Uitspraak 201803354/3/R1


Volledige tekst

201803354/3/R1.
Datum uitspraak: 26 februari 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,

en

de raad van de gemeente Haarlemmermeer,

verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 19 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4157 heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen zestien weken na verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 25 januari 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Hoofddorp Oude Raadhuis" te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.

De raad heeft ter uitvoering van de tussenuitspraak van 19 december 2018 op 4 april 2019 de notitie "Nadere motivering vastgesteld bestemmingsplan Hoofddorp Oude Raadhuis" vastgesteld.

Bij tweede tussenuitspraak van 31 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2614 (hierna: de tussenuitspraak) heeft de Afdeling naar aanleiding van de zienswijze van [appellant] tegen de nadere motivering van de raad van 4 april 2019 nogmaals opgedragen om binnen zestien weken na verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 25 januari 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Hoofddorp Oude Raadhuis" te herstellen. Deze tweede tussenuitspraak is eveneens aangehecht.

De raad heeft ter uitvoering van de tweede tussenuitspraak op 14 november 2019 de notitie "Vastgesteld bestemmingsplan Hoofddorp Oude Raadhuis, tweede nadere motivering wegens beroep" vastgesteld.

[appellant] is in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen over de wijze waarop het gebrek volgens de raad met de nadere motivering van 14 november 2019 is hersteld. [appellant] heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.

De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Inleiding

1.    Het bestemmingsplan voorziet in een verruiming van de gebruiksmogelijkheden van het perceel Hoofdweg 675 in Hoofddorp. Op dit perceel staat het "Oude Raadhuis", gebouwd in 1867, in eigendom van de gemeente en in 1999 aangewezen als rijksmonument. Het gebouw is sinds 1982 in gebruik als cultureel centrum met op de eerste verdieping een theaterzaal van Schouwburg De Meerse. Deze theaterzaal biedt ruimte aan ongeveer 100 bezoekers. Met het bestemmingsplan wordt naast de theaterfunctie onder meer voorzien in zelfstandige horeca op de begane grond met een beperkte terrasfunctie in een deel van de bij het gebouw behorende tuin. [appellant] woont naast het Oude Raadhuis aan de [locatie] en kan zich niet verenigen met de voorziene zelfstandige horecafunctie. Hij vreest hierdoor een aantasting van zijn woon- en leefklimaat.

De eerste tussenuitspraak

2.    In overweging 7.3 van de eerste tussenuitspraak staat onder meer dat de raad niet inzichtelijk heeft gemaakt hoeveel extra verkeersbewegingen de op de benedenverdieping voorziene horecafunctie zal genereren. Daarnaast heeft de Afdeling in 7.3 geoordeeld dat de raad evenmin inzichtelijk heeft gemaakt in hoeverre hij de gevolgen van de extra verkeersbewegingen aanvaardbaar acht met het oog op de verkeersafwikkeling (van auto- en vrachtverkeer) en de verkeersveiligheid van auto- en fietsverkeer in de directe omgeving van het plangebied. Om deze redenen heeft de Afdeling geoordeeld dat het bestreden besluit in zoverre niet met de ingevolge artikel 3:2 van de Awb vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.

2.1.    Met toepassing van artikel 8:51d van de Awb heeft de Afdeling de raad opgedragen alsnog inzichtelijk te maken hoeveel verkeersbewegingen (auto- en vrachtverkeer) de voorziene horecafunctie genereert en deugdelijk te motiveren wat de gevolgen daarvan zijn voor de verkeersafwikkeling en de verkeersveiligheid van het auto- en fietsverkeer in de directe omgeving van het plangebied.

2.2.    Gelet op wat in overweging 7.3 van de tussenuitspraak is overwogen, is het besluit van 25 januari 2018 in strijd met artikel 3:46 van de Awb vastgesteld. Het beroep is gegrond. Het besluit van 25 januari 2018 dient te worden vernietigd.

De tweede tussenuitspraak

3.    In overweging 3.4 van de tweede tussenuitspraak staat dat [appellant] terecht heeft aangevoerd dat uit de nadere motivering van 4 april 2019 niet kon worden opgemaakt of het vrachtverkeer was betrokken bij de berekende verkeersgeneratie als gevolg van de voorziene horecafunctie.

3.1.    Verder is in overweging 3.5 van de tweede tussenuitspraak overwogen dat [appellant] terecht heeft aangevoerd dat uit de nadere motivering van 4 april 2019 niet kon worden afgeleid hoe de raad tot de conclusie was gekomen dat de gestelde minimale toename van minder dan 1% ten opzichte van de huidige verkeersstromen op de wegen in de omgeving niet significant zou zijn. Zo werd niet vermeld hoeveel verkeersbewegingen in de bestaande situatie in en om het plangebied plaatsvinden. Evenmin werd inzichtelijk gemaakt of bij de toename van 1% was uitgegaan van 84 of 106 motorvoertuigen en of daarbij ook rekening was gehouden met het vrachtverkeer. Verder was de bestaande verkeersituatie (waaronder de verkeersveiligheid en -afwikkeling) niet inzichtelijk gemaakt.

3.2.    Vanwege voormelde onduidelijkheden in de nadere motivering van 4 april 2019 kon naar het oordeel van de Afdeling (nog steeds) niet worden beoordeeld of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de voorziene horecafunctie geen onaanvaardbare gevolgen voor de verkeersafwikkeling en de verkeersveiligheid van het auto- en fietsverkeer in de directe omgeving van het plangebied veroorzaakt. Met toepassing van artikel 8:51d van de Awb heeft de Afdeling de raad wederom opgedragen dit alsnog inzichtelijk te maken.

De nadere motivering van 14 november 2019

Bestaande situatie

4.    In de nadere motivering van 14 november 2019 heeft de raad uiteengezet dat in de bestaande situatie de theaterfunctie inclusief de ondergeschikte horecafunctie 36 verkeersbewegingen per weekdag genereert, waarvan gemiddeld 1 motorvoertuigbeweging wordt veroorzaakt door vrachtverkeer vanwege vuilafvoer en bevoorrading in verband met de ondergeschikte horecafunctie. De gegevens zijn afkomstig van de huidige exploitant van het theater. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid heeft mogen uitgaan van de gegevens aangeleverd door de huidige exploitant van het theater.

Het betoog faalt in zoverre.

Nieuw planologisch voorziene situatie

4.1.    De nieuw planologisch voorziene situatie van het Oude Raadhuis (theater en zelfstandige horecafunctie) zal volgens de raad in totaal 86 - 108 verkeersbewegingen per weekdag genereren, waarvan twee verkeersbewegingen bestaan uit vrachtverkeer.

Vrachtverkeer

4.1.1.    De Afdeling begrijpt de motivering van de raad aldus dat het aandeel aan vrachtverkeer enerzijds wordt gegenereerd door de bevoorrading en anderzijds door vuilafvoer in verband met de bestaande theaterfunctie en de voorziene zelfstandige horecafunctie. Ter onderbouwing van de geraamde toename aan vrachtverkeer staat in de nadere motivering dat de CROW geen verkeerscijfers kent voor bevoorradingsverkeer van restaurants. Om die reden is ten aanzien van de bevoorrading van de zelfstandige horecafunctie aansluiting gezocht bij de normen voor vrachtverkeer bij een supermarkt in de CROW-publicatie nr. 256 (thans: "Kencijfers Parkeren en Verkeergeneratie publicatie, nr. 317") met de kanttekening dat een supermarkt redelijkerwijs veel meer vrachtverkeer als gevolg van bevoorradingsverkeer genereert dan een restaurant. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad bij het ontbreken van concrete normen voor de generatie van vrachtverkeer bij restaurants redelijkerwijs niet heeft kunnen aansluiten bij de ruimere normen voor vrachtverkeer bij een supermarkt als geformuleerd in de CROW-publicatie nr. 256.

4.1.2.    In CROW publicatie nr. 256 staat dat het vrachtverkeer doorgaans verwaarloosbaar is voor de verkeersgeneratie van een supermarkt en dat als vuistregel 0,3 vrachtautobewegingen per 100 m2 verkoopvloeroppervlak per werkdag wordt gehanteerd. Uitgaande van deze vuistregel zou 330 m2  - volgens de raad het brutovloeroppervlak van de begane grond alwaar gelet op artikel 3, lid 3.1, onder e, van de planregels is voorzien in zelfstandige horeca - afgerond 1 extra vrachtverkeerbeweging per dag opleveren.

4.1.3.    Verder zal de afvoer van afval volgens de raad naar verwachting vier keer per maand met vrachtverkeer plaatsvinden.

4.1.4.    In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling, gelet op het voorgaande, geen aanleiding voor het oordeel dat de aanname van de raad dat de voorziene zelfstandige horecafunctie 1 extra vrachtwagenverkeersbeweging per weekdag ten opzichte van de bestaande situatie oplevert onrealistisch is. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de raad heeft toegelicht dat de voorziene horecafunctie minder vrachtverkeer dan een supermarkt genereert, omdat bij een horecagelegenheid minder grote voorraden worden aangelegd en een minder grote omloopsnelheid plaatsvindt dan bij een supermarkt. Deze aanname komt de Afdeling niet onredelijk voor.

Voor zover [appellant] betoogt dat met de vuistregel van 0,3 vrachtverkeersbeweging per 100 m2 in de CROW-norm publicatie nr. 256 wordt miskend dat één vrachtwagen minimaal twee extra verkeersbewegingen per dag aan vrachtverkeer genereert, overweegt de Afdeling het volgende. [appellant] stelt op zichzelf bezien terecht dat als een vrachtwagen ter bevoorrading het terrein van het Oude Raadhuis oprijdt, deze dezelfde dag ook weer van het terrein af zal rijden. De gehanteerde CROW norm gaat uit van de vuistregel dat 100 m2 verkoopvloeroppervlak bij een supermarkt 0,3 vrachtautobewegingen per dag oplevert, oftewel (afgerond) gemiddeld 1 bevoorrading per 100 m2 per week bestaande uit twee verkeersbewegingen. Uitgaande van 330 m2 zelfstandige horeca komt voormelde vuistregel er in het voorliggende geval dus op neer dat (afgerond) ongeveer eens per 2 dagen een vrachtwagen met bevoorrading het terrein van het Oude Raadhuis zal op- en afrijden.

Het betoog faalt.

Conclusie verkeersgeneratie nieuw planologisch voorziene situatie

4.2.    In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raming van de raad dat de planologisch voorziene gebruiksmogelijkheden van het Oude Raadhuis in totaal 86 - 108 verkeersbewegingen per weekdag genereren niet representatief zou zijn. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking het betoog van de raad dat de totale verkeersgeneratie van de voorziene horecafunctie ook minder kan zijn, omdat het kan voorkomen dat de theaterbezoekers voorafgaand aan een voorstelling gebruik zullen maken van de eveneens ter plaatse voorziene zelfstandige horecagelegenheid. Een invulling van de voorziene planologische mogelijkheden die naar het oordeel van de Afdeling voor de hand ligt.

Het betoog faalt.

4.3.    Voor zover [appellant] betoogt dat de raad bij de geraamde verkeersbewegingen door bezoekers geen rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat het aantal bezoekers in een weekend of andere openingsdag toeneemt hetgeen resulteert in veel meer verkeersbewegingen dan thans geraamd, overweegt de Afdeling het volgende. De raad gebruikt de termen werkdag en weekdag weliswaar door elkaar in zijn nadere motivering, maar blijkens de motivering van de raad van 4 april 2019 is de raad bij de berekening van de verkeersgeneratie als gevolg van de bezoekers van de zelfstandige horecafunctie uitgegaan van een bezettingsgraad van het restaurant van 100% gedurende de dag met een openingsframe van 10 tot 12 uur. De raad is dus reeds uitgegaan van een maximale bezetting van het restaurant.

Het betoog faalt.

Verkeersveiligheid- en afwikkeling

5.    De Afdeling begrijpt het standpunt van de raad verder aldus dat de extra verkeersbewegingen die de voorziene horecafunctie zal genereren volgens hem geen onaanvaardbare gevolgen zullen hebben voor de verkeersveiligheid- en afwikkeling van het auto- en fietsverkeer in en om het plangebied. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking de geringe omvang van het aantal extra verkeersbewegingen dat de voorziene horecafunctie naar verwachting zal genereren. Voorts neemt de Afdeling in aanmerking dat de raad stelt dat het verkeer ten behoeve van het Oude Raadhuis zich voor parkeergelegenheid niet primair zal richten tot de parkeergelegenheid in het Oude Buurtje - de achterliggende woonwijk - vanwege de beschikbaarheid van parkeergelegenheid in het centrum van Hoofddorp en de aanwezigheid van elektronische middelen die de actuele beschikbaarheid van de parkeergelegenheid in het centrum weergeven. Gezien de aanwezige parkeerplaatsen op het terrein van het Oude Raadhuis zelf en de ligging van het plangebied ten opzichte van het centrum van Hoofddorp acht de Afdeling deze stellingname van de raad aannemelijk. Dat in de praktijk een incidentele bezoeker van het Oude Raadhuis zich desalniettemin zal richten tot de parkeergelegenheid in het "Oude Buurtje", acht de Afdeling bovendien niet onredelijk. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de wijk het Oude Buurtje, waarin de woning van [appellant] ligt, grenst aan het centrum van Hoofddorp en dat die omstandigheid redelijkerwijs met zich brengt dat [appellant] een zekere mate van overlast door verkeersdrukte moet aanvaarden. Met name ten tijde van koopavonden, weekenden en andere publiek trekkende dagen.

5.1.    Voor zover [appellant] in zijn zienswijze betoogt dat geen rekening is gehouden met een tweede horecagelegenheid aan de Hoofdweg Oostzijde, overweegt de Afdeling het volgende. De Afdeling begrijpt [appellant] aldus dat hij doelt op het Fort bij Hoofddorp aan de Hoofdweg 739 op ongeveer 500 meter afstand van het plangebied. Op 5 januari 2018 is ten behoeve van de percelen Hoofdweg 737A en 739 een omgevingsvergunning verleend voor de transformatie van het fortgebouw en de vestiging van een restaurant met bijbehorend terras ter plaatse. [appellant] heeft naar het oordeel van de Afdeling onvoldoende geconcretiseerd waarom deze ontwikkeling op een aanzienlijke afstand van het Oude Raadhuis directe gevolgen heeft voor de verkeersveiligheid en -afwikkeling van fiets- en autoverkeer in het plangebied en de directe omgeving daarvan.

Het betoog faalt.

5.2.    Voor zover [appellant] nog heeft gewezen op een verkeersongeluk in de directe omgeving van het plangebied, overweegt de Afdeling dat dit voorval nog niet maakt dat de verkeersveiligheid in en om het plangebied reeds in de bestaande situatie onaanvaardbaar is.

Het betoog faalt.

Nadere argumenten

6.    Voor zover [appellant] nadere argumenten aanvoert ten aanzien van geluid, behoefte en parkeren volstaat de Afdeling naar hetgeen zij reeds in overweging 3.6 van de eerste tussenuitspraak heeft overwogen.

Conclusie

7.    Gezien het vorenstaande ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb te bepalen dat de rechtsgevolgen van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan "Hoofddorp Oude Raadhuis" in stand blijven.

Proceskosten

8.    Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het beroep tegen het besluit van de gemeente Haarlemmermeer van 25 januari 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Hoofddorp Oude Raadhuis" gegrond;

II.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Haarlemmermeer tot vaststelling van het bestemmingsplan "Hoofddorp Oude Raadhuis";

III.    bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven;

IV.    gelast dat de raad van de gemeente Haarlemmermeer aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. R.J.J.M. Pans, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Koziolek-Stoof, griffier.

w.g. Pans    w.g. Koziolek-Stoof
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2020

749.