhotel te verlenen. In het "Beleid inzake verklaringen van geen bedenkingen door de gemeenteraad van Aalsmeer" heeft de raad bepaald dat geen verklaring van bedenkingen is vereist als de aangevraagde activiteit binnen een door de raad vastgestelde structuurvisie past. Daargelaten of de rechtbank de in dit verband ter zitting aangevoerde beroepsgrond ten onrechte buiten beschouwing heeft gelaten, ziet de voorzieningenrechter in hetgeen [verzoekster] heeft aangevoerd op voorhand geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de realisering van een logiesgebouw voor arbeidsmigranten op deze locatie niet binnen de Structuurvisie ‘Greenpark Aalsmeer 2016’ past.

6.    De voorzieningenrechter ziet evenmin aanleiding om op voorhand aan te nemen dat het Flowerhotel wat betreft de ruimtelijke gevolgen ervan gelijk gesteld moet worden met een woning. Volgens de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften mag in het Flowerhotel uitsluitend nachtverblijf worden verstrekt aan arbeidsmigranten die overwegend werkzaam zijn in Aalsmeer voor een verblijfsperiode van minimaal één week en maximaal zes maanden. Deze vorm van verblijf kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet als voldoende duurzaam worden aangemerkt om een woonkarakter aanwezig te achten.

Gelet daarop ziet de voorzieningenrechter ook geen reden om op voorhand aan te nemen dat hetgeen [verzoekster] heeft aangevoerd over het aspect geluidhinder, zonder meer moet leiden tot de conclusie dat de omgevingsvergunning niet verleend mocht worden.

7.    Hetgeen [verzoekster] naar voren heeft gebracht over de berekening van de parkeerbehoefte van het Flowerhotel acht de voorzieningenrechter op voorhand onvoldoende om tot het oordeel te komen dat de rechtbank heeft miskend dat met de aanleg van de voorziene 65 parkeerplaatsen op het perceel in onvoldoende parkeerplaatsen wordt voorzien. In de aan het besluit ten grondslag liggende ruimtelijke onderbouwing is in paragraaf 5.3 ingegaan op het onderwerp parkeren. Het college heeft verder in hoger beroep in zijn schriftelijke uiteenzetting, met verwijzing naar de daarbij overgelegde notitie van parkeeradviesbureau Spark, een nadere toelichting gegeven op de berekening van de parkeerbehoefte van het Flowerhotel. Het college heeft toegelicht dat zowel het bestemmingsplan als de Nota Parkeernormen als de CROW-normen niet voorzien in parkeernormen voor een logiesvoorziening voor arbeidsmigranten zoals hier aan de orde en dat dit betekent dat het berekenen van de parkeerbehoefte maatwerk is. Om die reden heeft het bureau Spark een onderzoek uitgevoerd naar de parkeerbehoefte voor een arbeidsmigrantenhotel in Aalsmeer. Het college heeft de te verwachten parkeerbehoefte van het Flowerhotel mede op basis van de uitkomsten van dit onderzoek vastgesteld. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om op voorhand aan te nemen dat het college dit niet heeft kunnen doen.

8.    De overige door [verzoekster] in hoger beroep aangevoerde gronden, die zien op de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking en de deugdelijkheid van de aan het besluit ten grondslag gelegde belangenafweging, bieden naar het oordeel van de voorzieningenrechter eveneens onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat het besluit van 13 maart 2018 in de bodemprocedure niet in stand zal blijven.

9.    Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en de betrokken belangen in aanmerking genomen, bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. Daarbij wijst de voorzieningenrechter erop dat een houder van een verleende vergunning, zolang deze niet in rechte onaantastbaar is, op eigen risico daarvan gebruik maakt, ook als het verzoek als thans aan de orde wordt afgewezen.

10.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Deen, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2020

604.