Uitspraak 201809907/2/R3


Volledige tekst

201809907/2/R3.
Datum uitspraak: 8 augustus 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:

[appellant], wonend te Scheemda, gemeente Oldambt,

en

1.    het college van burgemeester en wethouders van Midden-Groningen,

2.    het college van burgemeester en wethouders van Oldambt,

3.    het college van burgemeester en wethouders van Veendam,

4.    het dagelijks bestuur van waterschap Hunze & Aa’s,

5.    het college van gedeputeerde staten van Groningen,

verweerders.

Procesverloop

[appellant] heeft beroep ingesteld tegen elf gecoördineerd voorbereide en bekendgemaakte besluiten ten behoeve van de realisatie van Windpark N33. De besluiten worden samen aangeduid als fase 3 van Windpark N33.

Verweerders hebben verweerschriften ingediend.

De Afdeling heeft [appellant] in de gelegenheid gesteld nadere informatie te verstrekken over de gevreesde feitelijke gevolgen van de bestreden besluiten en over de afstand tot de betrokken activiteiten.

Vergunninghouders hebben nadere stukken ingediend.

Overwegingen

1.    [appellant] is eigenaar van een perceel in de omgeving van Windpark N33. Hij stelt dat de rotoren van één van de windturbines van Windpark N33 boven zijn perceel zullen draaien. Door het overzwaaien wordt hij beperkt in het gebruik van zijn agrarisch perceel, welk gevolg onvoldoende in de afweging is betrokken. Hij stelt voor het overzwaaien ook geen toestemming te hebben gegeven.

2.    De bezwaren die [appellant] tegen de bestreden besluiten naar voren heeft gebracht, zien op de bouw en het gebruik van één van de windturbines. Die bouw en dat gebruik zijn niet in een van de bestreden besluiten mogelijk gemaakt, maar in het rijksinpassingsplan "Windpark N33" en de omgevingsvergunningen op grond van artikel 2.1. eerste lid, onder a en e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Op 29 mei 2019 heeft de Afdeling over dat inpassingsplan en die omgevingsvergunningen uitspraak gedaan (ECLI:NL:RVS:2019:1781).

Nu alle inhoudelijke bezwaren die [appellant] naar voren heeft gebracht tegen de bestreden besluiten het bereik van de inhoud van die besluiten te buiten gaat, constateert de Afdeling dat [appellant] tegen de bestreden besluiten geen inhoudelijke gronden heeft aangevoerd.

Het beroep is daarom kennelijk ongegrond.

3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J. Kramer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Boer, griffier.

w.g. Kramer    w.g. Boer
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2019

745.