Uitspraak 201906446/2/R3


Volledige tekst

201906446/2/R3.
Datum uitspraak: 19 november 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

1.    [verzoeker sub 1A] en [verzoeker sub 1B], beiden wonend te [woonplaats],

2.    [verzoekster sub 2A] en [verzoeker sub 2B], gevestigd onderscheidenlijk wonend te [plaats],

en

provinciale staten van Overijssel,

verweerders.

Openbare zitting gehouden op 19 november 2019 om 11.00 uur.

Tegenwoordig:

Staatsraad mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzieningenrechter

griffier: mr. R. Teuben

Verschenen:

[verzoekers sub 1], van wie [verzoeker sub 1A] in persoon;

[verzoekster sub 2A], vertegenwoordigd door [verzoeker sub 2B] en [gemachtigde];

Provinciale staten, vertegenwoordigd door mr. R. Orie.

===================================

De beroepen richten zich tegen het besluit van provinciale staten van 10 juli 2019, waarbij het provinciaal inpassingsplan "N2000 gebied Punthuizen Stroothuizen Beuninger Achterveld" is vastgesteld. [verzoekers sub 1] en [verzoekster sub 2A] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter

wijst de verzoeken af.

Daartoe overweegt hij het volgende.

Een verzoek om een voorlopige voorziening kan alleen worden toegewezen als er een spoedeisend belang is. Dit betekent dat als gevolg van de inwerkingtreding van het plan onherstelbare gevolgen kunnen ontstaan in de periode totdat de Afdeling einduitspraak heeft gedaan.

Verzoekers vrezen voor onherstelbare gevolgen van inrichtingswerkzaamheden voor hun bedrijfsvoering. In dit verband wijzen zij onder meer op vernatting van hun gronden.

Provinciale staten hebben in hun brief van 14 november 2019 medegedeeld dat tot en met de zomer van 2020 geen inrichtingswerkzaamheden zullen worden uitgevoerd in het gebied. Ter zitting hebben provinciale staten toegezegd dat verzoekers na de zomer persoonlijk zullen worden ingelicht over de start van de werkzaamheden. Dit zal gebeuren drie weken voor de aanvang van de werkzaamheden, zodat voor verzoekers voldoende tijd is om zo nodig een voorlopige voorziening aan de Afdeling te vragen.

Gelet hierop hoeft voor onherstelbare gevolgen voor de bedrijfsvoering niet te worden gevreesd. De voorzieningenrechter komt dan ook tot de conclusie dat het treffen van een voorlopige voorziening zoals door verzoekers gevraagd niet mogelijk is, omdat spoedeisend belang ontbreekt.

w.g. Van Diepenbeek    w.g. Teuben

voorzieningenrechter    griffier

483.