Uitspraak 201908062/1/A2 en 201908062/2/A2


Volledige tekst

201908062/1/A2 en 201908062/2/A2.
Datum uitspraak: 14 november 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:

[verzoeker], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland (hierna: de rechtbank) van 18 november 2019 in zaak nrs. 19/4818 en 19/5677 in het geding tussen:

[verzoeker]

en

de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: het CBR).

Openbare zitting gehouden op 14 november 2019 om 14:45 uur.

Tegenwoordig:

Staatsraad mr. R. Uylenburg, voorzieningenrechter

griffier: mr. H. Oranje

Verschenen:

[verzoeker], vertegenwoordigd door [gemachtigde];

het CBR, vertegenwoordigd door mr. M.M. Kleijbeuker.

Het CBR heeft op basis van een melding van de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012 en een daarbij gevoegd Mutatierapport aan [verzoeker] een Educatieve Maatregel Gedrag en Verkeer (EMG) opgelegd, omdat volgens het Mutatierapport een hoofdagent van politie op 22 juni 2019 heeft waargenomen dat [verzoeker], als bestuurder van zijn auto, enkele auto’s rechts heeft ingehaald en over een busbaan heeft gereden.

De voorzieningenrechter

I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;

II.    wijst het verzoek af.

Daartoe overweegt de voorzieningenrechter het volgende.

•    Het betoog van [verzoeker] dat onomstotelijk moet vaststaan dat hij op de betrokken avond in zijn Volkswagen reed, volgt de Afdeling niet. Volgens de rechtspraak van de Afdeling moet met voldoende zekerheid vaststaan dat hij die avond in zijn Volkswagen reed. Dat is het geval. Dat volgt uit het Mutatierapport.

•    De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het CBR op het Mutatierapport mocht afgaan. De omstandigheden ten tijde van de waarneming maken niet dat dit niet mocht.

•    De hoofdagent van politie heeft in het Mutatierapport namelijk vermeld dat hij [verzoeker] met honderd procent zekerheid heeft herkend. De enkele ontkenning van [verzoeker] dat hij die avond in zijn auto heeft gereden is onvoldoende om aan de juistheid van de verklaringen van de hoofdagent te twijfelen.

Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

w.g. Uylenburg    w.g. Oranje
voorzieningenrechter    griffier

507.