Uitspraak 201805848/1/A3


Volledige tekst

201805848/1/A3.
Datum uitspraak: 31 juli 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 11 juni 2018 in zaak nr. 18/56 in het geding tussen:

[appellant]

en

de staatssecretaris van Financiën.

Procesverloop

Bij besluit van 7 maart 2017 heeft de staatssecretaris beslist op een verzoek van [appellant] om openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob).

Bij besluit van 28 november 2017 heeft de staatssecretaris het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 11 juni 2018 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De staatssecretaris heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 april 2019, waar [appellant], en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. W.J.G. van Duijn en mr. J.C.J.E. Allein Richir, zijn verschenen.

Overwegingen

1.    [appellant] heeft verzocht om openbaarmaking van de volgende informatie.

1. het beleid bij de Belastingdienst met betrekking tot de heffing van omzetbelasting en invoerrechten bij de legale invoer van jachttrofeeën, 2. documenten bij de Belastingdienst met betrekking tot de waardebepaling van jachttrofeeën voor de omzetbelasting en de heffing van invoerrechten, 3. documenten bij de Belastingdienst met betrekking tot de waardebepaling van jachttrofeeën in het economisch verkeer,

4. documenten bij de Belastingdienst met betrekking tot de rapportage van betaalde omzetbelasting en invoerrechten over jachttrofeeën in de periode 2011 tot heden, en

5. procedurebeschrijvingen en douanebepalingen met betrekking tot de legale invoer van jachttrofeeën via Schiphol.

De staatssecretaris heeft aan [appellant] meegedeeld dat de onder 1-3 en 5 genoemde informatie is gepubliceerd in het Handboek Douane en het Handboek VGEM (www.douane.nl).

In de geautomatiseerde bestanden van de Douane is onder meer met behulp van de door [appellant] verstrekte informatie over CITES-documenten gezocht naar gegevens over betaalde omzetbelasting en invoerrechten over jachttrofeeën, echter zonder resultaat. Gelet hierop kan de onder 4 bedoelde informatie niet worden verstrekt, aldus de staatssecretaris.

2.    [appellant] bestrijdt het oordeel van de rechtbank dat de mededeling van de staatssecretaris, dat hij niet beschikt over informatie over de voor jachttrofeeën betaalde omzetbelasting en invoerrechten, niet ongeloofwaardig is. Volgens [appellant] is deze informatie opgeslagen in de digitale bestanden van de Douane of van de Belastingdienst en kan deze worden achterhaald met behulp van de bescheidcodes die door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: de RVO) worden gebruikt voor CITES-goederen of met behulp van gegevens uit de CITES-vergunningen die voor de invoer van jachttrofeeën zijn afgegeven. Laatstgenoemde gegevens kunnen bij het Ministerie van Economische Zaken worden opgevraagd, aldus [appellant]. Hij verzoekt de Afdeling om de staatssecretaris te gelasten de gevraagde informatie openbaar te maken en een dwangsom van € 150,00 per dag op te leggen indien de staatssecretaris in gebreke blijft.

2.1.    De rechtbank heeft terecht onder verwijzing naar vaste jurisprudentie van de Afdeling overwogen dat, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan degene die om informatie verzoekt is om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust, alsmede dat de Wob geen verplichting bevat om gegevens te vervaardigen die niet in bestaande documenten zijn neergelegd, ongeacht de mate van inspanning.

2.2.    Met de rechtbank is de Afdeling is van oordeel dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de mededeling van de staatssecretaris dat hij op grond van de zoekvraag van [appellant] en de door hem overgelegde gegevens tevergeefs heeft gezocht naar in de geautomatiseerde systemen van de Douane aanwezige informatie aangaande waardebepalingen van jachttrofeeën in het aangifteproces, op grond waarvan aan [appellant] ter zake een rapportage zou kunnen worden verstrekt. De staatssecretaris heeft naar aanleiding van een gesprek met [appellant] specifiek gezocht naar aangiften van de invoer van jachttrofeeën in de vorm van luipaardvellen, maar ook dat heeft niet tot resultaten geleid. Mede gelet op de toelichting van de staatssecretaris, zowel ter zitting bij de rechtbank als bij de Afdeling, heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat de gevraagde informatie in enig document bij de staatssecretaris berust. Het betoog faalt.

2.3.    Gelet op het vorenstaande bestaat geen aanleiding om de staatssecretaris op straffe van een dwangsom te gelasten binnen een bepaalde termijn voormelde informatie te verstrekken.

3.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzitter, en mr. C.M. Wissels en mr. F.D. van Heijningen, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.C.J. de Wilde, griffier.

w.g. Bijloos    w.g. De Wilde
voorzitter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2019

598.