Uitspraak 201906997/2/R2


Volledige tekst

201906997/2/R2.
Datum uitspraak: 3 december 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

1.    [verzoeker sub 1],

2.    [verzoeker sub 2],

beiden wonend te Berkel-Enschot, gemeente Tilburg,

verzoekers,

en

1.    de raad van de gemeente van Tilburg,

2.    het college van burgemeester en wethouders van Tilburg,

verweerders.

Openbare zitting gehouden op 3 december 2019 om 10:00 uur.

Tegenwoordig:

Staatsraad mr. E.A. Minderhoud, voorzieningenrechter

griffier: mr. R.E.A. Matulewicz

Verschenen:

[verzoeker sub 1], bijgestaan door mr. W.J.B.M. Alkemade, rechtsbijstandverlener;

[verzoeker sub 2], bijgestaan door mr. M.A. Patandin, rechtsbijstandverlener;

De raad, vertegenwoordigd door D.J.L.J. van Dun, bijgestaan door J.H.G. van Engelen en mr. B.C.W. Smits.

Verder is Volkstuinvereniging de Kraan, vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en [gemachtigde B], ter zitting gehoord.

===================================

De beroepen richten zich tegen het besluit van de raad van 1 juli 2019, waarbij het bestemmingsplan "Volkstuinencomplex Heikant Berkel-Enschot" is vastgesteld, en het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg van 13 augustus 2019 waarbij een omgevingsvergunning is verleend voor het bouwen van meerdere bouwwerken. De besluiten zijn gecoördineerd voorbereid en bekendgemaakt met toepassing van artikel 3.30, eerste lid, aanhef en onder b, en artikel 3.32 van de Wet ruimtelijke ordening.

[verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken af.

Daartoe overweegt hij het volgende.

1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.    Het plan voorziet in een planologische regeling voor het volkstuinencomplex van Volkstuinvereniging de Kraan. De verleende omgevingsvergunning maakt de bouw van verschillende bouwwerken mogelijk, zoals materialenkisten en teeltondersteunende voorzieningen. De verzoeken van [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] strekken ertoe te voorkomen dat er onomkeerbare gevolgen zullen ontstaan.

3.    De voorzieningenrechter gaat er voorlopig vanuit dat [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] gelet op de afstand tot het plangebied belanghebbende zijn bij de bestreden besluiten. Verder gaat de voorzieningenrechter er voorlopig vanuit dat dit plan voorziet in een (nieuwe) stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening en artikel 1.85 van de Verordening Ruimte Noord-Brabant. Daarbij is van belang dat het plangebied een totale oppervlakte beslaat van ongeveer 1,9 ha en dat het plangebied voorheen was bestemd als uit te werken woongebied.

4.    Een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Een voorlopige voorziening is in beginsel een tijdelijke maatregel, waardoor wordt voorkomen dat onomkeerbare gevolgen van een bestreden besluit zich voordoen alvorens in de hoofzaak is beslist.

5.    Volgens [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] zullen de besluiten tot onomkeerbare gevolgen leiden omdat het volkstuincomplex en de bouwwerken niet eenvoudig verplaatst of afgebroken kunnen worden.

6.    Het volkstuinencomplex is al gerealiseerd. Weliswaar leidt de omgevingsvergunning tot de bouw van verschillende vergunde bouwwerken, maar dat zal niet leiden tot onomkeerbare gevolgen omdat sprake is van een gecoördineerd tot stand gekomen omgevingsvergunning en het vrij eenvoudig is de bouwwerken in een voorkomend geval weer te verwijderen. Ter zitting is aannemelijk geworden dat de bouwwerken niet worden gefundeerd anders dan door plaatsing op eenvoudig verwijderbare stoeptegels.

7.    Gelet hierop hoeft voor onomkeerbare gevolgen niet te worden gevreesd. De voorzieningenrechter komt dan ook tot de conclusie dat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening zoals door verzoekers gevraagd, omdat spoedeisend belang ontbreekt.

8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

w.g. Minderhoud    w.g. Matulewicz

voorzieningenrechter    griffier

45-881.