Uitspraak 201808280/1/A3


Volledige tekst

201808280/1/A3.
Datum uitspraak: 3 juli 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 31 augustus 2018 in zaak nr. 18/501 in het geding tussen:

[appellant]

en

de korpschef van politie.

Procesverloop

Bij besluit van 27 december 2017 heeft de korpschef het verzoek van [appellant] om verwijdering, afscherming of markering van politiegegevens afgewezen.

Bij uitspraak van 31 augustus 2018 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De korpschef heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant] heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 mei 2019, waar de korpschef, vertegenwoordigd door mr. A. Mol en mr. J.S. de Jong, is verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage. Deze bijlage maakt deel uit van de uitspraak.

2.    [appellant] heeft bij de korpschef een verzoek ingediend op grond van artikel 28 van de Wpg. Hij heeft gevraagd om vernietiging, markering of afscherming van de in een op 29 januari 2017 te 06.41 uur door twee verbalisanten opgemaakt mutatierapport vastgelegde gegevens over zijn staandehouding. Volgens hem zijn het daarin opgenomen tijdstip en de genoemde datum en locatie onjuist. In het mutatierapport is vermeld dat de staandehouding plaatsvond op zondag 29 januari 2017 om 00:30 uur aan de Glipper-Dreef. [appellant] stelt dat het zaterdag 28 januari 2017 om 22:30 uur aan de Valkenburgerlaan was. De korpschef heeft bij de verbalisanten navraag gedaan over de feiten. Vervolgens heeft de korpschef het verzoek afgewezen omdat de gegevens juist zijn, volledig zijn en niet in strijd zijn met een wettelijk voorschrift zijn verwerkt.

Verzoek om behandeling met gesloten deuren

3.    [appellant] heeft de Afdeling verzocht om de behandeling ter zitting met gesloten deuren te laten plaatsvinden.

3.1.    Artikel 8:62, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bepaalt dat de zitting openbaar is. Blijkens het tweede lid van dat artikel kan de bestuursrechter beslissen dat het onderzoek ter zitting geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren zal plaatsvinden onder meer indien de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit vereist. Daarvoor zal sprake moeten zijn van een situatie waarin de persoonlijke levenssfeer van een of meer partijen bijzondere bescherming verdient.

3.2.    De aangevoerde gronden zijn naar het oordeel van de Afdeling onvoldoende zwaarwegend om af te wijken van het uitgangspunt dat het onderzoek ter zitting in het openbaar zal plaatsvinden. Hoewel persoonsgegevens tot de persoonlijke levenssfeer worden gerekend, zijn de in dit geval aan de orde zijnde persoonsgegevens niet van dien aard dat deze een uitzondering op het beginsel van de openbaarheid van de zitting kunnen rechtvaardigen. Gelet hierop wordt het verzoek afgewezen.

De uitspraak van de rechtbank

4.    De rechtbank heeft overwogen dat er geen gebrek kleeft aan het mandaat van de privacyfunctionaris. Met de herziening van het Mandaatbesluit politie van 2015 is geen relevante inhoudelijke wijziging van de mandaatstructuur beoogd. Het ondermandaat is voorts gegeven door het sectorhoofd staf van Noord-Holland als degene die daartoe bevoegd was. De kennelijke misslag in het besluit maakt dat niet anders. [appellant] heeft zijn stelling dat de geregistreerde gegevens onjuist zijn, niet aannemelijk gemaakt. Daarom was er voor de korpschef geen grond om het verzoek in te willigen. Tot slot is niet gebleken dat het bestreden besluit is geantedateerd, zodat de korpschef tijdig na de ingebrekestelling alsnog heeft beslist op de aanvraag en er geen dwangsommen zijn verschuldigd, aldus de rechtbank.

Het hoger beroep van [appellant]

5.    [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de korpschef ten onrechte maar op een deel van het verzoek heeft beslist nu in het besluit niets is vermeld over afscherming van de gegevens. Daarom zijn dwangsommen verbeurd. Verder heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat sprake is van een verschrijving in de mandaatregelingen, nu daarin niet alleen een verkeerde functie maar ook een verkeerde persoon is genoemd. Het sectorhoofd of de korpschef heeft bovendien zelf nooit via mandaat of ondermandaat de bevoegdheid gekregen om een mandaatbesluit te nemen. Verder betoogt [appellant] dat hij de onjuistheden in de mutatie wel aannemelijk heeft gemaakt. Hij heeft daarbij gewezen op de door hem ingediende klacht, waaruit ook een gedetailleerde versie van de feiten is af te leiden. Nader bewijs voor deze feiten heeft hij ten onrechte niet ter zitting bij de rechtbank mogen tonen, terwijl daartegenover alleen de kale verklaring staat van de verbalisanten dat de inhoud van de mutatie juist is. Ook heeft de rechtbank bij de belangenafweging ten onrechte alleen gewezen op zijn financiële belangen, terwijl ook zijn privébelangen in het geding zijn, aldus [appellant]. Zo zal mogelijk in de toekomst geen verklaring omtrent het gedrag worden afgegeven als er politiegegevens zijn geregistreerd.

Is het besluit toe te rekenen aan de korpschef?

6.    Van belang voor deze zaak zijn het Mandaatbesluit Politie september 2017 van 22 augustus 2017 (hierna: het Mandaatbesluit), het Ondermandaat sectorhoofd Staf Noord-Holland januari 2015 van 10 december 2014 (hierna: het Ondermandaat sectorhoofd staf) en het Ondermandaat Wob/Wpg, eenheid Noord-Holland van 10 december 2014 (hierna: het Ondermandaat Wob/Wpg). Uit het Mandaatbesluit volgt dat door de korpschef mandaat wordt verleend aan de politiechef voor alle aangelegenheden die behoren tot het werkgebied van de politiechef, territoriaal en functioneel. Tevens is in het Mandaatbesluit vermeld dat ondermandaat mogelijk is en is in de toelichting vermeld dat eerdere ondermandaatbesluiten die met instemming van de korpschef zijn genomen van kracht blijven. Dit heeft naar het oordeel van de Afdeling mogelijk tot gevolg dat de ondertekening van de ondermandaatbesluiten niet volledig overeenkomt met de wijze van ondertekening die wordt voorgeschreven in het latere Mandaatbesluit, maar dat leidt niet tot de conclusie dat de ondermandaatbesluiten onbevoegd zijn genomen. Hierbij is van belang dat de ondermandaatbesluiten zijn ondertekend door personen in de daartoe bevoegde functies. Voor het Ondermandaat sectorhoofd staf is dat de politiechef, voor het Ondermandaat Wob/Wpg is dat het Sectorhoofd staf. Voor zover [appellant] erop wijst dat de gepubliceerde ondermandaatbesluiten geen handtekening bevatten, heeft de korpschef ter zitting toegelicht dat het niet gebruikelijk is dat de originele, ondertekende versie van mandaatbesluiten wordt gepubliceerd. Dat dat in een enkel geval wel is gebeurd, maakt niet dat aan de exemplaren zonder handtekening geen waarde kan worden gehecht. De Afdeling ziet verder geen aanleiding voor het oordeel dat ten onrechte in de ondermandaatbesluiten niet expliciet de instemming van de korpschef is vermeld. De ondermandaatbesluiten zijn in overeenstemming met de vaste werkwijze van de korpschef gepubliceerd op de website www.politie.nl en van de instemming van de korpschef mag dan ook worden uitgegaan. Anders dan [appellant] betoogt, wordt in artikel 3, tweede lid, van het Ondermandaat sectorhoofd staf voor de eenheid Noord-Holland ondermandaat verleend aan het sectorhoofd van de eenheidsstaf tot het nemen van besluiten op grond van de Wpg en de Wbp voor zover het verzoeken van betrokkenen betreft. Dat in deze bepaling ‘mandaat’ is vermeld in plaats van ‘ondermandaat’, betreft een kennelijke verschrijving. Verder is in het derde lid vermeld dat het sectorhoofd van de eenheidsstaf van de in het tweede lid bedoelde bevoegdheid ondermandaat verleent. Het sectorhoofd staf was dus bevoegd om tot het Ondermandaat Wob/Wpg te besluiten, waarbij aan de medewerkers van de afdeling bestuursondersteuning ondermandaat wordt verleend.

De conclusie is dat er geen gebreken kleven aan de ondermandaatbesluiten en dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat het besluit van 27 december 2017 aan de korpschef kan worden toegerekend.

Moet de korpschef nog een besluit nemen?

7.    Uit het besluit van 27 december 2017 blijkt dat het besluit een reactie is op de brief van 12 april 2017. Dat met dat besluit volgens [appellant] geen volledige reactie op zijn verzoek is gegeven, maakt daarvoor geen verschil. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 17 april 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ7771, eist artikel 4:13, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) alleen dat binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn een besluit wordt genomen. De beoordeling of een besluit is genomen, staat los van de beoordeling van de inhoud van het genomen besluit. Voor de bestrijding van de juistheid van het besluit van 27 december 2017 stond voor [appellant] de mogelijkheid van beroep open, van welke mogelijkheid hij ook gebruik heeft gemaakt. Er bestond voor de rechtbank dan ook geen aanleiding om tot het oordeel te komen dat de korpschef nog een besluit moest nemen en dat er daarom dwangsommen zijn verbeurd. Het betoog slaagt niet.

Was er aanleiding voor wijziging, verwijdering of afscherming van de gegevens?

8.    Op grond van artikel 28 van Wpg kunnen gegevens worden gewijzigd, verwijderd of afgeschermd indien deze feitelijk onjuist zijn. De verwerkte gegevens zijn gebaseerd op een mutatierapport van 29 januari 2017. Het op ambtsbelofte of ambtseed opgemaakte mutatierapport brengt niet zonder meer met zich dat van de juistheid van dat mutatierapport mag worden uitgegaan, ook niet wanneer - zoals in dit geval- de verbalisanten bij navraag de juistheid van de inhoud van het mutatierapport bevestigen. Aan [appellant] staat de mogelijkheid open om tegenbewijs te leveren dat tot de conclusie noopt dat niet van de in het mutatierapport vermelde gegevens mocht worden uitgegaan. De door hem gegeven beschrijving van de feiten is daarvoor niet voldoende. [appellant] heeft van de mogelijkheid tot het indienen van tegenbewijs gebruik gemaakt, door in hoger beroep foto’s en schermafdrukken in te dienen die met zijn mobiele telefoon zijn gemaakt. Uit deze afdrukken blijkt volgens hem dat datum, tijdstip en locatie van de staandehouding anders waren dan in het mutatierapport is vermeld. Op de foto’s is een politieauto te zien. Ook is een afdruk van een plattegrond bijgevoegd, waarop is vermeld dat de politieauto zich op het moment van de foto ter hoogte van de Valkenburgerlaan […] bevond. Op de schermafdruk van de telefoon is vermeld dat de foto van de politieauto is gemaakt om 23:01 uur op 28 januari 2017. Op de laatste schermafdruk is vermeld dat op datzelfde tijdstip de gegevens van één van de verbalisanten op Google zijn ingevoerd. Ter zitting heeft de korpschef zich op het standpunt gesteld dat de foto’s en schermafdrukken niet als overtuigend bewijs kunnen worden geaccepteerd omdat de stukken onvoldoende betrouwbaar zijn. De Afdeling volgt dit standpunt van de korpschef. Daarbij is van belang dat omdat [appellant] niet ter zitting is verschenen, niet met behulp van zijn telefoon kan worden nagegaan of de op de stukken vermelde informatie juist is. Overigens heeft de korpschef ter zitting onbetwist gesteld dat de Valkenburgerlaan nabij huisnummer […] overgaat in de Glipper-Dreef. Dus zelfs als zou kunnen worden uitgegaan van de juistheid van de schermafdruk waarop de locatie van de politieauto is vermeld en de politieauto zich dus ter hoogte van de Valkenburgerlaan […] bevond, is daarmee niet bewezen dat de staandehouding niet op de Glipper-Dreef plaatsvond.

De conclusie is dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door de twee verbalisanten in het mutatierapport vermelde feiten onjuist zijn. De rechtbank heeft terecht overwogen dat er om die reden voor de korpschef geen aanleiding bestond om over te gaan tot correctie, verwijdering of afscherming van die gegevens. Voorts acht de Afdeling het niet aannemelijk dat een verklaring omtrent het gedrag op grond van artikel 35 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens zal worden geweigerd vanwege de registratie van een mutatierapport dat enkel ziet op een staandehouding. Ook in het belang van [appellant] bij het voorkomen van mogelijke nadelige gevolgen voor zijn loopbaan behoefde de korpschef daarom geen aanleiding te zien om over te gaan tot afscherming of verwijdering van de gegevens.

Conclusie en proceskosten

9.    Het hoger beroep van [appellant] is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

10.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van drs. M.H. Kuggeleijn-Jansen, griffier.

w.g. Minderhoud    w.g. Kuggeleijn-Jansen
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2019

545.

BIJLAGE

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 4:13

1.    Een beschikking dient te worden gegeven binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn of, bij het ontbreken van zulk een termijn, binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag.

2.    […]

Artikel 8:62

1.    De zitting is openbaar.

2.    De bestuursrechter kan bepalen dat het onderzoek ter zitting geheel of gedeeltelijk zal plaatshebben met gesloten deuren:

a.    in het belang van de openbare orde of de goede zeden,

b.    in het belang van de veiligheid van de Staat,

c.    indien de belangen van minderjarigen of de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit eisen, of

d.    indien openbaarheid het belang van een goede rechtspleging ernstig zou schaden.

Wet politiegegevens

Artikel 28

1.    Een ieder over wiens persoon politiegegevens worden verwerkt kan de verantwoordelijke schriftelijk verzoeken deze te verbeteren, aan te vullen, te verwijderen of af te schermen indien deze feitelijk onjuist, voor het doel van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend zijn, dan wel in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.

2.    De verantwoordelijke bericht de verzoeker binnen vier weken na ontvangst van het verzoek schriftelijk of, dan wel in hoeverre, hij daaraan voldoet. Artikel 37, eerste lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens is van overeenkomstige toepassing. Een weigering is met redenen omkleed.

3.    De verantwoordelijke draagt ervoor zorg dat een beslissing tot verbetering, aanvulling, verwijdering of afscherming zo spoedig mogelijk wordt uitgevoerd. Hij draagt zorg voor het kenmerken van een gegeven als de juistheid daarvan door de betrokkene wordt betwist en niet kan worden vastgesteld of het gegeven als dan niet juist is.

Mandaatbesluit politie september 2017

aanhef

Overwegende:

[…]

dat dit mandaatbesluit hen daartoe faciliteert en ondersteunt, door hen alle benodigde bevoegdheden te mandateren met zoveel mogelijk de bevoegdheid tot ondermandaat, een en ander voorzover niet uitdrukkelijk uitgesloten in dit besluit;

[…]

Artikel 4.1 Mandaatverlening

1.    Aan de politiechefs wordt mandaat verleend ten aanzien van gelegenheden die behoren tot het territoriale en functionele werkgebied van de politiechef en de daarmee samenhangende budgetverantwoordelijkheid.

[…]

Toelichting artikel 6.1

Met de vaststelling van het onderhavige mandaatbesluit is beoogd de wijzigingen integraal in één geactualiseerd besluit op te nemen. Dit betekent dat op basis van de eerdere en thans vervallen Mandaatbesluiten politie […] met instemming van de korpschef genomen ondermandaatbesluiten van kracht blijven, tenzij ze in strijd zijn met het onderhavige mandaatbesluit. […]

Ondermandaat sectorhoofd staf Noord-Holland januari 2015

Artikel 3 - Verlening ondermandaat

1.    Aan het sectorhoofd van de eenheidsstaf van de eenheid Noord-Holland, wordt ondermandaat verleend voor de toepassing van de aan de politiechef gemandateerde bevoegdheden ten aanzien van aangelegenheden die behoren tot het werkgebied van het sectorhoofd en de daarmee samenhangende budgetverantwoordelijkheid.

2.    Aan het sectorhoofd van de eenheidsstaf wordt voor de eenheid Noord-Holland mandaat verleend tot het nemen van besluiten:

a.    op grond van de Wet politiegegevens en Wet bescherming persoonsgegevens voor zover het betreft verzoeken van betrokkenen;

b.    verzoeken op basis van de Wet openbaarheid van bestuur.

3.    Het sectorhoofd van de eenheidsstaf verleent ondermandaat van de in het tweede lid bedoelde bevoegdheden.

Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens

Artikel 35

1.    Onze Minister weigert de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag, indien in de justitiële documentatie met betrekking tot de aanvrager een strafbaar feit is vermeld, dat, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving en de overige omstandigheden van het geval aan het doel waarvoor de verklaring omtrent het gedrag wordt gevraagd, in de weg zal staan.