Uitspraak 201806913/1/R1


Volledige tekst

201806913/1/R1.
Datum uitspraak: 12 juni 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], wonend te Gendt, gemeente Lingewaard,

en

de raad van de gemeente Lingewaard,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 28 juni 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Herstelplan Buitengebied, 1e herziening" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[belanghebbende] heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.

[appellante] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 mei 2019, waar [appellante], bijgestaan door mr. R.A.M. Verkoijen, advocaat te Deurne, en de raad, vertegenwoordigd door E.P.H. Weijde-Leenders, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende], bijgestaan door mr. G.W. Wijma, rechtsbijstandverlener te Kollum, als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.    Bij uitspraak van 28 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:714, heeft de Afdeling voor zover in dit geschil van belang het besluit van de raad van 18 mei 2017 waarbij het bestemmingsplan "Buitengebied Lingewaard, 1e herziening" is vastgesteld, vernietigd voor zover het betreft de bestemming "Wonen" en de aanduiding "specifieke vorm van wonen - 16" ter plaatse van het perceel [locatie 1].

2.    Om te voldoen aan de opdracht die in de uitspraak van 28 februari 2018 is gegeven, heeft de raad bij besluit van 28 juni 2018 dit herzieningsplan vastgesteld. Het plan voorziet ter plaatse van het perceel [locatie 1] in de legalisering van het bestaande gebruik voor opslag en verhuur van partybenodigdheden.

3.    [appellante] woont in de directe nabijheid van het plangebied aan de [locatie 2] te Gendt. Zij kan zich niet verenigen met het plan, omdat zij onder meer vreest voor een aantasting van haar woon- en leefklimaat in de vorm van geluid- en verkeersoverlast.

Bijlage

4.    De relevante wettelijke bepalingen, planregels en de pagina’s 3 en 4 van de Reactienota Herstelplan bestemmingsplan Buitengebied Lingewaard, 1e herziening, die behoort bij het besluit van de raad van 28 juni 2018 (hierna: de reactienota) die ten grondslag liggen aan de hierna volgende rechtsoverwegingen, zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.

Toetsingskader

5.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Ingetrokken beroepsgrond

6.    Ter zitting heeft [appellante] haar beroepsgrond over artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening ingetrokken.

Functieaanduiding "specifieke vorm van wonen - 16"

7.    [appellante] voert aan dat in artikel 3, aanhef en onder a, van de planregels ten onrechte niet is bepaald dat ter plaatse van het perceel [locatie 1] alleen opslag en verhuur van partybenodigdheden is toegestaan die ondergeschikt is aan de woonfunctie. Hiertoe voert zij aan dat op grond van artikel 23, lid 23.1.2, onder a, van de planregels van het voorgaande bestemmingsplan "Buitengebied Lingewaard", vastgesteld bij besluit van 31 oktober 2013, ter plaatse van het perceel [locatie 1] slechts "ondergeschikte detailhandel" was toegestaan.

Voorts betoogt [appellante] dat nu in de planregels het begrip "opslag en verhuur van partybenodigdheden" niet is gedefinieerd, in strijd met de rechtszekerheid niet vaststaat of daaronder ook het schoonmaken, repareren en assembleren van partybenodigdheden valt. Hiertoe voert zij aan dat anders dan in de uitspraak van 28 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:714, is geoordeeld, geen sprake is van alleen de verhuur van glazen en bestek, maar van onder andere het opslaan, schoonmaken, repareren, assembleren, afhalen, wegbrengen en terugbrengen van tafels en verhuur van tenten, podia en verlichting, zodat sprake is van een grootschalig verhuurbedrijf met een groot assortiment aan te verhuren materialen. Daarnaast is in het plan niet bepaald dat de activiteiten binnen moeten plaatsvinden en waar welke activiteiten zijn toegestaan, aldus [appellante].

7.1.    De raad heeft toegelicht dat hij met artikel 3, aanhef en onder a, van de planregels heeft beoogd opslag en verhuur van partybenodigdheden toe te staan als bedrijfsactiviteit die ondergeschikt is aan de hoofdfunctie "Wonen". De raad heeft in dit verband toegelicht dat binnen het plandeel met de bestemming "Wonen" de bestaande gebruiksoppervlakte ten behoeve van de opslag en verhuur van partybenodigdheden in totaal 164 m2 bedraagt, te weten één schuur met een oppervlakte van 83 m2, één schuur met een oppervlakte van 46 m2 en een deel van de achtertuin van de woning met een oppervlakte van ongeveer 35 m2. Voorts heeft de raad toegelicht dat de activiteiten op het buitenterrein beperkt zijn, nu deze activiteiten uitsluitend bestaan uit schoonmaak- en reparatiewerkzaamheden en in de maanden juli tot en met september in totaal niet meer dan ongeveer 107 uren zijn besteed aan activiteiten op het buitenterrein.

7.2.    Naar het oordeel van de Afdeling volgt de bedoeling van de raad niet, dan wel onvoldoende uit artikel 3, aanhef en onder a, van de planregels in samenhang met artikel 23, lid 23.1.1, aanhef en onder h, en artikel 23, lid 23.1.2, aanhef en onder a, van de planregels van het bestemmingsplan "Buitengebied Lingewaard". Vast staat dat het begrip "opslag en verhuur van partybenodigdheden" niet nader is gedefinieerd in de planregels. Voorts is in artikel 3, aanhef en onder a, van de planregels bepaald dat ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - 16" opslag en verhuur van partybenodigdheden is toegestaan. Gelet op het voorgaande deelt de Afdeling het standpunt van [appellante] dat met de verwijzing naar artikel 23, lid 23.1.2, onder a, van de planregels van het bestemmingsplan "Buitengebied Lingewaard" onvoldoende duidelijk is dat de bedrijfsactiviteiten op het buitenterrein beperkt zijn tot schoonmaak- en reparatiewerkzaamheden en dat de toegestane maximale oppervlakte voor opslag en verhuur van partybenodigdheden beperkt is tot 164 m2. Hierbij betrekt de Afdeling dat ingevolge artikel 1, lid 1.24, van de planregels van het bestemmingsplan "Buitengebied Lingewaard" onder "bestaand gebruik" wordt verstaan het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldende planologische regime. Op grond van het bestemmingsplan "Buitengebied Lingewaard" betreft het bestaande gebruik binnen het plandeel met de bestemming "Wonen" aldus één woning per bestemmingsvlak, zodat, anders dan de raad heeft beoogd, artikel 3, aanhef en onder a, van de planregels in samenhang met artikel 23, lid 23.1.1, aanhef en onder h, en artikel 23, lid 23.1.2, aanhef en onder a, van het bestemmingsplan "Buitengebied Lingewaard" niet uitsluiten dat de maximale oppervlakte ten behoeve van opslag en verhuur van partybenodigdheden wordt uitgebreid en de bedrijfsactiviteiten overwegend op het buitenterrein plaatsvinden. De raad heeft ter zitting medegedeeld dat hij heeft bedoeld niet meer en anders toe te staan dan is omschreven in de reactienota. Nu artikel 3, aanhef en onder a, van de planregels voor het perceel [locatie 1] niet de bedoeling van de raad weergeeft, ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het plan in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Awb niet voldoende zorgvuldig is voorbereid.

Het betoog slaagt.

8.    In aanmerking genomen dat de raad bij zijn beoordeling is uitgegaan van de activiteiten zoals deze zijn omschreven op de pagina’s 3 en 4 van de reactienota ziet de Afdeling met het oog op finale geschilbeslechting aanleiding om hieronder tevens een oordeel te geven over de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het plan uitgaande van die activiteiten.

Woon- en leefklimaat

9.    [appellante] betoogt dat het plan zal leiden tot een onaanvaardbare aantasting van haar woon- en leefklimaat in de vorm van geluid- en verkeersoverlast als gevolg van de met de verhuur van materiaal gepaard gaande werkzaamheden en aan- en afvoerbewegingen. Hiertoe voert [appellante] aan dat de raad ten onrechte geen akoestisch onderzoek heeft verricht. In dit verband voert [appellante] aan dat evenmin onderzoek is gedaan naar geluidhinder in de tuin van haar woning. Volgens [appellante] is er personeel in dienst, zijn de verhuuractiviteiten niet gelimiteerd, is er een groot assortiment aan te verhuren materiaal en worden ook onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd, zodat de huidige activiteiten niet kleinschalig zijn en geen sprake is van een kleinschalig bedrijf. Voorts wijst zij erop dat de afstand tussen haar perceel en het plangebied 5,7 m is, zodat niet wordt voldaan aan de richtafstand van 30 m voor verhuurbedrijven, zijnde een milieucategorie 2 bedrijf, in de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, editie 2009 (hierna: de VNG-brochure).

9.1.    De raad heeft wat betreft het aspect geluid aansluiting gezocht bij de VNG-brochure. De raad heeft toegelicht dat een verhuurbedrijf voor roerende goederen op basis van de VNG-brochure in categorie 2 valt, waarbij een richtafstand van 30 m hoort. Volgens de raad kan de richtafstand in een gemengd gebied op basis van de VNG-brochure echter met één stap naar beneden worden bijgesteld.

9.2.    In de VNG-brochure wordt onder gemengd gebied verstaan een gebied met matige tot sterke functiemenging, waarin naast woningen ook andere functies voorkomen. De Afdeling stelt vast dat de [locatie 1] is gelegen naast de N839. In de omgeving van de [locatie 1] komen voorts woningen en diverse bedrijven voor. Gelet op de ligging van de [locatie 1] in de nabijheid van infrastructuur, woningen en diverse bedrijven, heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat de omgeving van dit plan is te kwalificeren als "gemengd gebied". In hetgeen [appellante] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de richtafstand verlaagd mag worden met één afstandsstap. Het voorgaande betekent dat de aanbevolen richtafstand van het verhuurbedrijf tot de gevel van woningen voor het aspect geluid volgens de VNG-brochure 10 m bedraagt. De raad heeft onbetwist gesteld dat de afstand tussen het verhuurbedrijf en de woning van [appellante] aan de [locatie 2] ongeveer 15 m bedraagt, zodat aan de richtafstand van 10 m uit de VNG-brochure wordt voldaan. [appellante] heeft geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan desondanks moet worden geoordeeld dat ter plaatse van haar woning sprake zal zijn een aantasting van haar woon- en leefklimaat in de zin van geluidoverlast. Wat betreft het betoog van [appellante] dat de geluidbelasting in de tuin van haar woning niet is onderzocht, ziet de Afdeling gelet op kleinschaligheid van de bedrijfsactiviteiten en de afstand tussen de ruimte ten behoeve van opslag en verhuur van partybenodigdheden en de perceelgrens van [appellante] niet in waarom de raad niet heeft mogen aannemen dat ook in de tuin van [appellante] een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gegarandeerd. Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de geluidgevolgen ter plaatse van de woning en de tuin van [appellante] als gevolg van de opslag en verhuur van partybenodigdheden aan de [locatie 1] aanvaardbaar zijn. Voor een nader akoestisch onderzoek heeft de raad geen aanleiding hoeven zien.

9.3.    Ten aanzien van het betoog van [appellante] dat het plan leidt tot een onevenredige verkeerstoename, waardoor verkeersoverlast zal ontstaan, oordeelt de Afdeling als volgt. De raad heeft toegelicht dat er jaarlijks sprake zal zijn van ongeveer 844 verkeersbewegingen als gevolg van het ophalen en terugbrengen van materiaal door klanten en het afleveren en het ophalen van materiaal door de verhuurder. In de periode juni tot en met september is er sprake van een piek in het aantal verkeersbewegingen. In dit verband heeft de raad toegelicht dat in de piekperiode gemiddeld 4 tot 6 extra verkeersbewegingen per dag geconstateerd zijn, hetgeen relatief beperkt is voor een bedrijf in het omgevingstype "gemengd gebied". [appellante] heeft het vorenstaande niet gemotiveerd bestreden. De Afdeling ziet in het aangevoerde dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen sprake zal zijn van een onevenredige toename van het verkeer en negatieve gevolgen daarvan voor het woon- en leefklimaat van [appellante].

Het betoog faalt.

Conclusie

10.    Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd, voor zover het betreft artikel 3, aanhef en onder a, van de planregels.

11.    Nu niet aannemelijk is dat derdebelanghebbenden hierdoor in hun belangen zouden kunnen worden geschaad, ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb, wat betreft artikel 3, aanhef en onder a, van de planregels, op de hierna te melden wijze zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit, voor zover dit is vernietigd. Hierbij betrekt de Afdeling dat de raad de Afdeling heeft verzocht zelf in de zaak te voorzien door artikel 3, aanhef en onder a, van de planregels aan te passen in overeenstemming met de beschrijving van de activiteiten zoals beschreven in de reactienota.

12.    Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding het college op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

13.    De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het beroep gegrond;

II.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Lingewaard van 28 juni 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan

"Herstelplan Buitengebied, 1e herziening", voor zover het betreft artikel 3, aanhef en onder a, van de planregels;

III.    bepaalt dat artikel 3, aanhef en onder a, van de planregels komt te luiden: "a. in artikel 23.1.2 onder a wordt in de tabel het volgende gewijzigd:

De voor "specifieke vorm van wonen - 16" aangewezen gronden zijn bestemd voor ondergeschikte opslag en verhuur van partybenodigdheden, met dien verstande dat zijn toegestaan de activiteiten zoals beschreven op de pagina’s 3 en 4 van de Reactienota Herstelplan bestemmingsplan Buitengebied Lingewaard, 1e herziening, die behoort bij het besluit van de raad van 28 juni 2018";

IV.    bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

V.    draagt de raad van de gemeente Lingewaard op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor onder III. vermelde onderdeel wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;

VI.    veroordeelt de raad van de gemeente Lingewaard tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.073,50 (zegge: duizenddrieënzeventig euro en vijftig cent), waarvan € 1.024,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VII.    gelast dat de raad van de gemeente Lingewaard aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.

w.g. Van Diepenbeek    w.g. Sparreboom
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2019

195-889.

BIJLAGE

•    Bij rechtsoverweging 7

Planregels bij het bestemmingsplan "Buitengebied Lingewaard"

Artikel 1.24 bestaand

a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en is gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning of bouwvergunning voor het bouwen, of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning of bouwvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag vóór het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, danwel vergunningvrij gebouwd in overeenstemming met de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldende planologische regime;

Artikel 23.1.1 Algemeen

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. maximaal één woning per bestemmingsvlak met dien verstande dat:

1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' maximaal het ter plaatse aangegeven aantal woningen is toegestaan en uitsluitend in de bestaande bouwwijze;

2. inwoning is toegestaan; mantelzorg uitsluitend na verlening van omgevingsvergunning als opgenomen in 23.5.1;

3. ter plaatse van de figuur 'relatie' sprake is van een koppeling van twee bestemmingsvlakken. De bestemmingsvlakken met een dergelijke aanduiding worden, in het kader van de regels van dit bestemmingsplan, aangemerkt als een enkel bestemmingsvlak;

4. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' geen woning is toegestaan;

[…]

h. bestaande activiteiten, als opgenomen in de in 23.1.2 onder a opgenomen Staat van activiteiten en uitsluitend met de bestaande gebruiksoppervlakte als maximum;[…]

Artikel 23.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 23.1.1:

a Staat van activiteiten

Ter plaatse van de onderstaande aanduidingen zijn uitsluitend de bij die aanduiding beschreven activiteit toegestaan en uitsluitend met de bestaande gebruiksoppervlakte als maximum:

Tabel

b Opslag

Voor opslag als opgenomen in de in 23.1.2 onder a opgenomen Staat van activiteiten geldt het volgende:

1. opslag is uitsluitend toegestaan als inpandige statische opslag;

2. de activiteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen;

3. er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;

4. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;

5. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;

6. detailhandel is niet toegestaan.

Planregels bij het bestemmingsplan "Herstelplan Buitengebied, 1e herziening"

Artikel 1.1 moederplan

het bestemmingsplan 'Buitengebied Lingewaard' met identificatienummer NL.IMRO.1705.60-VG01, aldus vastgesteld door de gemeente Lingewaard d.d. 31 oktober 2013.

Artikel 1.2 1e herziening

het bestemmingsplan 'Buitengebied Lingewaard, 1e herziening' met identificatienummer NL.IMRO.1705.168-VG01, aldus vastgesteld door de gemeente Lingewaard d.d. 18 mei 2017.

Artikel 3 Wonen

Hiervoor gelden de regels in artikel 23 van het moederplan zoals genoemd in 1.1 en de 1e herziening zoals genoemd in 1.2 voor zover relevant en met inachtneming van de volgende wijziging:

a. in artikel 23.1.2 onder a wordt in de tabel het volgende gewijzigd:

Tabel artikel 23.1.2

Reactienota Herstelplan bestemmingsplan Buitengebied Lingewaard, 1e herziening

Ruimtelijke aanvaardbaar.

De vraag is of het vanuit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar is dat het

verhuurbedrijf ter plaatse wordt gelegaliseerd. In de beoordeling betrekken wij de belangen van de

omliggende eigenaren en met name zullen wij ingaan op hetgeen inhoudelijk is aangevoerd bij brief van 10

mei 2017 namens de derde belanghebbende.

Bij de beantwoording van deze vraag moet worden gerealiseerd, dat op grond van het geldende

bestemmingsplan onderschikte detailhandel mogelijk is.

De activiteiten die op het perceel plaatsvinden kunnen als volgt worden omschreven:

-    Opslag van verhuurmateriaal in twee schuren (oppervlakte 83 m2 en 46 m2) en in een deel van het achterhuis van de woning (ca 35 m2), totale oppervlakte in gebruik voor opslag is 164 m2.

-    Verhuur van materiaal. Materiaal wordt door klant opgehaald en teruggebracht en door verhuurder afgeleverd en opgehaald. Als gevolg van de verhuuractiviteiten is er jaarlijks sprake van ca 844  verkeersbewegingen. De piek ligt in de periode juni tot en met september. Zie onderstaande tabel.

-    Onderhoud van materialen (reparatie en schoonmaak). Deze werkzaamheden worden deels buiten uitgevoerd. In onderstaande tabel is een inschatting gemaakt van het aantal uren dat in de maanden juli tot en met september buitenactiviteiten plaatsvonden.

-    Administratieve werkzaamheden.

Tabel administratie werkzaamheden