Uitspraak 201809646/1/A2


Volledige tekst

201809646/1/A2.
Datum uitspraak: 27 juni 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de rechtbank) van 19 oktober 2018 in zaak nr. 18/1427 in het geding tussen:

[appellant]

en

de Belastingdienst/Toeslagen.

Openbare zitting gehouden op 27 juni 2019 om 11:00 uur.

Tegenwoordig:

Staatsraad mr. C.H.M. van Altena    voorzitter

griffier: mr. B. van Dokkum

Verschenen:

De Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. J.G.C. van de Werken.

===================================

Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van 19 oktober 2018 van de rechtbank, waarbij het beroep van [appellant] tegen het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van 26 februari 2018 ongegrond is verklaard.

De Afdeling

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Daartoe overweegt zij het volgende.

-    De inspecteur van de Belastingdienst heeft bij beschikking van 29 september 2017 het niet in Nederland belastbaar inkomen van [appellant] over 2016 vastgesteld. Hierop heeft de Belastingdienst/Toeslagen bij besluit van 10 november 2017, gehandhaafd bij besluit van 26 februari 2018, de eerder vastgestelde zorg- en huurtoeslag van [appellant] over 2016 herzien en vastgesteld op respectievelijk € 559,00 en € 1.172,00 en bepaald dat [appellant] een bedrag van € 23,00 aan te veel ontvangen zorgtoeslag en een bedrag van € 915,00 aan teveel ontvangen huurtoeslag moet terugbetalen.


-    Het recht op zorg- en huurtoeslag is afhankelijk van de draagkracht, die wordt bepaald door het toetsingsinkomen. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling is de Belastingdienst/Toeslagen bij het bepalen van de draagkracht, gehouden de door de inspecteur van de Belastingdienst vastgestelde inkomensgegevens te volgen.


-    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen is de Belastingdienst/Toeslagen op grond van artikel 20, eerste lid, van de Awir verplicht de tegemoetkoming te herzien indien de door de inspecteur vastgestelde inkomensgegevens wijzigen en daaruit blijkt dat de tegemoetkoming tot een te hoog of te laag bedrag is toegekend.


-    De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen de definitieve vaststellingen van de zorg- en huurtoeslag over 2016 terecht heeft herzien. Dat de financiële situatie van [appellant], ondanks het hogere inkomen, niet is verbeterd, is geen omstandigheid die de Belastingdienst/Toeslagen in de besluitvorming had moeten betrekken. De Awir biedt daarvoor geen mogelijkheid.


-    Op grond van artikel 26 van de Awir moet [appellant] de teveel ontvangen zorg- en huurtoeslag terugbetalen. In de Awir is geen bepaling opgenomen op grond waarvan de Belastingdienst/Toeslagen van terugvordering kan afzien dan wel de terugvordering kan matigen. Wel kan [appellant] bij de Belastingdienst/Toeslagen een verzoek om een betalingsregeling indienen.

w.g. Van Altena    w.g. Van Dokkum

lid van de enkelvoudige kamer    griffier

480-856.