Uitspraak 201908290/1/A3 en 201908290/2/A3


Volledige tekst

201908290/1/A3 en 201908290/2/A3.
Datum uitspraak: 20 november 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Hellevoetsluis,

tegen de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) van 13 november 2019 in zaak nrs. C/10/585627 FA RK 19-9702 en C/10/585628 KG ZA 19-1156 in het geding tussen:

[appellant]

en

de burgemeester van Hellevoetsluis.

Openbare zitting gehouden op 20 november 2019 om 12.00 uur.

Tegenwoordig:

Staatsraad mr. C.J. Borman, voorzieningenrechter;

griffier: mr. L.E.E. Konings.

Verschenen:

Partijen zijn niet verschenen.

In deze zaak is op 19 november 2019 om 13.30 uur een openbare zitting gehouden. Bij deze zitting is [appellant], vertegenwoordigd door mr. N. Roos, advocaat te Rotterdam, verschenen.

Met toepassing van artikel 8:67, eerste lid, tweede volzin, van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 6, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet tijdelijk huisverbod, is de mondelinge uitspraak verdaagd naar 20 november 2019 om 12.00 uur.

===================================

Het hoger beroep richt zich tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank van 13 november 2019, waarvan het proces-verbaal is verzonden op 19 november 2019 (aangehecht). [appellant] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Het geding betreft een besluit van 11 november 2019, waarbij de burgemeester aan [appellant] voor de duur van tien dagen een huisverbod heeft opgelegd.

Beslissing

De voorzieningenrechter

I.    verklaart het hoger beroep gegrond;

II.    vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam van 13 november 2019 in zaak nrs. C/10/585627 FA RK 19-9702 en C/10/585628 KG ZA 19-1156, voor zover het beroep van [appellant] tegen het besluit van de burgemeester van Hellevoetsluis van 11 november 2019 ongegrond is verklaard;

III.    verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep tegen dat besluit gegrond;

IV.    vernietigt dat besluit, voor zover het een contactverbod inhoudt met de dochter van [appellant];

V.    bepaalt dat de rechtsgevolgen van het besluit, voor zover vernietigd, in stand blijven tot het moment van het doen van deze uitspraak, te weten 20 november 2019, 12.00 uur;

VI.    wijst het verzoek af;

VII.    veroordeelt de burgemeester van Hellevoetsluis tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.560,00 (zegge: vijfentwintighonderdzestig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Gronden

•    De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de burgemeester bevoegd was het huisverbod op te leggen. Voor het oordeel dat zich een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen voordeed mocht hij zich baseren op de in het Risico-taxatie instrument Huiselijk Geweld vermelde signalen en hetgeen de rechtbank ter zitting ter zake heeft geconstateerd.

•    De burgemeester heeft in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik kunnen maken. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de echtgenote gedurende de looptijd van het huisverbod niet in de woning zou verblijven. De stelling dat de echtgenote zich ook niet in het huisverbod kan vinden, is evenmin aannemelijk gemaakt. Omdat het huisverbod noodzakelijk was om strafbare feiten in de vorm van huiselijk geweld te voorkomen en om de gezondheid en lichamelijke integriteit van de echtgenote te beschermen, levert het huisverbod geen strijd op met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

•    De voorzieningenrechter acht het gerechtvaardigd het huisverbod te laten voortduren, voor zover daarmee is besloten dat [appellant] niet in of rond de woning aanwezig mag zijn en dat hij geen contact mag opnemen met de echtgenote. De dreiging van gevaar doet zich nog voor, nu uit het ter zitting overgelegde verslag van Antes van 18 november 2019 volgt dat nog geen veiligheidsafspraken zijn gemaakt. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat het huisverbod nog slechts tot 21 november 2019, 09.38 uur, voortduurt.

•    Uit het ter zitting overgelegde verslag van een medewerker van het Crisisinterventieteam van de Jeugdbescherming van Rotterdam Rijnmond van een begeleide ontmoeting van verzoeker en dochter op 15 november 2019 blijkt dat het Crisis Interventieteam op basis van de bevindingen bij deze ontmoeting het niet nodig vindt dat bezoek van [appellant] aan zijn dochter met begeleiding van Jeugdbescherming plaatsvindt. Hieruit blijkt dat een absoluut contactverbod niet langer nodig is. Met inachtneming van artikel 6, tweede lid, van de Wet tijdelijk huisverbod, dient het huisverbod, voorzover dit een contactverbod met de dochter inhoudt, te worden opgeheven met ingang van het moment van het doen van deze mondelinge uitspraak.

•    De burgemeester dient zoals vermeld in de proceskosten te worden veroordeeld.

w.g. Borman    w.g. Konings

voorzieningenrechter    griffier

612.