Uitspraak 201808262/2/R2


Volledige tekst

201808262/2/R2.
Datum uitspraak: 18 december 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], wonend te Woudenberg,

en

de raad van de gemeente Woudenberg,

verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 24 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2542, (hierna: de tussenuitspraak) heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 12 weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen, het gebrek in het besluit van 5 juli 2018, waarbij het bestemmingsplan "Hoevelaar fase 1" is vastgesteld, te herstellen. Deze uitspraak is aangehecht.

Bij besluit van 26 september 2019 heeft de raad ter uitvoering van de tussenuitspraak het bestemmingsplan "Hoevelaar fase 1" opnieuw vastgesteld.

De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.    De Afdeling heeft in 6.1 van de tussenuitspraak overwogen dat de raad ter zitting heeft erkend dat de locatie van de kruising in de verbeelding onvoldoende exact is vastgelegd en dat het plan moet worden aangepast. De raad heeft daarnaast in het door hem na de zitting overgelegde stuk van 4 juli 2019 te kennen gegeven overeenstemming te hebben bereikt met [appellante] over de exacte ligging van de aanduiding "ontsluiting", die afwijkt van de verbeelding, de ontsluitingsweg en het kruispunt en verzoekt de Afdeling om zelf in de zaak te voorzien. Hiermee heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling op een ander standpunt gesteld dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan. Nu niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit wat betreft de aanduiding "ontsluiting", niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid, aldus de tussenuitspraak.

2.    Gelet op hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen is het besluit van 5 juli 2018, waarbij het bestemmingsplan "Hoevelaar fase 1" is vastgesteld, voor zover het betreft de aanduiding "ontsluiting", genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Het beroep van [appellante] is gegrond, zodat het besluit van 5 juli 2018 in zoverre dient te worden vernietigd.

3.    Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 12 weken na verzending van die uitspraak, met inachtneming van de overwegingen 6.1 en 7, het geconstateerde gebrek te herstellen. Daartoe dient de raad de aanduiding "ontsluiting" in de verbeelding van het plan aan te passen overeenkomstig de brief van de raad van 4 juli 2019 en de daarbij gevoegde tekening.

4.    Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 26 september 2019 het bestemmingsplan "Hoevelaar fase 1" opnieuw vastgesteld. Daarbij heeft hij de aanduiding "ontsluiting" op de verbeelding verkleind, zoals overeengekomen met [appellante]. Daarnaast is in de aanduiding een nieuwe nadere aanduiding "specifieke vorm van verkeer - rijbanen" opgenomen, zodat de ligging van de rijbanen wordt vastgelegd en zijn voor deze nieuwe aanduiding de regels aangevuld met artikel 7, lid 7.1, onder c, van de planregels.

5.    Artikel 6:19, eerste lid, van de Awb:

"Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben". De Afdeling zal gelet op deze bepaling het besluit van 26 september 2019 in haar beoordeling betrekken.

6.    [appellante] heeft naar aanleiding van het nieuwe besluit geen zienswijze ingediend. De Afdeling leidt hieruit af dat zij geen bezwaren heeft tegen het besluit van 26 september 2019. Het van rechtswege ontstane beroep is ongegrond.

7.    De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Woudenberg van 5 juli 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Hoevelaar fase 1" gegrond;

II.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Woudenberg van 5 juli 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Hoevelaar fase 1", voor zover het betreft de aanduiding "ontsluiting";

III.    verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Woudenberg van 26 september 2019 tot het gewijzigd vaststellen van het bestemmingsplan "Hoevelaar fase 1" ongegrond;

IV.    veroordeelt de raad van de gemeente Woudenberg tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.024,00 (zegge: duizendvierentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

V.    gelast dat de raad van de gemeente Woudenberg aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, griffier.

w.g. Michiels    w.g. Boermans
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 18 december 2019

429-878.