Uitspraak 201801564/1/A3


Volledige tekst

201801564/1/A3.
Datum uitspraak: 7 juni 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:

Vereniging Bewoners tegen Vliegtuigoverlast Rotterdam Airport, gevestigd te Rotterdam,

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) van 23 januari 2018 in zaak nr. 16/7703 in het geding tussen:

de vereniging

en

de minister van Infrastructuur en Waterstaat.

Openbare zitting gehouden op 7 juni 2019 om 10:25 uur.

Tegenwoordig:

Staatsraad mr. N. Verheij    voorzitter

griffier: mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken

Verschenen:

De vereniging, vertegenwoordigd door [gemachtigde];

De minister, vertegenwoordigd door mr. G.H.H. Bisschoff en mr. C.J. Kuiper.

======================================

Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van 23 januari 2018 van de rechtbank, waarbij het beroep tegen het besluit van 27 oktober 2016 ongegrond is verklaard. Het geding betreft een verzoek om handhaving van het aantal van 849 nachtvluchten per jaar op Rotterdam The Hague Airport.

De Afdeling bevestigt de aangevallen uitspraak.

Daartoe overweegt zij het volgende.

1.    De termijnoverschrijding voor het indienen van de gronden en het aantonen van de vertegenwoordigingsbevoegdheid is in dit geval vanwege een ongelukkige samenloop van omstandigheden verschoonbaar. Het hoger beroep is dus ontvankelijk.

2. Het hoger beroep is inhoudelijk ongegrond. De reden daarvoor is dat de minister en de Inspectie Leefomgeving en Transport niet handhavend kunnen optreden tegen het aantal nachtvluchten. Die bevoegdheid is niet in een wettelijke norm vastgelegd. Zij kunnen alleen optreden tegen het overschrijden van de geluidscontouren en daarvan is niet in geschil dat dat niet aan de orde is.

3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

w.g. Verheij    w.g. Van Tuyll van Serooskerken

lid van de enkelvoudige kamer    griffier

290.