Uitspraak 201908043/2/A3


Volledige tekst

201908043/2/A3.
Datum uitspraak: 17 december 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:

de minister van Algemene Zaken,

verzoeker,

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 9 oktober 2019 in zaak nr. 18/4237 in het geding tussen:

[wederpartij], wonend te [woonplaats],

en

verzoeker.

Openbare zitting gehouden op 17 december 2019 om 12:30 uur.

Tegenwoordig:

Staatsraad mr. C.J. Borman, voorzieningenrechter

griffier: mr. C.A.M. van Deventer-Lustberg

Verschenen:

Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. E.C. Pietermaat;

[wederpartij], in persoon.

De minister heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 9 oktober 2019. Tevens heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Het geding betreft een verzoek om openbaarmaking van informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur.

Beslissing

De voorzieningenrechter bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de minister geen gevolg hoeft te geven aan de in hoger beroep bestreden uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 9 oktober 2019, totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.

Gronden

•    De rechtbank heeft geoordeeld dat integrale weigering van de drie documenten niet gerechtvaardigd is. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter bestaat de kans dat dit oordeel in de hoofdzaak stand zal houden.

•    Op voorhand kan echter niet worden uitgesloten dat de aangevallen uitspraak in hoger beroep geen stand houdt.

•    Zonder inwilliging van het verzoek om een voorlopige voorziening dwingt de uitspraak van de rechtbank de minister een besluit te nemen dat zoveel inhoudelijke informatie bevat, dat een eventuele in de hoofdzaak volgende vernietiging van de uitspraak in belangrijke mate effect zou missen.

•    De voorzieningenrechter ziet in het voorgaande aanleiding de gevraagde voorziening toe te wijzen, maar tevens te bevorderen dat de hoofdzaak zo spoedig als mogelijk op zitting wordt behandeld.

w.g. Borman    w.g. Van Deventer-Lustberg
voorzieningenrechter    griffier

587.