Uitspraak 201802930/2/R3


Volledige tekst

201802930/2/R3.
Datum uitspraak: 26 februari 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], gevestigd te Heerhugowaard,

en

de raad van de gemeente Oldambt,

verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 17 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2475 (hierna: de tussenuitspraak), heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 20 weken na verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek te herstellen in het besluit van 29 januari 2018, waarbij de raad het bestemmingsplan "Winschoten - Renselkade e.o. (woningbouw en historische haven)" heeft vastgesteld. Deze tussenuitspraak is aangehecht.

Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad een parkeerdrukonderzoek laten uitvoeren en als nadere motivering ten grondslag gelegd aan het bestreden besluit.

Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [appellante] haar zienswijze naar voren gebracht.

Bij brief van 19 december 2019 heeft de raad desgevraagd nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn aan de andere partijen toegezonden.

De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek

1.    De Afdeling heeft onder 6.7 van de tussenuitspraak overwogen dat de raad voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er in de directe omgeving van het plangebied in beginsel voldoende openbare parkeerplaatsen aanwezig zijn om de uit de maximale planologische mogelijkheden van het plan voortvloeiende parkeerbehoefte aan 102 parkeerplaatsen te kunnen lenigen.

De Afdeling heeft onder 6.9 van de tussenuitspraak overwogen dat de raad echter niet inzichtelijk heeft gemaakt of de openbare parkeerplaatsen in de directe omgeving van het plangebied, gelet op de mogelijkheid van een eventueel dubbelgebruik hiervan, ook voldoende beschikbaar zijn om de uit het plan voortvloeiende parkeerbehoefte op te vangen.

1.1.    Vanwege het ontbreken van representatief onderzoek naar de bezetting van de openbare parkeerplaatsen in de directe omgeving van het plangebied, berust het besluit van de raad, waarin er van wordt uitgegaan dat de benodigde parkeerbehoefte in het openbaar gebied kan worden opgelost, naar het oordeel van de Afdeling op dit punt niet op een deugdelijke motivering. Omdat de raad ten onrechte niet heeft onderzocht of er sprake is van een acceptabele parkeersituatie waarbij in de benodigde parkeerbehoefte kan worden voorzien, is het besluit in zoverre ook onzorgvuldig voorbereid.

1.2.    Het beroep van [appellante] is gegrond. Het besluit van 29 januari 2018 dient wegens strijd met de artikelen 3:46 en 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) te worden vernietigd.

1.3.    De Afdeling heeft de raad in de tussenuitspraak opgedragen om het gebrek in het besluit van 29 januari 2018, met inachtneming van hetgeen onder 6.9 van de tussenuitspraak is overwogen, te herstellen.

Nadere motivering

2.    De raad heeft naar aanleiding van de tussenuitspraak een parkeerdrukonderzoek laten uitvoeren. Uit het onderzoeksrapport "Resultaten parkeerdrukmeting Havenkade-West Winschoten" van 24 september 2019, uitgevoerd door Royal HaskoningDHV (hierna: het parkeerdrukonderzoek), blijkt dat er in de directe omgeving van het plangebied, ook op piekmomenten, voldoende openbare parkeerplaatsen beschikbaar zijn om de parkeerbehoefte aan 102 extra parkeerplaatsen op te vangen. Volgens de conclusie van het parkeerdrukonderzoek is een tekort aan beschikbare openbare parkeerplaatsen of een daarmee samenhangende overloop naar andere parkeergebieden in de omgeving niet te verwachten.

Zienswijze van [appellante]

3.    [appellante] kan zich om meerdere redenen niet met het parkeerdrukonderzoek verenigen. [appellante] stelt dat het parkeerdrukonderzoek alleen de huidige situatie schetst en niet inzichtelijk maakt hoe de parkeerdruk na realisatie van de in het plangebied voorziene ontwikkelingen zal zijn. Daarnaast is de gemeten parkeerdruk volgens [appellante] niet representatief, omdat de meeste metingen plaatsvonden buiten de openingstijden van de Harbour Jazz Club. Verder is er volgens [appellante] in het parkeerdrukonderzoek zonder duidelijke motivering afgeweken van de indicatieve kaart uit het bestemmingsplan, waardoor er extra parkeerplaatsen bij het onderzoeksgebied zijn betrokken. Ook is het volgens [appellante] onduidelijk waarom haar parkeerterrein niet bij het onderzoeksgebied betrokken is, terwijl haar terrein in verhouding tot de in het parkeerdrukonderzoek onderzochte gebieden op de kortste loopafstand van de te realiseren horeca in het plangebied ligt. [appellante] vreest dat haar parkeerterrein daarom extra zal worden belast, met name omdat onderzoek naar het parkeergedrag van bezoekers en acceptabele loopafstanden ontbreekt.

4.    In het parkeerdrukonderzoek is de bezettingsgraad van de openbare parkeerplaatsen in de directe omgeving van het plangebied tussen 9 en 15 september 2019 op 7 meetmomenten onderzocht. Het onderzoeksgebied omvat de openbare parkeerplaatsen in de deelgebieden ‘Havenkade-West’ en ‘Havenkade-Oost’. Het deelgebied ‘Havenkade-West’ komt naar het oordeel van de Afdeling in grote mate overeen met de indicatieve kaart uit het bestemmingsplan. De hoogst gemeten bezettingsgraad van de openbare parkeerplaatsen in het deelgebied ‘Havenkade-West’ is volgens het parkeerdrukonderzoek 33%, in welk geval er nog 156 openbare parkeerplaatsen overblijven. Dit overgebleven aantal is voldoende om een behoefte aan 102 parkeerplaatsen op te vangen.

4.1.    De Afdeling overweegt dat de raad in het parkeerdrukonderzoek van een groter onderzoeksgebied is uitgegaan dan nodig was voor de beoordeling van de onder 6.7 van de tussenuitspraak bedoelde directe omgeving van het plangebied, maar hiermee heeft de raad aannemelijk gemaakt dat er in de directe omgeving van het plangebied voldoende openbare parkeergelegenheid beschikbaar is om de uit de maximale planologische mogelijkheden van het plan voortvloeiende parkeerbehoefte aan 102 parkeerplaatsen te kunnen lenigen. Uitgaande van de hoogst gemeten bezettingsgraad is het naar het oordeel van de Afdeling niet aannemelijk dat zich na de realisatie van de voorgenomen ontwikkelingen een onacceptabele parkeersituatie zal voordoen. Anders dan [appellante] betoogt acht de Afdeling de in het parkeerdrukonderzoek gehanteerde meetmomenten, waarvan er 3 samenvallen met een verwacht piekmoment, voldoende representatief. Voor het overige heeft [appellante] naar het oordeel van de Afdeling niet aannemelijk gemaakt dat haar parkeerterrein wegens een tekort aan parkeerplaatsen of vanwege de nabijheid van de te vestigen horeca in het plangebied extra zal worden belast. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat onder 6.8 van de tussenuitspraak over de vrees van [appellante] dat bezoekers van de in het plangebied voorziene functies op haar terrein zullen parkeren, reeds is overwogen dat [appellante] dit onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt en dat daarbij van belang is geacht dat het terrein van [appellante] op enige afstand van het plangebied ligt en voor auto’s van bezoekers van het plangebied niet direct bereikbaar is. De brug die een verbinding vormt tussen het plangebied en het gebied waar het perceel van [appellante] ligt, is immers alleen toegankelijk voor voetgangers en niet voor auto’s. In wat [appellante] hierover in de zienswijze heeft gesteld ziet de Afdeling geen aanleiding voor een ander oordeel.

Het betoog faalt.

Conclusie

5.    Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de raad aannemelijk heeft gemaakt dat in de directe omgeving van het plangebied voldoende openbare parkeerplaatsen beschikbaar zijn om de uit de realisatie van het bestemmingsplan "Winschoten - Renselkade e.o. (woningbouw en historische haven)" voortvloeiende parkeerbehoefte op te vangen en dat er sprake is van een acceptabele parkeersituatie, waarbij in de benodigde parkeerbehoefte kan worden voorzien. Hiermee heeft de raad voldaan aan de in de tussenuitspraak gegeven opdracht.

In stand laten rechtsgevolgen

6.    Gelet op hetgeen onder 5 is overwogen, ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb te bepalen dat de rechtsgevolgen van het besluit van de raad van 29 januari 2018 geheel in stand blijven. Dit betekent dat het bestemmingsplan "Winschoten - Renselkade e.o. (woningbouw en historische haven)" met deze uitspraak onherroepelijk wordt.

Proceskostenveroordeling

7.    De raad dient wegens de vernietiging van het besluit van 29 januari 2018 op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het beroep gegrond;

II.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Oldambt van 29 januari 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Winschoten - Renselkade e.o. (woningbouw en historische haven)";

III.    bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven;

IV.    veroordeelt de raad van de gemeente Oldambt tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.312,50 (zegge: dertienhonderdtwaalf euro en vijftig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

V.    gelast dat de raad van de gemeente Oldambt aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 338,00 (zegge: driehonderdachtendertig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, griffier.

w.g. Hoekstra    w.g. Plambeck
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2020

159-913.