Uitspraak 201904115/2/A3


Volledige tekst

201904115/2/A3.
Datum uitspraak: 29 mei 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:

[verzoeker], wonend te Den Haag,

tegen de uitspraken van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag (hierna: de rechtbank) van 15 en 23 mei 2019 in zaak nrs. C/09/573434, C/09/573433, C/09/574071 en C/09/574074 in het geding tussen:

[verzoeker]

en

de burgemeester van Den Haag.

Openbare zitting gehouden op 29 mei 2019 om 12:18 uur.

Tegenwoordig:

Staatsraad mr. J.A. Hagen, voorzieningenrechter

griffier: mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken

Verschenen:

[verzoeker], bijgestaan door mr. P. Scholtes, advocaat te Den Haag;

De burgemeester, vertegenwoordigd door M.J. van Dalen en K. Blanck.

======================================

Het hoger beroep richt zich tegen de mondelinge uitspraken van 15 en 23 mei 2019 van de rechtbank. [verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Het geding betreft de besluiten van de burgemeester van 9 en 17 mei 2019 tot oplegging en verlenging van het huisverbod.

Beslissing

De voorzieningenrechter

wijst het verzoek af.

Gronden

De voorzieningenrechter benadrukt dat zijn oordeel een voorlopig karakter heeft. Het is een moeilijke zaak en de burgemeester heeft bij het soort besluiten dat hier aan de orde is, de bevoegdheid om keuzes te maken. Bij die keuzes heeft hij ruimte om te beslissen. De rechter toetst deze beslissingen wel, maar houdt ook rekening met de ruimte die de burgemeester heeft bij het maken van zijn beslissingen. Dat betekent in dit geval dat de rechter kijkt of de burgemeester in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.

Het is voor de voorzieningenrechter duidelijk dat op 8 mei 2019 een incident heeft plaatsgevonden bij [verzoeker] thuis en dat dat incident voldoende reden was om een huisverbod op te leggen. Vervolgens was de vraag wie het huis moest verlaten. Ervan uitgaande dat de volwassen zoon en schoondochter niet hun vaste woon- en verblijfplaats bij hem thuis hebben, had dat zowel [verzoeker] als zijn vrouw kunnen zijn. De burgemeester heeft ervoor gekozen om [verzoeker] opdracht te geven het huis tijdelijk te verlaten. [verzoeker] heeft aangegeven dat dat voor hem om meerdere redenen bezwaarlijk is vanwege zijn situatie. Hij zit in een rolstoel, zijn huis is daaraan aangepast en de oplader voor zijn scootmobiel bevindt zich bij de ingang van het huis. Dat zijn allemaal belangrijke punten. Toch is het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter dat de burgemeester bij de afweging van de belangen van [verzoeker] en van de achterblijvers voldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheden van [verzoeker]. De burgemeester heeft gezocht naar een opvanglocatie met een voor rolstoelgebruikers toegankelijke kamer waar [verzoeker] ook kan douchen en heeft ook alternatieven aangeboden voor het opladen van zijn scootmobiel. De burgemeester mocht bij zijn afweging betrekken dat deze opvang voorhanden was.

De periode van het huisverbod genoemd in het besluit van 9 mei 2019 is verstreken. In zoverre ontbreekt spoedeisend belang en moet het verzoek om een voorlopige voorziening om die reden worden afgewezen.

Op 17 mei 2019 was de relatie tussen [verzoeker] en zijn vrouw nog niet gestabiliseerd. De burgemeester mocht daarom besluiten het huisverbod te verlengen. Om dezelfde redenen als hiervoor, kon hij ook in redelijkheid de keuze maken om [verzoeker] het huis te laten verlaten. De omstandigheden zijn ook na die tijd niet veranderd. Daarom ziet de voorzieningenrechter geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter merkt ten slotte op dat hij het belangrijk vindt dat als de vrouw komend weekend voor enige tijd naar Turkije vertrekt en de zoon haar en zijn spullen uit het huis heeft gehaald, de burgemeester het huisverbod zo snel mogelijk opheft, zodat [verzoeker] dan direct kan terugkeren naar zijn huis.

w.g. Hagen    w.g. Van Tuyll van Serooskerken

voorzieningenrechter    griffier

290.