Uitspraak 201900716/2/A3


Volledige tekst

201900716/2/A3.
Datum beslissing: 12 augustus 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in het hoger beroep van:

[appellante], wonend te [woonplaats],

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 6 december 2018 in zaken nrs. 18/2717 en 18/2718 in het geding tussen:

[appellante]

en

de burgemeester van Utrecht en het college van burgemeester en wethouders van Utrecht.

Procesverloop

[appellante] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 6 december 2018 in zaken nrs. 18/2717 en 18/2718.

De burgemeester heeft een aantal gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.

Het betreft een zogenoemd hennepinformatiebericht, opgesteld door de politie Midden-Nederland, en 24 foto’s.

Overwegingen

1.    De burgemeester heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van de stukken kennis zal nemen.

2.    Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.

3.    De burgemeester heeft ter motivering van zijn verzoek om beperking van de kennisneming van het hennepinformatiebericht aangevoerd dat dit politiegegevens bevat als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van de Wet politiegegevens. De artikelen 7 en 19 van de Wet politiegegevens staan daarom in de weg aan verstrekking van deze gegevens, aldus de burgemeester. Naar zijn mening zijn dus gewichtige redenen in de zin van artikel 8:29 van de Awb aanwezig die rechtvaardigen dat alleen de bestuursrechter kennis mag nemen van het bericht.

3.1.    In de uitspraak van 21 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2881, op een verzoek van de burgemeester van Utrecht om toepassing van artikel 8:29 van de Awb heeft de Afdeling overwogen dat het enkele feit dat in de artikelen 7 en 19 van de Wet politiegegevens een regeling omtrent geheimhouding van politiegegevens is opgenomen, niet zonder meer betekent dat gewichtige redenen aanwezig zijn als bedoeld in artikel 8:29, eerste lid. Die regeling ontslaat de bestuursrechter niet van de verplichting om op grond van artikel 8:29, derde lid, te beoordelen of zodanig gewichtige redenen aanwezig zijn dat uitsluitend de bestuursrechter kennis mag namen van overgelegde politiegegevens. Bij deze beoordeling dient gewicht te worden toegekend aan het uit de Wet politiegegevens blijkende belang bij geheimhouding van politiegegevens, zo heeft de Afdeling in die uitspraak overwogen.

Anders dan uit deze uitspraak volgt, heeft de burgemeester volstaan met een beroep op de artikelen 7 en 19 van de Wet politiegegevens. De Afdeling ziet daarom in het door de burgemeester aangevoerde geen grond voor inwilliging van het verzoek, behoudens voor zover dit betreft de naam en het telefoonnummer van de opsteller van het bericht op blz. 1 en blz. 3 en de namen, BSN-nummers, geboortedata en plaatsen en woonadressen van de verdachten, vermeld op blz. 2 van het bericht. Voor deze gegevens geldt dat het belang van bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen zwaarder weegt dan het belang dat [appellante] hiervan kennis neemt. De Afdeling acht het verzoek daarom in zoverre gedeeltelijk gerechtvaardigd.

4.     De burgemeester heeft ter motivering van zijn verzoek om beperking van de kennisneming van de foto’s aangevoerd dat deze beeldmateriaal van personen betreffen en dus privacygevoelige informatie bevatten. De Afdeling heeft de foto’s bekeken en vastgesteld dat op alle foto’s personen herkenbaar in beeld zijn. Naar het oordeel van de Afdeling weegt ook hier het belang van bescherming van de persoonlijke levenssfeer zwaarder dan het belang dat [appellante] kennis neemt van de stukken. De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming in zoverre gerechtvaardigd.

5.    De Afdeling bepaalt dat het hennepinformatiebericht wordt teruggezonden aan de burgemeester.

6.    Indien de burgemeester geen gehoor geeft aan het in dictumonderdeel III. aangeduide verzoek om een geschoonde versie van het hennepinformatiebericht toe te sturen, kan de Afdeling daaraan gevolgen verbinden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    willigt het verzoek in wat betreft de foto’s en de in overweging 3.1 genoemde gegevens in het hennepinformatiebericht;

II.    wijst het verzoek wat betreft het hennepinformatiebericht voor het overige af;

III.    verzoekt de burgemeester binnen veertien dagen na heden een geschoonde versie van het hennepinformatiebericht aan de Afdeling en de andere partij toe te sturen.

Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, griffier.

w.g. Daalder    w.g. Klein
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2019