Uitspraak 201808609/2/A2
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2019:3526
- Datum uitspraak
- 17 oktober 2019
- Inhoudsindicatie
- Ten aanzien van zaak nr. 201808609/1/A2, die op 22 oktober 2019 ter zitting zal worden behandeld, heeft staatsraad De Moor-Van Vugt, die deel uitmaakt van de meervoudige kamer die belast is met de behandeling van de zaak, op 17 oktober 2019 het verzoek gedaan zich te mogen verschonen.
- Verschoning
- Rechtsbijstand
201808609/2/A2.
Datum beslissing: 17 oktober 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op het verzoek om verschoning (ex artikel 8:19 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) van:
Mr. A.J.C. de Moor-van Vugt
Procesverloop
Ten aanzien van zaak nr. 201808609/1/A2, die op 22 oktober 2019 ter zitting zal worden behandeld, heeft staatsraad De Moor-Van Vugt, die deel uitmaakt van de meervoudige kamer die belast is met de behandeling van de zaak, op 17 oktober 2019 het verzoek gedaan zich te mogen verschonen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:19, eerste lid, van de Awb kan op grond van feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 8:15 elk van de rechters die een zaak behandelen, verzoeken zich te mogen verschonen.
In artikel 8:15 is bepaald dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2. Staatsraad De Moor-Van Vugt heeft te kennen gegeven dat één van de partijen in deze zaak hoogleraar is bij de Universiteit van Amsterdam. Staatsraad De Moor-Van Vugt heeft zelf ook nog steeds een zogeheten nul-aanstelling als hoogleraar bestuursrecht aan de Universiteit van Amsterdam. Om iedere schijn van vooringenomenheid bij de behandeling van het hoger beroep te voorkomen, heeft zij verzocht om verschoning.
3. De Afdeling acht, gezien deze motivering, inwilliging van het verzoek gerechtvaardigd.
4. Gelet op het vorenstaande, wordt het verzoek toegewezen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek toe.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. E. Helder en mr. J.J. van Eck, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.D.T. Pieters, griffier.
w.g. Borman w.g. Pieters
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2019
473.