Uitspraak 201804475/1/V2


Volledige tekst

201804475/1/V2.
Datum uitspraak: 9 maart 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 30 april 2018 in zaak nr. 16/23710 in het geding tussen:

[de vreemdeling]

en

de staatssecretaris.

Procesverloop

Bij besluit van 11 oktober 2016 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

Bij uitspraak van 30 april 2018 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van wat in de uitspraak is overwogen.

Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.

De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.M.J.M. Louwerse, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en incidenteel hoger beroep ingesteld.

De vreemdeling heeft nadere stukken ingediend.

Overwegingen

1.    De staatssecretaris heeft de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen omdat hij niet geloofwaardig acht dat de vreemdeling uit Zuid-Somalië, meer specifiek uit de plaats Koraly/Quracleey (hierna: Koraly), komt. Hij heeft hieraan een taalanalyse van het Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (hierna: het TOELT) ten grondslag gelegd, waarin het TOELT concludeert dat de vreemdeling eenduidig niet is te herleiden tot de spraakgemeenschap in Zuid/Centraal-Somalië. De vreemdeling heeft hiertegen een contra-expertise van De Taalstudio ingebracht, waarin een expert van De Taalstudio (hierna: XFTP) concludeert dat er geen twijfel is dat zij gedurende lange tijd in Zuid-Somalië heeft gewoond, en dat het 'highly possible' is dat zij uit de plaats Koraly komt. Het TOELT en De Taalstudio hebben daarna verschillende keren op elkaar gereageerd.

Incidenteel hoger beroep

2.    Het incidenteel hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het incidenteel hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).

2.1.    Het incidenteel hoger beroep is ongegrond.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

3.    Het betoog van de vreemdeling dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat de staatssecretaris door het instellen van hoger beroep kan wachten met het nemen van een nieuw besluit en zodoende het nuttig effect aan artikel 46, derde lid, van de Procedurerichtlijn zou ontnemen, slaagt niet. Het hoger beroep heeft immers geen automatisch schorsende werking.

3.1.    Bovendien zou honoreren van dit betoog erop neerkomen dat de staatssecretaris nooit hoger beroep kan instellen in zaken waarop de Procedurerichtlijn van toepassing is. De Procedurerichtlijn en de rechtspraak van het Hof van Justitie, waaronder het arrest van 25 juli 2018, Alheto, ECLI:EU:C:2018:584, bieden hiervoor geen aanknopingspunt. Daarom is er geen reden om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie.

Hoger beroep

4.    In de enige grief klaagt de staatssecretaris dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de contra-expertise op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Ook klaagt hij dat de rechtbank in het verlengde daarvan ten onrechte heeft overwogen dat gelet op de tegengestelde uitkomst van de contra-expertise de taalanalyse in dit geval geen bruikbaar hulpmiddel is bij de beoordeling van de herkomst van de vreemdeling. De staatssecretaris betoogt onder meer dat de rechtbank eraan is voorbijgegaan dat de conclusie van XFTP over de herkomst van de vreemdeling niet logisch volgt uit zijn bevindingen, en dat XFTP zijn aanname over het gangbare spraakgebruik in Koraly ten onrechte heeft gebaseerd op eigen onderzoek waarbij hij geluidsopnames voor taalanalyses heeft gebruikt uit andere asielprocedures, waarin nu juist de herkomst van de vreemdeling niet vaststond.

4.1.    Het betoog dat de rechtbank eraan is voorbijgegaan dat de conclusie van XFTP over de herkomst van de vreemdeling niet logisch volgt uit zijn bevindingen, slaagt. Ook volgens XFTP heeft de uitspraak en de grammatica van de vreemdeling meer noordelijke kenmerken dan wat van een inwoner van Koraly mag worden verwacht. XFTP heeft hier geen deugdelijke verklaring voor gegeven. De staatssecretaris betoogt terecht dat de vreemdeling naar eigen zeggen is geboren en getogen in Koraly en daar 24 jaar heeft gewoond, en dat van haar daarom mag worden verwacht dat zij spreekt volgens het in Koraly gangbare spraakgebruik. Dat de vreemdeling een echtgenoot heeft uit Noord-Somalië en twee keer één maand met hem in Ethiopië heeft verbleven en na haar vertrek uit Somalië in 2015 zes maanden in Kenia heeft verbleven, vormt - anders dan de rechtbank heeft overwogen - daarom geen afdoende verklaring voor het meer dan gebruikelijke aantal noordelijke elementen in haar spraakgebruik. De staatssecretaris wijst er in dit verband terecht op dat de vreemdeling slechts twee keer een maand bij haar echtgenoot in Ethiopië heeft verbleven, en in het taalanalysegesprek is gevraagd om in haar moedertaal te spreken.

4.2.    De staatssecretaris betoogt ook terecht dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat XFTP gemotiveerd heeft uiteengezet dat de gemiddelde inwoner van Koraly een mix van Benaadir-dialecten met Daarood-elementen van het Xawaadle-dialect zou moeten spreken. De rechtbank heeft niet onderkend dat de door XFTP gebruikte geluidsopnames van het TOELT uit eerdere asielprocedures geen betrouwbare bron zijn. Geluidsopnames worden in asielprocedures immers alleen gemaakt als wordt getwijfeld aan de gestelde herkomst van een vreemdeling, en geven daarom een onjuist, dan wel onvolledig beeld van het gangbare spraakgebruik in een bepaald gebied. Dat XFTP, zoals de rechtbank heeft overwogen, ook gebruik heeft gemaakt van andere bronnen, maakt dit niet anders. XFTP heeft zijn aanname over het heersende spraakgebruik in Koraly immers in elk geval deels gebaseerd op geluidsopnames van vreemdelingen van wie de herkomst niet vaststond.

4.3.    De rechtbank heeft kortom ten onrechte overwogen dat de contra-expertise op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Zij heeft in het verlengde hiervan ook ten onrechte overwogen dat de taalanalyse in dit geval geen bruikbaar hulpmiddel is bij de beoordeling van de juistheid van de verklaring van de vreemdeling dat zij uit Zuid-Somalië komt. De grief slaagt.

Slotsom

5.    Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. De Afdeling wijst de zaak naar de rechtbank terug om door haar te worden behandeld, waarbij zij het oordeel van de Afdeling in deze uitspraak in acht neemt (artikel 8:115, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb). De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het hoger beroep gegrond;

II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 30 april 2018 in zaak nr. 16/23710;

III.    wijst de zaak naar de rechtbank terug.

Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. E. Steendijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier.

w.g. Troostwijk    w.g. Prins
voorzitter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2020

307-894.