Uitspraak 201901284/1/A1


Volledige tekst

201901284/1/A1.
Datum uitspraak: 1 augustus 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) in het geding tussen:

[appellant], wonend te [woonplaats],

en

het college van gedeputeerde staten van Gelderland,

verweerder.

Openbare zitting gehouden op 1 augustus 2019 om 13:15 uur.

Tegenwoordig:

Staatsraad mr. S.F.M. Wortmann    voorzitter

griffier: mr. J.A.A. van Roessel

Verschenen:

[appellant], vertegenwoordigd door [gemachtigde];

Het college, vertegenwoordigd door mr. J. Ross.

===================================

Bij brief van 9 maart 2018 heeft het college het verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen het gebruik van auto’s en ander gemotoriseerd verkeer op de openbare weg, in het gebied de Bennekommer Meent (hierna: het stiltegebied) afgewezen.

Bij besluit van 9 oktober 2018 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De Afdeling:

I.    verklaart het beroep gegrond;

II.    vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Gelderland van 9 oktober 2018, kenmerk 2018-006008;

III.    verklaart het bezwaar van [appellant] tegen de brief van 9 maart 2018 niet-ontvankelijk;

IV.    bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

V.    gelast dat het college van gedeputeerde staten van Gelderland aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) voor de behandeling van het beroep vergoedt.

Daartoe overweegt zij het volgende.

Het perceel [locatie] te Wageningen waar [appellant] woont, ligt op een afstand van meer dan 800 m van de grens van het stiltegebied. Tussen het stiltegebied en het perceel zijn verschillende straten met bebouwing gelegen, waardoor [appellant] vanaf zijn perceel geen zicht heeft op het stiltegebied. Voor zover [appellant] op zijn perceel al gevolgen ondervindt van het gebruik van motorvoertuigen in het stiltegebied, is het gelet op de afstand en de tussengelegen bebouwing niet aannemelijk dat die gevolgen van enige betekenis zijn. In de omstandigheid dat [appellant] als recreant gebruik maakt van het stiltegebied is geen persoonlijk belang gelegen dat hem in voldoende mate van anderen onderscheidt.

Gelet op het voorgaande is [appellant] geen belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Omdat [appellant] geen belanghebbende is, is zijn verzoek om handhaving geen aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb. De afwijzing van dat verzoek is dan ook geen besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Nu slechts tegen een besluit bezwaar kan worden gemaakt, had het college het bezwaar van [appellant] niet-ontvankelijk moeten verklaren. Dat heeft het college ten onrechte niet gedaan.

Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

w.g. Wortmann    w.g. Van Roessel

lid van de enkelvoudige kamer    griffier

457-884.