Uitspraak 201901566/1/A3


Volledige tekst

201901566/1/A3.
Datum uitspraak: 9 oktober 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 9 januari 2019 in zaak nr. 17/3547 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden.

Procesverloop

Bij besluiten van 11 april 2017 en 29 mei 2017 heeft het college besloten op een verzoek van [appellant] op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob).

Bij besluit van 20 september 2017 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard.

Bij tussenuitspraak van 8 november 2018 heeft de rechtbank het college in de gelegenheid gesteld om de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in de tussenuitspraak. De tussenuitspraak van de rechtbank is aangehecht.

Bij uitspraak van 9 januari 2019 heeft de rechtbank het door [appellant] tegen het besluit van 20 september 2017 ingestelde beroep gegrond verklaard en de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraken heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant] heeft de toestemming, als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb, verleend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 augustus 2019, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. J.H. Jonker, zijn verschenen.

Overwegingen

1.    Het juridisch toetsingskader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Inleiding

2.    De coöperatieve veeverbeteringsorganisatie CRV heeft bedrijfsbebouwing voor een zogeheten kernfokbedrijf gebouwd op het perceel aan de [locatie] in Wirdum. In het kader van de bouw heeft [bedrijf] in opdracht van CRV medio 2016 een archeologisch onderzoek naar het perceel gedaan. [appellant] is de voormalige directeur van [bedrijf], welke dienst eind oktober 2016 failliet is verklaard.

Bij brief van 15 februari 2017 heeft [appellant] op grond van de Wob het college verzocht om van dit bouwproject een kopie van alle correspondentie en overige documenten te verstrekken, die betrekking hebben op de aspecten cultuurhistorie, financiering en subsidiëring en milieu. Het gaat om documenten van diverse aard, zoals brieven, e-mailberichten en besluiten, die binnen de gemeentelijke organisatie en tussen de gemeente en andere organisaties zijn verzonden, over onder meer het archeologische onderzoek en het verzoek dat bij de provincie Leeuwarden is gedaan in het kader van het interbestuurlijke toezicht.

2.1.    Bij het besluit van 11 april 2017 heeft het college verscheidene documenten aan [appellant] verstrekt. In het kader van het Wob-verzoek heeft het college ook beoordeeld welke e-mailberichten openbaar moeten worden gemaakt. Het college heeft een lijst opgesteld van 35 documenten die uit e-mailberichten of e-mailcorrespondentie bestaan over het archeologisch onderzoek. Van deze documenten zijn er 30 geweigerd. Die documenten zijn voor het grootste deel geweigerd, omdat ze zijn opgesteld ten behoeve van intern beraad en persoonlijke beleidsopvattingen bevatten. Bij het besluit van 29 mei 2017 heeft het college nader gemotiveerd waarom documenten zijn geweigerd. Daarnaast zijn er zijn 6 nieuwe documenten aan de lijst toegevoegd, die genummerd zijn van 36 tot en met 41. Document 36 is een e-mail over een bemiddelingspoging tussen CRV en [bedrijf], die alsnog aan [appellant] is verstrekt. Documenten 37, 38 en 39 zijn e-mails over een klacht van [appellant] over asbestvervuiling. Document 40 is een e-mail van een inspecteur omgevingsvergunning over de noodzaak om nader onderzoek te verrichten naar gronddepots. Deze documenten zijn geweigerd. Document 41 is een e-mail van een inspecteur omgevingsvergunning waarin wordt ingestemd met het herschikken van grond op het perceel aan de [locatie]. Dit document is aan [appellant] verstrekt.

Bij het besluit van 20 september 2017 heeft het college, onder overneming van het advies van de gemeentelijke bezwaarschriftencommissie van 1 augustus 2017, het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard. Volgens het advies dienen sommige documenten die zijn geweigerd alsnog te worden verstrekt. Sommige documenten die onder het college behoren te berusten dienen eveneens te worden verstrekt, tenzij een weigeringsgrond van de Wob van toepassing is. Verder dient volgens het advies de motivering van de weigering te worden aangepast. Het college heeft het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard.

Aangevallen uitspraken

3.    In de tussenuitspraak heeft de rechtbank overwogen dat de enkele omstandigheid dat [appellant] niet is gevraagd om een zienswijze in te dienen tegen het voorgenomen Wob-besluit geen aanleiding is voor het oordeel dat het besluit van 20 september 2017 onrechtmatig is. Daarbij is van belang dat hij niet heeft aangevoerd dat hij in zijn belangen is geschaad.

Verder heeft de rechtbank overwogen dat aannemelijk is dat [appellant] reeds beschikt over de e-mailberichten waarin met hem wordt gecorrespondeerd. Het betoog dat het college niet alle stukken heeft verstrekt, kan daarom niet worden gevolgd. Daarnaast ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de verklaring van het college dat er niet meer documenten zijn over de bemiddelingspoging tussen CRV en [bedrijf] en over asbestvervuiling dan de documenten die reeds zijn verstrekt. [appellant] heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het college een aantal documenten terecht heeft geweigerd op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob. De documenten zijn opgesteld ten behoeve van intern beraad en bevatten persoonlijke beleidsopvattingen. Wat betreft de bijlagen bij documenten 4 en 10, heeft de rechtbank in de overwegingen 6.12 en 6.22 overwogen dat het college die bijlagen niet heeft verstrekt en ook niet heeft gemotiveerd waarom die bijlagen niet zijn verstrekt. Aan het besluit van 20 september 2017 kleeft daarom in zoverre een motiveringsgebrek. Wat betreft de e-mail van 7 september 2016, die bij document 28 hoort, heeft de rechtbank in overwegingen 6.40 en 6.41 overwogen dat het college die e-mail niet heeft verstrekt en ook niet heeft gemotiveerd waarom die e-mail niet is verstrekt. Ook in zoverre kleeft aan het besluit van 20 september 2017 een motiveringsgebrek.

3.1.    Bij brief van 16 november 2018 heeft het college gebruik gemaakt van de gelegenheid de gebreken die in de tussenuitspraak zijn geconstateerd te herstellen. In de einduitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat het college de gebreken heeft hersteld. De rechtbank heeft daarom aanleiding gezien de rechtsgevolgen van het besluit van 20 september 2017 in stand te laten.

Hoger beroep

Zienswijze

4.    [appellant] stelt dat het college hem niet in de gelegenheid heeft gesteld een zienswijze in te dienen over het voorgenomen Wob-besluit. Hij betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat daarin geen aanleiding is gelegen voor het oordeel dat de besluiten van 11 april 2017 en 29 mei 2017 onrechtmatig zijn, omdat hij niet heeft aangevoerd dat hij in zijn belangen is geschaad.

4.1.    Vaststaat dat het college [appellant] heeft gehoord in de bezwaarprocedure. Daarmee is een eventueel aan de besluiten van 11 april 2017 en 29 mei 2017 klevend gebrek hersteld. Of het college [appellant] in de gelegenheid had moeten stellen een zienswijze in te dienen kan daarom in het midden worden gelaten.

Het betoog faalt.

Ontbrekende documenten

5.    [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college niet alle documenten die onder de reikwijdte van het Wob-verzoek vallen openbaar heeft gemaakt. De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat het college de e-mailberichten tussen de gemeente en [bedrijf] niet hoefde te verstrekken, omdat hij reeds daarover beschikt. Ook heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat er meer documenten zijn over de bemiddelingspoging tussen CRV en [bedrijf]. Voorts heeft de rechtbank miskend dat er blijkens inspectieformulier B64 meer documenten over asbestvervuiling van het perceel [locatie] aanwezig kunnen zijn, aldus [appellant].

5.1.    Volgens het college volgt uit de bewoordingen van het Wob-verzoek dat dit verzoek alleen betrekking heeft op e-mailcorrespondentie binnen de gemeentelijke organisatie en tussen de gemeente en andere betrokkenen bij het bouwproject. Daaruit volgt niet dat het verzoek ook betrekking heeft op correspondentie tussen de gemeente en [bedrijf] of [appellant], temeer omdat [appellant] reeds over die correspondentie beschikt, aldus het college. [appellant] heeft in zijn bezwaarschrift tegen het besluit van 11 april 2017 te kennen gegeven dat de lijst met

e-mailberichten, die volgens het college onder de reikwijdte van het Wob-verzoek vallen, niet volledig is. Hij heeft gesteld dat er in mei en juni 2016 veel e-mailcorrespondentie is geweest tussen de gemeente of de gemeentelijke archeoloog en onder meer [bedrijf]. De Afdeling overweegt dat het college het bezwaar in zoverre als een verduidelijking van het Wob-verzoek had moeten opvatten. Dit geldt te meer nu in de bezwaarfase een heroverweging plaatsvindt en de verduidelijking geen verruiming van het oorspronkelijke verzoek behelst. Het college was derhalve gehouden ook de e-mailcorrespondentie met [bedrijf] of [appellant] openbaar te maken, behoudens aanwezige weigeringsgronden als bedoeld in artikel 10 en 11 van de Wob. De rechtbank heeft dit niet onderkend.

5.2.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 25 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2527)) is het, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, dat document toch onder het bestuursorgaan berust.

Het college heeft in het kader van de bemiddelingspoging alleen document 36 verstrekt. Het college stelt dat er niet méér documenten over de bemiddelingspoging onder het college berusten. Het college heeft navraag gedaan bij personen die direct betrokken waren bij de bemiddelingspoging, maar daarbij zijn geen nieuwe documenten boven tafel gekomen. De mededeling van het college dat er niet méér documenten zijn, komt de Afdeling niet ongeloofwaardig voor. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat onder het college meer documenten berusten dan document 36. De enkele stelling dat er over de bemiddelingspoging meer documenten zijn, is niet voldoende.

Inspectieformulier handhaving Besluit Bodemkwaliteit Bbk 889 (hierna: het inspectieformulier) heeft betrekking op de nieuwbouw op het perceel [locatie]. Op document B64, dat bij dit inspectieformulier behoort, staat:

"31-01-2017

[…] geeft aan dat in week 4-2017 een onderzoek heeft plaatsgevonden naar de kwaliteit van het grote depot. Onderzoeksgegevens?"

Het college stelt hierover dat het er niet van op de hoogte is of er onderzoeksgegevens zijn en of er een onderzoeksrapport is opgesteld. Het college heeft hiernaar geen navraag gedaan bij de CRV. Nu uit voormelde passage volgt dat er een onderzoek heeft plaatsgevonden en dat er mogelijk onderzoeksgegevens hiervan bestaan, lag het op de weg van het college om hiernaar navraag te doen. De rechtbank heeft dit niet onderkend.

5.3.    Het betoog slaagt.

Intern beraad

6.    [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft nagelaten te motiveren waarom documenten 2, 4, 5, 6, 7, 9, 11, 12, 16, 20, 31 en 34 aangemerkt kunnen worden als documenten opgesteld ten behoeve van intern beraad. [appellant] bestrijdt dat. CRV kan niet aangemerkt worden als een externe derde, maar als een vergunninghouder. Uit de uitspraak van de Afdeling van 8 februari 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AV1271, volgt dat het vooroverleg met de aanvrager van een vergunning niet aangemerkt kan worden als intern beraad. Documenten over het overleg tussen de gemeente en CRV mogen daarom niet op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob worden geweigerd. Zelfs als CRV wel een externe derde zou zijn, kan de correspondentie niet tot het interne beraad worden gerekend, omdat CRV een eigen belang behartigt dat als zodanig bij het beraad een rol speelt, aldus [appellant].

6.1.    Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 20 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3497, volgt uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 11 van de Wob (Kamerstukken II 1986/87, 19 859, nr. 3, blz. 13) dat het interne karakter van een stuk wordt bepaald door het oogmerk waarmee dit is opgesteld. Degene die het document heeft opgesteld moet de bedoeling hebben gehad dat dit zou dienen voor hemzelf of voor het gebruik door anderen binnen de overheid. Ook documenten die afkomstig zijn van externe derden, kunnen worden aangemerkt als documenten die zijn opgesteld ten behoeve van intern beraad indien de documenten met dat oogmerk zijn opgesteld. Het interne karakter van het beraad komt evenwel te vervallen wanneer daaraan het karakter van advisering of gestructureerd overleg moet worden toegekend.

Verder heeft de Afdeling in de uitspraak van 20 december 2017 , overwogen dat zij - anders dan voorheen (vergelijk onder meer de uitspraak van de Afdeling van 17 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1298) - van oordeel is dat aan een beraad het interne karakter ontvalt, indien daarbij een externe derde is betrokken die een eigen belang behartigt dat als zodanig bij het beraad een rol speelt. Hij adviseert in dat geval niet, of niet uitsluitend, in het belang van het bestuursorgaan dat hem om advies vraagt, maar zijn inbreng wordt mede ingegeven door een eigen belang bij de uitkomst van het beraad. Documenten van externe derden, zoals bedoeld in de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 11 van de Wob, die zijn opgesteld met het oog op intern beraad, kunnen slechts onder intern beraad vallen in het geval dat de externe derde geen ander belang heeft dan het bestuursorgaan vanuit de eigen ervaring en deskundigheid een opvatting te geven over een bestuurlijke aangelegenheid.

6.2.    De Afdeling heeft met toepassing van artikel 8:29 van de Awb kennis genomen van de door het college overgelegde documenten. De documenten 2, 4, 5, 6, 7, 9, 11, 12, 16, 20, 31 en 34 bevatten

e-mailcorrespondentie tussen de gemeente en CRV over, zakelijk samengevat, het te verrichten archeologisch onderzoek en de kosten die daarmee gepaard gaan. De documenten bevatten persoonlijke beleidsopvattingen. CRV behoort niet tot de kring van de overheid en dient dan ook als een derde te worden aangemerkt. CRV behartigt bij het beraad met de gemeente een eigen belang dat als zodanig bij het beraad een rol speelt. De inbreng van CRV in de e-mailcorrespondentie wordt mede ingegeven door een eigen belang bij de uitkomst van het beraad over het aspect archeologie. Niet gezegd kan worden dat CRV geen ander belang heeft dan het college vanuit de eigen ervaring en deskundigheid een opvatting te geven over een bestuurlijke aangelegenheid. Gelet hierop heeft het beraad geen intern karakter en heeft het college de documenten ten onrechte op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob aan [appellant] geweigerd. De rechtbank heeft dit niet onderkend.

Het betoog slaagt.

7.    Verder heeft de rechtbank volgens [appellant] miskend dat het college e-mailberichten binnen de gemeentelijke organisatie openbaar had moeten maken, voor zover die zijn gezonden aan externe derden. Omdat die e-mailberichten buiten de eigen kring zijn gebracht, hebben die het karakter van intern beraad verloren, aldus [appellant].

7.1.    Alleen documenten 9 en 10 zijn, zoals het college heeft bevestigd, doorgezonden naar derden. Nu die documenten reeds doordat zij buiten de eigen kring zijn gebracht het karakter van intern beraad hebben verloren, heeft het college aan de weigering om die documenten openbaar te maken ten onrechte artikel 11, eerste lid, van de Wob ten grondslag gelegd.

Het betoog slaagt.

8.    Ten slotte stelt [appellant] dat documenten 37, 38 en 39 informatie over asbestvervuiling bevatten. Volgens [appellant] dient die informatie mogelijk op grond van artikel 11, vierde lid, van de Wob openbaar te worden gemaakt.

8.1.    De Afdeling heeft met toepassing van artikel 8:29 van de Awb kennis genomen van documenten 37, 38 en 39. Deze documenten bevatten e-mailberichten van enkele medewerkers van de gemeente Leeuwarden met een reactie op de melding van Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing (FUMO) dat [appellant] een klacht heeft ingediend over asbestvervuiling. In de e-mailberichten uiten zij een vermoeden over de aanleiding van de klacht. Die documenten bevatten geen milieu-informatie als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder g, van de Wob.

Het betoog faalt.

Conclusie

9.    Het hoger beroep van [appellant] zal in de einduitspraak gegrond worden verklaard. De aangevallen uitspraken komen voor vernietiging in aanmerking.

Opdracht

10.    Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil zal de Afdeling het college opdragen om binnen 12 weken na verzending van deze uitspraak, met inachtneming van hetgeen onder 5.1, 5.2, 5.3, 6.2 en 7.1 is overwogen, een nieuw besluit te nemen over het Wob-verzoek. Het college dient daartoe:

- de e-mailcorrespondentie tussen de gemeente en [bedrijf] of [appellant] alsnog openbaar te maken, behoudens aanwezige weigeringsgronden als bedoeld in artikel 10 en 11 van de Wob;

- alsnog navraag te doen bij de CRV of er onderzoeksgegevens zijn als bedoeld in document B64 dat behoort bij het inspectieformulier en zo ja, te beoordelen of die in aanmerking komen voor openbaarmaking;

- documenten 2, 4, 5, 6, 7, 9, 10, 11, 12, 16, 20, 31 en 34 alsnog openbaar te maken, behoudens aanwezige weigeringsgronden als bedoeld in artikel 10 van de Wob.

Bij de nieuwe besluitvorming dient CRV betrokken te worden, voor zover haar belangen bij het nieuw te nemen besluit in het geding zijn.

Proceskosten en griffierecht

11.    In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

draagt het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden op om binnen 12 weken na de verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen:

1. het besluit van 20 september 2017, kenmerk BZW.1.17.0070.01/2017-Z33569, te herstellen op een wijze als bedoeld in rechtsoverweging 10;

2. het nieuw genomen besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en aan de Afdeling toe te zenden.

Aldus vastgesteld door mr. J.J. van Eck, voorzitter, en mr. G.M.H. Hoogvliet en mr. H.C.P. Venema, leden, in tegenwoordigheid van mr. K.S. Man, griffier.

w.g. Van Eck    w.g. Man
voorzitter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2019

629.

BIJLAGE

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 8:51d

Indien de bestuursrechter in hoogste aanleg uitspraak doet, kan hij het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. De artikelen 8:51a, eerste lid, tweede volzin, en tweede lid, 8:51b, tweede en derde lid, en 8:51c, aanhef en onderdelen b tot en met d, zijn van toepassing.

Wet openbaarheid van bestuur

Artikel 1

In de wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

[…]

c. intern beraad: het beraad over een bestuurlijke aangelegenheid binnen een bestuursorgaan, dan wel binnen een kring van bestuursorganen in het kader van de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een bestuurlijke aangelegenheid;

[…]

g. milieu-informatie: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 19.1a van de Wet milieubeheer.

Artikel 10

1. Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit:

a. de eenheid van de Kroon in gevaar zou kunnen brengen;

b. de veiligheid van de Staat zou kunnen schaden;

c. bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld;

d. persoonsgegevens betreft als bedoeld in de artikelen 9, 10 en 87 van de Algemene verordening gegevensbescherming, tenzij de verstrekking kennelijk geen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer maakt.

2. Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:

a. de betrekkingen van Nederland met andere staten en met internationale organisaties;

b. de economische of financiële belangen van de Staat, de andere publiekrechtelijke lichamen of de in artikel 1a, onder c en d, bedoelde bestuursorganen;

c. de opsporing en vervolging van strafbare feiten;

d. inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen;

e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;

f. het belang, dat de geadresseerde erbij heeft als eerste kennis te kunnen nemen van de informatie;

g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.

3. Het tweede lid, aanhef en onder e, is niet van toepassing voorzover de betrokken persoon heeft ingestemd met openbaarmaking.

4. Het eerste lid, aanhef en onder c en d, het tweede lid, aanhef en onder e, en het zevende lid, aanhef en onder a, zijn niet van toepassing voorzover het milieu-informatie betreft die betrekking heeft op emissies in het milieu. Voorts blijft in afwijking van het eerste lid, aanhef en onder c, het verstrekken van milieu-informatie uitsluitend achterwege voorzover het belang van openbaarmaking niet opweegt tegen het daar genoemde belang.

5. Het tweede lid, aanhef en onder b, is van toepassing op het verstrekken van milieu-informatie voor zover deze handelingen betreft met een vertrouwelijk karakter.

6. Het tweede lid, aanhef en onder g, is niet van toepassing op het verstrekken van milieu-informatie.

7. Het verstrekken van milieu-informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voorzover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:

a. de bescherming van het milieu waarop deze informatie betrekking heeft;

b. de beveiliging van bedrijven en het voorkomen van sabotage.

8. Voorzover het vierde lid, eerste volzin, niet van toepassing is, wordt bij het toepassen van het eerste, tweede en zevende lid op milieu-informatie in aanmerking genomen of deze informatie betrekking heeft op emissies in het milieu.

Artikel 11

1. In geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, wordt geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen.

[…].

4. In afwijking van het eerste lid wordt bij milieu-informatie het belang van de bescherming van de persoonlijke beleidsopvattingen afgewogen tegen het belang van openbaarmaking. Informatie over persoonlijke beleidsopvattingen kan worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Het tweede lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing.