Uitspraak 201900859/1/A3


Volledige tekst

201900859/1/A3.
Datum uitspraak: 26 februari 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te Zegveld, gemeente Woerden,

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 14 december 2018 in zaak nr. 18/569 in het geding tussen:

[appellante], Free Heart B.V., Free Heart Vastgoed B.V. en Free Heart Holding B.V.

en

het college van gedeputeerde staten van Utrecht.

Procesverloop

Bij besluit van 14 augustus 2017 heeft het college aan [appellante] een last onder dwangsom en een preventieve last onder dwangsom opgelegd.

Bij besluit van 19 december 2017 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 14 december 2018 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

Het college en [belanghebbende] hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellante] heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 januari 2020, waar [appellante], bijgestaan door [gemachtigde A], en het college, vertegenwoordigd door mr. G. Bellomo en M. Tans, zijn verschenen. Verder is ter zitting [belanghebbende], bijgestaan door [gemachtigde B], gehoord.

Overwegingen

1.    De van belang zijnde bepalingen uit de Verordening natuur en landschap provincie Utrecht 2017 (hierna: Vnl) zijn opgenomen in de aangehechte bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.

2.    Op 27 mei 2017 heeft een toezichthouder bij de Regionale Uitvoeringsdienst Utrecht een controle uitgevoerd bij Buitenplaats De Blauwe Meije op het perceel Meije 300 te Zegveld. Tijdens die controle is onder meer een bord met tekst rechts van de inrit waargenomen en een spandoek met tekst op de muur van de schuur. Omdat dit volgens het college in strijd is met artikel 5.2.1 van de Vnl, heeft het college [appellante] twee lasten onder dwangsom opgelegd. Allereerst heeft het gelast de in strijd met de Vnl aanwezige borden, vlaggen, spandoeken, informatiezuilen dan wel objecten te verwijderen en verwijderd te houden onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per week met een maximum van € 5.000,00. Ten tweede heeft het college [appellante] gelast er zorg voor te dragen dat overtreding van artikel 5.2.1 van de Vnl wordt voorkomen op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per overtreding met een maximum van € 5.000,00.

3.    [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat zij haar beroep niet heeft gemotiveerd.

3.1.    In het beroepschrift heeft [appellante] verwezen naar haar bezwaarschrift en betoogd dat de inhoud daarvan als herhaald en ingelast moet worden beschouwd. De rechtbank heeft terecht onder verwijzing naar vaste rechtspraak van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 4 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2240) overwogen dat het college in het besluit op bezwaar, onder verwijzing naar het advies van de Awb-adviescommissie, is ingegaan op de door haar aangevoerde bezwaargronden en dat [appellante] niet heeft vermeld waarom de weerlegging van die bezwaren onjuist is. Verder heeft de rechtbank de wel gemotiveerde beroepsgronden beoordeeld.

Het betoog faalt.

4.    [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de tweede last onder dwangsom geen onderdeel uitmaakt van de procedure omdat zij hierover niets in het beroepschrift zou hebben aangevoerd maar voor het eerst op zitting hiertegen heeft geageerd.

4.1.    Weliswaar heeft [appellante] in haar pro forma beroepschrift vermeld tegen beide lasten onder dwangsom op te komen, maar in de aanvulling van de gronden zijn geen inhoudelijke argumenten aangevoerd die zijn gericht tegen de tweede last onder dwangsom. Zij heeft voor het eerst op de zitting bij de rechtbank inhoudelijke gronden aangevoerd door te verwijzen naar haar bezwaargronden. De rechtbank heeft terecht onder verwijzing naar vaste rechtspraak van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 29 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1817) het pas ter zitting aanvoeren van gronden tegen de tweede last onder dwangsom in strijd met de goede procesorde geacht.

Het betoog faalt.

5.    [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college ten onrechte de lasten onder dwangsom heeft opgelegd. Volgens haar is artikel 5.2.1 van de Vnl geen algemeen verbod. Van handhavend optreden had moeten worden afgezien omdat zowel het bord bij de inrit als het spandoek onder een vrijstelling vallen en omdat er concreet zicht op legalisatie bestaat. Over het bord voert [appellante] aan dat niet is onderzocht of reguliere bewegwijzering door de gemeente Woerden is uitgesloten. Volgens haar is dat het geval, aangezien de gemeente geen modelborden kent. Over het spandoek voert zij aan dat het betrekking heeft op haar bedrijf Buitenplaats De Blauwe Meije en de activiteiten die daar plaatsvinden. De naam van het bedrijf is vermeld op het spandoek. De rechtbank heeft zich ten onrechte alleen gericht op het terras en niet op de activiteiten van het bedrijf die plaatsvinden in het gebouw, aldus [appellante].

5.1.    Zoals volgt uit hetgeen hiervoor onder 4.1 is overwogen maakt de tweede last onder dwangsom geen onderdeel uit van deze procedure.

5.2.    De rechtbank heeft terecht overwogen dat artikel 5.2.1 van de Vnl een algemeen verbod inhoudt om onder meer borden en spandoeken te plaatsen. Het college kan hiervan ingevolge artikel 5.6.2 van de Vnl geen ontheffing verlenen. Dat er vrijstellingen van dit verbod zijn opgenomen in de artikelen 5.2.2 en 5.2.3 van de Vnl maakt niet dat artikel 5.2.1 van de Vnl geen algemeen verbod is. De gevallen die in de artikelen 5.2.2 en 5.2.3 van de Vnl worden genoemd, vallen namelijk niet onder dat verbod. Nu er geen ontheffing kan worden verleend van het algemene verbod, kan er ook geen zicht op legalisatie bestaan als het gaat om overtreding van artikel 5.2.1 van de Vnl, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen.

5.3.    Ingevolge artikel 5.2.3, aanhef, onder 3 en onder a, van de Vnl geldt het in artikel 5.2.1 bedoelde verbod niet voor één enkel-, tweezijdig, of sandwichbord bij een inrit […], mits onder meer reguliere bewegwijzering als bedoeld in lid 7 door de betrokken wegbeheerder is uitgesloten.

Ter zitting bij de Afdeling is gebleken dat de route naar Buitenplaats De Blauwe Meije met op de openbare weg geplaatste bewegwijzeringsborden is aangegeven. Nu er reguliere bewegwijzering is, geldt het algemene verbod om een bord bij de inrit te plaatsen. Aldus is het bord bij de inrit niet vrijgesteld op grond van voormelde bepaling.

5.4.    Op grond van het bepaalde in artikel 5.2.3, aanhef en onder 1, van de Vnl geldt het in artikel 5.2.1 van de Vnl bedoelde verbod onder voorwaarden niet voor onder meer spandoeken die uitsluitend betrekking hebben op een beroep, bedrijf of dienst, niet zijnde de levering van motorbrandstoffen, uitgeoefend of verleend in het daarvoor als zodanig bestemde gebouw. Uit deze bepaling volgt, zoals in de toelichting op deze bepaling is vermeld, dat er een relatie moet bestaan tussen het spandoek en de functie van het gebouw.

Op het spandoek waar het hier om gaat staat de volgende tekst: "De Blauwe Meije: terras aan het water, 7 dagen open". Ter zitting bij de Afdeling is gebleken dat de consumpties die op het terras worden genuttigd, in de hooimijt worden bereid. Het spandoek hangt echter op een ander gebouw. In dat gebouw zijn weliswaar een spoelkeuken en toilet voor bezoekers aanwezig, maar dit is onvoldoende gerelateerd aan de horeca-activiteiten die plaatsvinden op het terras. De rechtbank heeft terecht overwogen dat "terras aan het water" niets zegt over de functie van het gebouw waaraan het spandoek hangt. Anders dan [appellante] stelt, zegt "De Blauwe Meije" dat evenmin, aangezien dat slechts de naam is van de gehele inrichting. Uit de naam volgt niet welke dienst in het gebouw wordt geleverd waaraan het spandoek hangt. De rechtbank heeft dus terecht geconcludeerd dat het spandoek niet is vrijgesteld krachtens het bepaalde in artikel 5.2.3, aanhef en onder 1, van de Vnl.

5.5.    Het betoog faalt.

6.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzitter, en mr. F.C.M.A. Michiels en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Niane-van de Put, griffier.

w.g. Hoekstra    w.g. Niane-van de Put
voorzitter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2020

805.

BIJLAGE

Vnl

Artikel 5.2.1 Verbod

Het is verboden om borden, vlaggen, spandoeken, informatiezuilen en objecten, in welke vorm ook, te plaatsen, doen plaatsen, aan te brengen, of geplaatst, dan wel aangebracht te houden, of als eigenaar of andere zakelijk gerechtigde of gebruiker van enige onroerende zaak plaatsing op, aan of tegen die onroerende zaak toe te staan of te gedogen.

Artikel 5.2.2 Algemene vrijstellingen

Het verbod bedoeld in artikel 5.2.1, geldt niet voor:

a. borden waarvoor in de Provinciale Ruimtelijke Verordening van de provincie Utrecht algemene regels zijn opgenomen;

b. borden, vlaggen, spandoeken, informatiezuilen of objecten, die niet zichtbaar zijn vanaf een voor het publiek toegankelijke plaats;

c. borden, spandoeken, vlaggen, informatiezuilen of objecten, die zich in het inwendige deel van een onroerende zaak bevinden en

d. kunstuitingen.

Artikel 5.2.3 Specifieke vrijstellingen

Het in artikel 5.2.1 bedoelde verbod geldt niet:

1. voor één of meer plat tegen de gevel geplaatste borden en spandoeken, dan wel één direct voor een gebouw geplaatst bord, die uitsluitend betrekking hebben op een beroep, bedrijf of dienst, niet zijnde de levering van motorbrandstoffen, uitgeoefend of verleend in het daarvoor als zodanig bestemde gebouw, mits zij:

a. zich bevinden op het betreffende erf of bouwperceel

b. niet boven de goot- of dakrand uitsteken, en

c. het oppervlak van het direct voor het gebouw geplaatste bord maximaal 2 m2 bedraagt.

[…]

3. voor één enkel-, tweezijdig, of sandwichbord bij een inrit, dat uitsluitend betrekking heeft op de gezamenlijke beroepen, bedrijven of diensten, niet zijnde de levering van motorbrandstoffen, uitgeoefend of verleend in een als zodanig bestemd gebouw op het door de inrit ontsloten perceel, mits:

a. reguliere bewegwijzering als bedoeld in lid 7 door de betrokken wegbeheerder is uitgesloten, en

b. het bord is geplaatst binnen 5 m van de inrit, en

c. een maximale hoogte boven maaiveld heeft van 1,50 m, en

d. een maximaal oppervlak heeft van 2 m2 óf twee borden met ieder een maximaal oppervlak van 0,5 m2 waarbij de maximale hoogte boven maaiveld 1 meter is.

[…]

7. voor borden langs een provinciale of gemeentelijke weg, die verwijzen naar een toeristische bezienswaardigheid, een toeristisch overstappunt, dan wel een beroep, bedrijf of dienst, uitgeoefend in of op een onroerende zaak in de nabijheid van die borden, mits deze borden geplaatst zijn door en/of volgens de voorschriften van de betrokken wegbeheerder en voldoen aan het model, dat opgenomen is in

a. het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, of

b. de Richtlijn toeristische bewegwijzering, of

c. de Richtlijn bewegwijzering.

[…]

Artikel 5.2.4 Algemene voorwaarden bij vrijstellingen

1. De vrijstellingen in deze paragraaf gelden slechts voor zover de aanduidingen op de betreffende borden, spandoeken, vlaggen, informatiezuilen en objecten een feitelijke betekenis hebben; met uitzondering van kunstuitingen.

2. De borden, spandoeken, vlaggen, informatiezuilen en objecten met inbegrip van hun dragende, ondersteunende en hulpconstructies dienen in goede staat van onderhoud te verkeren.

3. De op grond van 5.2.2, onder a of d, vrijgestelde borden, spandoeken, vlaggen, informatiezuilen en objecten mogen niet verlicht zijn, tenzij de Provinciale Ruimtelijke Verordening anders bepaalt.

4. De op grond van artikel 5.2.3 vrijgestelde borden, spandoeken, vlaggen, informatiezuilen en objecten mogen niet verlicht zijn, met uitzondering van die bedoeld in de leden 1, 2, 3, 4, 9, 10, 13, en 17 van dat artikel.

5. Voor zover in het voorgaande lid verlichting is toegestaan, geldt dat:

a. bij de borden, spandoeken en vlaggen, genoemd in de leden 1, 2, 3 en 4 de toestemming niet geldt tussen 23.00 u en 06.00 u, tenzij verlichting in die periode gelet op de openingstijden functioneel vereist is;

b. er geen gebruik gemaakt mag worden van knipperende verlichting of continu bewegende belettering of beelden;

c. er geen gebruik gemaakt mag worden van led-, of soortgelijke schermen, tenzij voldaan wordt aan de eisen van de richtlijn lichthinder van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSV).

Artikel 5.6.2 Ontheffingsverbod

Gedeputeerde Staten verlenen geen ontheffing van de verboden gesteld in:

a. Artikel 5.2.1;

[…]