Uitspraak 201905408/1/A2


Volledige tekst

201905408/1/A2.
Datum uitspraak: 29 januari 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op een verzoek om een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade (artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van:

[verzoeker], wonend te Soest,

en

de raad van de gemeente Soest,

verweerder.

Procesverloop

Bij brief van 17 mei 2019 heeft [verzoeker] een verzoek ingediend om het gemeentebestuur te veroordelen tot vergoeding van schade die hij stelt te lijden.

Het gemeentebestuur heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.

[verzoeker] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 januari 2020, waar [verzoeker], en het gemeentebestuur, vertegenwoordigd door K.C.P. Hagen, zijn verschenen.

Overwegingen

1.    [verzoeker] is sinds 1991 eigenaar van een perceel aan de [locatie] in Soest. In 1994 heeft hij het voorhuis verkocht waarna hij zelf de overgebleven bebouwing in gebruik wilde nemen als woonhuis en als bedrijfsmatige paardenhouderij. Tussen [verzoeker] en het gemeentebestuur bestaat al geruime tijd een geschil over de beantwoording van de vraag of - kort samengevat - dit perceel mag worden gebruikt voor de exploitatie van een bedrijfsmatige paardenhouderij.

2.    Bij brief van 17 mei 2019 heeft [verzoeker] de totstandkoming van de huidige situatie uiteengezet en gesteld dat hij in verband daarmee schade lijdt. Naar aanleiding van deze brief is hem verzocht om zijn verzoek te concretiseren en om aan te geven of zijn verzoek als een verzoek om schadevergoeding als bedoeld in artikel 8:90 van de Awb moet worden opgevat. Bij brief van 4 juni 2019 heeft hij aangegeven dat zijn verzoek als zodanig moet worden gezien. Daarbij wijst hij op het besluit van 19 december 2013, waarbij het bestemmingsplan "Landelijk Gebied" is vastgesteld door de raad. In dit kader heeft hij het gemeentebestuur aansprakelijk gesteld. Ter zitting heeft [verzoeker] desgevraagd uitdrukkelijk bevestigd dat zijn verzoek enkel moet worden opgevat als een verzoek om veroordeling van het gemeentebestuur tot vergoeding van schade die hij stelt te lijden als gevolg van het besluit van 19 december 2013. Dit betekent dat alle overige in de brief van 17 mei 2019 opgenomen verzoeken in deze procedure niet aan de orde zullen komen.

3.    Op grond van artikel 8:88, eerste lid, van de Awb is de bestuursrechter bevoegd op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van:

a. een onrechtmatig besluit;

b. een andere onrechtmatige handeling ter voorbereiding van een onrechtmatig besluit;

c. het niet tijdig nemen van een besluit;

d. een andere onrechtmatige handeling van een bestuursorgaan waarbij een persoon als bedoeld in artikel 8:2, eerste lid, onder a, zijn nagelaten betrekkingen of zijn rechtverkrijgenden belanghebbende zijn.

4.    Zoals hiervoor is overwogen ziet het verzoek van [verzoeker] op schade die hij stelt te lijden als gevolg van het besluit van de raad van 19 december 2013, waarbij het bestemmingsplan "Landelijk Gebied" is vastgesteld. Voor de vraag of zijn verzoek toegewezen kan worden is in de eerste plaats van belang of sprake is van een onrechtmatig besluit. [verzoeker] heeft tegen het besluit van 19 december 2013 beroep ingesteld. Bij uitspraak van 3 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1761 heeft de Afdeling dit beroep ongegrond verklaard en het besluit, voor zover dat betrekking heeft op het perceel [locatie], in stand gelaten. Het door [verzoeker] ingediende verzoek om herziening van die uitspraak is afgewezen. Dit heeft tot gevolg dat in deze procedure bij de beoordeling van zijn verzoek om schadevergoeding van de rechtmatigheid van het besluit van 19 december 2013 moet worden uitgegaan. Dit betekent dat de door [verzoeker] gestelde schadeoorzaak niet als een onrechtmatig besluit als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb kan worden aangemerkt, zodat het verzoek moet worden afgewezen.

5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Donner-Haan, griffier.

w.g. Van Ravels    w.g. Donner-Haan
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2020

674.