Uitspraak 201709955/4/R2


Volledige tekst

201709955/4/R2.
Datum uitspraak: 9 mei 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker] en anderen, wonend te Nieuwersluis dan wel Breukelen, gemeente Stichtse Vecht,

en

de raad van de gemeente Stichtse Vecht,

verweerder.

Openbare zitting gehouden op 9 mei 2019 om 10.00 uur.

Tegenwoordig:

Staatsraad mr. J.A. Hagen, voorzieningenrechter

griffier: mr. M. Scheele

Verschenen:

[verzoeker A], [verzoeker B], [verzoeker C], bijgestaan door mr. D. Korsse, advocaat te Den Haag;

de raad, vertegenwoordigd door drs. J.M.E. Broeke en drs. H.G. Steutel, bijgestaan door E. Nuchteren;

[belanghebbenden], vertegenwoordigd door mr. C.J. Schipperus, advocaat te Wijchen.

=============================================================

Het beroep richt zich tegen het besluit van de raad van 26 september 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Vijverhof Nieuwersluis". Het beroep is tevens gericht tegen het herstelbesluit van de raad van 10 juli 2018.

[verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter

wijst het verzoek af.

Daartoe overweegt hij het volgende.

1. Bij uitspraak van 6 november 2018 heeft de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening in deze procedure, getroffen bij de uitspraak van 25 april 2018, opgeheven.

De reden hiervoor was, kort gezegd, dat de gebreken in het plan die de voorzieningenrechter in de uitspraak van 25 april 2018 had geconstateerd, met onder meer het nemen van het besluit van 10 juli 2018 in zoverre waren geheeld dat geen aanleiding meer bestond de schorsing hierom voort te laten duren.

2. In hetgeen [verzoeker] en anderen hebben aangevoerd ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan het voorlopig oordeel van voorzieningenrechter van 6 november 2018.

Anders dan [verzoeker] en anderen stellen is in de uitspraak van 6 november 2018 het rapport van 22 oktober 2018 wel betrokken. Dit blijkt uit het procesverloop van die uitspraak.

Het enkele feit dat inmiddels een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend, zoals [verzoeker] en anderen stellen, maakt voor de belangenafweging ook geen verschil, omdat de mogelijkheid dat een dergelijke vergunning zou worden verleend, met de opheffing van de schorsing al open kwam te liggen.

Er bestaat nu dus nog steeds geen reden om een voorziening te treffen.

3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

w.g. Hagen    w.g. Scheele

voorzieningenrechter    griffier

723.