Uitspraak 201901121/2/A3


Volledige tekst

201901121/2/A3.
Datum uitspraak: 18 december 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Bodegraven, gemeente Bodegraven-Reeuwijk,

appellant,

en

de burgemeester van Bodegraven-Reeuwijk,

verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 3 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2168, heeft de Afdeling de burgemeester opgedragen om binnen zes weken na de verzending van die tussenuitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen het gebrek in zijn besluit van 7 januari 2019 te herstellen.

Bij besluit van 5 augustus 2019 heeft de burgemeester voorschrift 16 van de vergunning voor de exploitatie van restaurant Bij Robbert in Bodegraven gewijzigd.

[appellant] heeft een zienswijze naar voren gebracht.

Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft de Afdeling bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Beroep tegen het besluit van 7 januari 2019

1.    Gelet op hetgeen in de tussenuitspraak onder 6.3 en 7 is overwogen, is het beroep tegen het besluit van de burgemeester van 7 januari 2019 gegrond. Dat besluit dient wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb te worden vernietigd, voor zover daarbij voorschrift 16 van de exploitatievergunning is gehandhaafd.

Beroep tegen het besluit van 5 augustus 2019

Voorgeschiedenis

2.    Volgens het oorspronkelijke voorschrift 16 van de exploitatievergunning golden voor het restaurant de sluitingstijden uit de Algemene plaatselijke verordening Bodegraven Reeuwijk (hierna: de Apv). Op grond hiervan moest het restaurant gesloten zijn op maandag tot en met vrijdag tussen 1.00 uur en 6.00 uur en op zaterdag en zondag tussen 3.00 uur en 6.00 uur.

3.    In de tussenuitspraak is overwogen dat de burgemeester er bij zijn beoordeling van uitgaat dat het restaurant slechts incidenteel na 0.00 uur is geopend, maar dat de vergunning hier niet bij aansluit, omdat deze het restaurant de ruimte biedt om het gehele jaar door - dus niet slechts incidenteel - doordeweeks tot 1.00 uur en in het weekend tot 3.00 uur geopend te zijn.

Inhoud van het besluit van 5 augustus 2019

4.    Bij het besluit van 5 augustus 2019 heeft de burgemeester voorschrift 16 van de exploitatievergunning gewijzigd in:

"In afwijking van artikel 2:29, eerste lid van de APV, dient het restaurant op maandag tot en met vrijdag tussen 00:00 uur en 06:00 uur en op zaterdag en zondag tussen 01:00 uur en 06:00 uur voor bezoekers gesloten te zijn, waarbij vanaf twee uur voor de sluitingstijd geen bezoekers meer worden toegelaten. Op ten hoogste twaalf door de exploitant te kiezen dagen per jaar gelden de sluitingstijden zoals opgenomen in artikel 2:29, eerste lid van de APV (op maandag tot en met vrijdag gesloten tussen 01:00 en 06:00 uur en op zaterdag en zondag gesloten tussen 03:00 en 06:00 uur). Indien de exploitant gebruik wenst te maken van deze uitzondering meldt hij dat tenminste drie dagen voorafgaand aan u (bewoners Kerkstraat 120) en mij."

Beoordeling van het beroep van [appellant]

5.    [appellant] betoogt dat de burgemeester opnieuw onvoldoende oog heeft gehad voor de gevolgen die de exploitatie van het restaurant heeft voor de directe omgeving. Hij voert aan dat het gewijzigde voorschrift 16 tot gevolg heeft dat hij minstens één keer per maand 's nachts geluid en overlast zal ondervinden van bezoekers die het restaurant verlaten. Hij wijst erop dat het perceel de bestemming 'horeca van categorie 1' heeft, zodat geen feesten en partijen mogen worden georganiseerd in het restaurant. Verder voert hij aan dat het gewijzigde voorschrift lastig te controleren en te handhaven is.

5.1.    In de tussenuitspraak heeft de Afdeling al overwogen dat de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het restaurant niet op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed als het restaurant slechts incidenteel na 24.00 uur is geopend. De Afdeling ziet geen aanleiding om terug te komen van dit oordeel.

Op grond van het gewijzigde voorschrift 16 mag het restaurant maximaal twaalf keer per jaar na 0.00 uur geopend zijn. Er is geen aanleiding om te oordelen dat twaalf keer per jaar vaker dan incidenteel is.

5.2.    In de uitspraak van 31 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3501, heeft de Afdeling al overwogen dat vergunning is gevraagd voor de exploitatie van een restaurant en dat niet in geschil is dat de exploitatie van een restaurant niet in strijd is met het bestemmingsplan. [appellant] kan verzoeken om handhavend optreden indien de exploitatie van Bij Robbert volgens hem in strijd is met het bestemmingsplan.

5.3.    Niet valt in te zien waarom het gewijzigde voorschrift 16 lastig te controleren en te handhaven is. De exploitant moet ten minste drie dagen van te voren aan zowel [appellant] als de burgemeester melden dat het restaurant na 0.00 uur geopend zal zijn. Indien geen melding is gedaan en het restaurant na 0.00 uur toch geopend is, is duidelijk dat dit niet is toegestaan. In dat geval kan handhavend worden opgetreden.

Het betoog faalt.

6.    [appellant] betoogt verder dat in het besluit ten onrechte met geen woord wordt gerept over de poort en de steeg die hij deelt met de exploitant van het restaurant. Deze steeg heeft de bestemming 'wonen'. In eerdere besluiten heeft de burgemeester gesteld dat de zijdeur van het restaurant, die uitkomt op de steeg, incidenteel en bij hoge uitzondering mag worden gebruikt. Dit is niet handhaafbaar. Ook staat in het besluit ten onrechte niets over handhaving in het algemeen, aldus [appellant].

6.1.    Zoals al in de tussenuitspraak is overwogen, behoefde de burgemeester slechts nog in te gaan op het bezwaar van [appellant] tegen voorschrift 16 van de exploitatievergunning, dat gaat over de sluitingstijden van het restaurant. De burgemeester is dus in het besluit terecht niet ingegaan op de bestemming van de steeg en op de handhaafbaarheid van de exploitatievergunning in het algemeen.

6.2.    Over de voorschriften die de burgemeester eerder heeft gesteld over het gebruik van de zijdeur, heeft de Afdeling al in de tussenuitspraak een oordeel gegeven. De Afdeling ziet geen aanleiding om terug te komen van dit oordeel.

Het betoog faalt.

Conclusie

7.    Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat [eigenaar] nu definitief een vergunning voor onbepaalde tijd heeft voor de exploitatie van restaurant Bij Robbert. [eigenaar] moet zich houden aan het besluit van de burgemeester van 23 juni 2016 en de daarin gestelde beperkingen en voorschriften. Een uitzondering geldt voor voorschrift 16, nu dat is gewijzigd bij het besluit van 5 augustus 2019. Ook moet [eigenaar] zich houden aan de bij het besluit van 7 januari 2019 gestelde aanvullende voorschriften voor het gebruik van de zijdeur/nooduitgang.

Proceskosten

8.    [appellant] heeft een proceskostenformulier ingediend. Daarop heeft hij vermeld dat hij kosten heeft gemaakt voor een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, te weten een advocaat. In het Besluit proceskosten bestuursrecht is uitgewerkt voor welke proceshandelingen van een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, een proceskostenvergoeding wordt toegekend. Voor zover deze proceshandelingen in deze zaak aan de orde zijn, is niet aannemelijk dat die zijn verricht door de op het proceskostenformulier genoemde advocaat. De naam van deze advocaat komt in het hele dossier niet voor. Verder heeft [appellant] zelf het beroepschrift en de zienswijze ingediend en is hij zelf ter zitting bij de Afdeling verschenen. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is daarom niet gebleken.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het beroep tegen het besluit van de burgemeester van Bodegraven-Reeuwijk van 7 januari 2019, kenmerk Z-16-42245 / DOC-18084452, gegrond;

II.    vernietigt dat besluit, voor zover daarbij voorschrift 16 van de vergunning voor exploitatie van restaurant Bij Robbert is gehandhaafd;

III.    verklaart het beroep tegen het besluit van de burgemeester van Bodegraven-Reeuwijk van 5 augustus 2019, kenmerk Z-16-42245 / DOC-19114063, ongegrond;

IV.    gelast dat de burgemeester van Bodegraven-Reeuwijk aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 174,00 (zegge: honderdvierenzeventig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J. Kramer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Herweijer, griffier.

w.g. Kramer    w.g. Herweijer
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 18 december 2019

640.