Uitspraak 201907613/3/A2


Volledige tekst

201907613/3/A2.
Datum beslissing: 31 oktober 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in het geding tussen:

Stichting Islamitisch Onderwijs (hierna: SIO), gevestigd te 's-Gravenhage,

appellant,

en

de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

verweerder.

Procesverloop

SIO heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van 15 oktober 2019.

De minister heeft een aantal gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) meegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.

Het betreft twee ambtsberichten van de Algemene Inlichtingen en Veiligheiddienst (AIVD) en vier analyses van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV).

Overwegingen

1.    De minister heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van de stukken kennis zal nemen.

2.    Het gaat bij een verzoek tot beperkte kennisneming niet om openbaarmaking van stukken, maar om de vraag of aan de procespartijen kennisneming van stukken mag worden onthouden. Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of gewichtige redenen aanwezig zijn op grond waarvan een uitzondering gerechtvaardigd is op het uitgangspunt van het bestuursprocesrecht dat de rechter recht doet op basis van stukken die aan de procespartijen bekend zijn. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.

3.    De minister heeft aan het verzoek tot beperkte kennisname ten grondslag gelegd dat in de ambtsberichten van de AIVD op specifieke personen wordt ingegaan en dat het niet mogelijk is deze ambtsberichten te anonimiseren, zonder te voorkomen dat daarmee informatie over deze personen terecht komt bij anderen dan zijzelf. De ambtsberichten zijn verder naar hun aard vertrouwelijk. Zij geven inzicht in de werkwijze en informatiepositie van de AIVD en in de wijze waarop de AIVD bestuursorganen zo nodig informeert. Het is van belang dat de AIVD dit soort informatie vertrouwelijk met bestuursorganen kan delen, zonder dat daardoor de werkwijze van de dienst in de toekomst wordt bemoeilijkt en zonder dat dit anticiperend gedrag teweeg brengt.

De minister heeft aan het verzoek verder ten grondslag gelegd dat de analyses van de NCTV activiteiten en uitlaten betreffen van betrokkenen die met het Cornelius Haga Lyceum in verband zijn gebracht en die geen bestuurslid zijn van SIO. De analyses zijn evenmin op zinvolle wijze te anonimiseren en zijn eveneens naar hun aard vertrouwelijk. De analyses gaan in op uitingsvormen van een fenomeen dat de nationale veiligheid, waaronder de democratische rechtsorde, kan bedreigen. De stukken geven inzicht in de werkwijze en het informatieniveau van de NCTV en kennisname daarvan door anderen dan de Afdeling kan de werkwijze van de NCTV in de toekomst bemoeilijken en de nationale veiligheid schaden. Deze informatie moet de NCTV vertrouwelijk met bestuursorganen kunnen delen zonder dat daardoor de werkwijze van de NCTV in de toekomst wordt bemoeilijkt.

4.    De Afdeling heeft kennis genomen van de overgelegde stukken en daarbij vastgesteld dat deze op veel punten verwijzingen bevatten naar de bronnen van de daarin vervatte informatie. De stukken geven ook informatie over de werkwijze en het informatieniveau van de AIVD onderscheidenlijk de NCVT en kunnen niet op zinvolle wijze worden geanonimiseerd. Bescherming van de informatie in de stukken is van belang zowel ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen als ter verzekering van een goede taakvervulling door de AIVD en de NCTV. Beperking van de kennisneming is daarmee tevens in het belang van de nationale veiligheid. Naar het oordeel van de Afdeling wegen deze belangen in dit geval zwaarder dan het belang van de wederpartij om kennis te nemen van de stukken.

5.    De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek toe;

Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Oranje, griffier.

w.g. De Moor-van Vugt    w.g. Oranje
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2019