Uitspraak 201805725/3/R1


Volledige tekst

201805725/3/R1.
Datum uitspraak: 11 september 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:

1.    Belangenvereniging Huiseigenaren Harpstraat (hierna: de Belangenvereniging), gevestigd te Zaandijk, gemeente Zaanstad,

2.    Kontakt Milieubeheer Zaanstreek, gevestigd te Zaandam, gemeente Zaanstad, en anderen,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Zaanstad,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 17 mei 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Sportpark Het Fortuin" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben de Belangenvereniging en Kontakt Milieubeheer Zaanstreek en anderen beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Kontakt Milieubeheer Zaanstreek en anderen en de raad hebben nadere stukken ingediend.

Overwegingen

1.    Het plan voorzien in een juridisch-planologisch kader voor de ontwikkeling van een sportpark aan de Fortuinweg te Zaandijk. Op het sportpark zullen onder andere drie hockeyvelden en parkeerplaatsen worden aangelegd en voorts is voorzien in een clubgebouw.

2.    Kontakt Milieubeheer Zaanstreek en anderen betogen dat het plan mogelijk wordt gemaakt met gebruikmaking van het Programma Aanpak Stikstof (hierna: PAS). Zij betogen dat het gelet op het arrest van het Hof echter twijfelachtig is of het PAS gebruikt kan worden.

3.    De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat het plan zowel in de aanlegfase als in de gebruiksfase een toename van stikstofdepositie zal veroorzaken op het Natura 2000-gebied "Polder Westzaan". Op grond van het PAS is echter stikstofdepositieruimte beschikbaar en daardoor komen de natuurlijke kenmerken van de te beschermen habitattypen in het Natura 2000-gebied niet in gevaar. De raad wijst er verder op dat het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland ook een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming heeft verleend voor het realiseren en gebruiken van drie hockeyvelden en het bijbehorende clubhuis. Daarbij is ontwikkelingsruimte toebedeeld. De conclusie van de raad is dat de effecten van de stikstofdepositie daarom de onderhavige ontwikkeling niet in de weg staan.

4.    De Afdeling heeft prejudiciële vragen gesteld over het PAS in zaken over vergunningen voor veehouderijen. Het Hof van Justitie heeft de gestelde vragen over het PAS beantwoord bij arrest van 7 november 2018, ECLI:EU:C:2018:882. De Afdeling heeft in die zaken vervolgens op 29 mei 2019 uitspraak gedaan (ECLI:NL:RVS:2019:1603). In die uitspraak heeft de Afdeling vastgesteld dat met de passende beoordeling die aan het PAS ten grondslag ligt niet de zekerheid is verkregen dat de natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden die in het PAS zijn opgenomen niet zullen worden aangetast. Dit heeft onder meer tot gevolg dat het niet meer mogelijk is om in een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming ontwikkelingsruimte toe te delen (rechtsoverweging 32.6 en 34.2).

Voor een bestemmingsplan zoals het onderhavige zijn tevens de volgende overwegingen van belang:

"35.    Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend worden vastgesteld als op grond van een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van een Natura 2000-gebied niet zal aantasten (artikel 19j, tweede en derde lid, van de Nbw 1998/artikel 2.7, eerste lid en 2.8, derde lid van de Wnb).

Een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling die ten opzichte van de feitelijk aanwezige, planologisch legale situatie ten tijde van de vaststelling van het plan leidt tot een toename van stikstofdepositie op overbelaste stikstofgevoelige natuurwaarden in een Natura 2000-gebied, is een plan dat significante gevolgen kan hebben en dat passend beoordeeld moet worden.

De vaststelling van het bestemmingsplan is niet één van de besluiten die genoemd zijn in artikel 19km van de Nbw 1998 of artikel 2.7 van het Bnb, zodat het PAS-beoordelingskader niet van toepassing is. Dit neemt niet weg dat verschillende bevoegde bestuursorganen geen individuele passende beoordeling voor een bestemmingsplan hebben gemaakt, maar voor het aspect stikstof hebben verwezen naar de passende beoordeling die ten grondslag is gelegd aan het PAS. Het kan daarbij onder meer gaan om bestemmingsplannen waarin een concrete ontwikkeling is geregeld of waarin uitbreidingsmogelijkheden zijn geboden die de drempel- of grenswaarde niet overschrijden (zie ABRvS 20 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3530, r.o. 4.9).

35.1.    De conclusie in deze uitspraak dat de passende beoordeling die ten grondslag ligt aan het PAS niet voldoet aan de eisen die het Hof daaraan stelt kan gevolgen hebben voor de hiervoor bedoelde bestemmingsplannen waarvan de beroepsprocedure nog niet is afgerond en waarin op dit punt beroepsgronden naar voren zijn gebracht door degene die zich op deze bepalingen kan beroepen. De raad kan/kon bij de vaststelling van een bestemmingsplan niet verwijzen naar de passende beoordeling die ten grondslag ligt aan het PAS. De raad heeft in die gevallen het bestemmingsplan of het plandeel dat in de ruimtelijke ontwikkeling voorziet, vastgesteld in strijd met artikel 19j, derde lid, van de Nbw 1998 of artikel 2.8, derde lid, van de Wnb."

5.    Gelet op vorenstaande overwegingen is de Afdeling van oordeel dat de raad het bestemmingsplan "Sportpark Het Fortuin" heeft vastgesteld in strijd met artikel 2.8, derde lid, van de Wet natuurbescherming, aangezien hij daarbij heeft verwezen naar de passende beoordeling die ten grondslag ligt aan het PAS. De beroepen zijn kennelijk gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Hetgeen verder in de beroepen is aangevoerd, behoeft geen bespreking meer. Hierbij betrekt de Afdeling dat in het geval de raad de ruimtelijke ontwikkeling waarin het plan voorziet, wil voortzetten daarvoor eerst een nieuwe passende beoordeling moet worden gemaakt die voldoet aan de uitgangspunten zoals vermeld in de uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2019. Die nieuwe passende beoordeling leidt mogelijk tot heroverweging of aanpassing van de thans voorliggende besluiten. Omdat op voorhand niet duidelijk is dat de behandeling van de overige beroepsgronden tegen de thans voorliggende besluiten van belang kan zijn voor een eventueel vervolgbesluit, ziet de Afdeling daar in deze procedure van af.

Verder wijst de Afdeling erop dat om redenen van proceseconomie per beroep alleen is vastgesteld dat ten minste een van de appellanten belanghebbende is bij het bestreden besluit.

6.    Uit een oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

7.    Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart de beroepen gegrond;

II.    vernietigt het besluit van 17 mei 2018 waarbij de raad het bestemmingsplan "Sportpark Het Fortuin" heeft vastgesteld;

III.    draagt de raad van de gemeente Zaanstad op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;

IV.    gelast dat de raad van de gemeente Zaanstad aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 338,00 (zegge: driehonderdachtendertig euro) voor Belangenvereniging Huiseigenaren Harpstraat te Zaandijk en € 338,00 (zegge: driehonderdachtendertig euro) voor Kontakt Milieubeheer Zaanstreek en anderen vergoedt, met dien verstande dat bij betaling aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, griffier.

w.g. Helder    w.g. Van Helvoort
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 11 september 2019

361.