Uitspraak 201703835/1/R2 en 201703079/1/R2


Volledige tekst

201703835/1/R2 en 201703079/1/R2.
Datum uitspraak: 15 mei 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak onderscheidenlijk tussenuitspraak met toepassing van

artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het geding tussen:

1.    [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], beiden wonend te Hulten, gemeente Gilze en Rijen (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]),

2.    [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B], beiden wonend te Rijen, gemeente Gilze en Rijen (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 2]),

3.    [appellant sub 3], wonend te Hulten, gemeente Gilze en Rijen,

4.    [appellant sub 4A], [appellante sub 4B], [appellant sub 4C] en [appellante sub 4D], allen wonend te Rijen, gemeente Gilze en Rijen (hierna: [appellant sub 4A] en [appellant sub 4C]),

5.    A.A.A. Valk Holding B.V. en Wegrestaurant 't Vliegveld B.V., gevestigd te Hulten, gemeente Gilze en Rijen (hierna tezamen Valk Holding B.V.),

6.    [appellante sub 6], wonend te Hulten, gemeente Gilze en Rijen,

en

1.    de raad van de gemeente Gilze en Rijen en

2.    het college van deputeerde staten van Noord-Brabant,

verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 20 februari 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "N282" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4A] en [appellant sub 4C], Valk Holding B.V. en [appellante sub 6] beroep ingesteld.

Bij besluit van 10 maart 2017, kenmerk C2196949/4154994, heeft het college voor een aantal bestaande woningen hogere waarden als bedoeld in artikel 83 van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting ten behoeve van het bestemmingsplan "N282" van de raad van de gemeente Gilze en Rijen dat voorziet in de aanleg van een nieuwe weg die de bestaande Rijksweg (N282) verbindt met de Burgemeester Ballingsweg (N260A).

Tegen dit besluit hebben Valk Holding B.V. en [appellante sub 6] beroep ingesteld.

De raad en het college hebben een verweerschrift ingediend.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (hierna: StAB) heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht. [appellant sub 2], Valk Holding B.V. en [appellante sub 6] hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.

Bij besluit van 22 mei 2018, kenmerk C2196949/4357571, heeft het college het besluit van 10 maart 2017 ingetrokken en tegelijk opnieuw voor bestaande woningen hogere waarden als bedoeld in artikel 83 van de Wgh vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting ten behoeve van het bestemmingsplan "N282".

Valk Holding B.V. en [appellante sub 6] zijn in de gelegenheid gesteld een zienswijze over het besluit van 22 mei 2018 naar voren te brengen. Zij hebben hiervan gebruik gemaakt. Het college heeft daarop gereageerd.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 februari 2019, waar [appellante sub 2B], bijgestaan door [gemachtigde] en mr. G.H. Blom, rechtsbijstandverlener te Tilburg, Valk Holding B.V. en [appellante sub 6], beide vertegenwoordigd door mr. W. Krijger, rechtsbijstandverlener te Ulicoten, en de raad en het college , vertegenwoordigd door J.F.M. Huijben, mr. H.M.P. Capelle, J.P.W. van den Boogert, ing. B.G.J. Sonnenberg, ing. P. Rutgers en ing. H. de Haan, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor het verbreden en aanpassen van de Rijksweg (N282) tussen Breda en Tilburg. Met het plan beoogt de raad dat het verkeer op de Rijksweg (N282) beter zal doorstromen, dat de kern Rijen beter wordt ontsloten en dat de verkeersveiligheid en de leefbaarheid ter hoogte van de kern Hulten zullen verbeteren. Het in het plan opgenomen tracé tussen de Oosterhoutseweg (N631) en de kern Hulten valt samen met de bestaande Rijksweg (N282) en ligt ten zuiden van de kern Rijen en ten noorden van de vliegbasis Gilze-Rijen. Het plan maakt het mogelijk dat dit wegvak wordt verbreed. Voor de kern Hulten buigt de Rijksweg (N282) in het plan in zuidelijke richting af naar de Burgemeester Ballingsweg (N260A). Dit weggedeelte wordt nieuw aangelegd en ligt aan de oostzijde van de vliegbasis Gilze-Rijen. Het plan voorziet ook in een nieuwe fietsverbinding over de Oude Baan in Hulten en over bestaande agrarische gronden achter de gebouwen aan de [locatie 1] en [locatie 2] in Hulten.

Ten behoeve van het plan heeft het college onder andere voor de bedrijfswoning van Valk Holding B.V. aan de Burgemeester Ballingsweg 2 en de woning van [appellante sub 6] aan de [locatie 3] hogere waarden als bedoeld in artikel 83 van de Wgh vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting.

2.    Appellanten wonen of hebben hun bedrijf op korte afstand van de Rijksweg (N282). Zij vrezen dat hun woon-, leef- of bedrijfsklimaat als gevolg van het plan onaanvaardbaar wordt aangetast en kunnen zich daarom niet met het plan verenigen. Daarnaast kunnen Valk Holding B.V. en [appellante sub 6] zich niet verenigen met de door het college vastgestelde hogere waarden voor hun woningen voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting ten behoeve van het plan.

3.    De Afdeling zal de beroepen hierna afzonderlijk behandelen. Omdat de beroepsgronden van Valk Holding B.V. en [appellante sub 6] over het bestemmingsplan nagenoeg overeenkomen, zal de Afdeling deze beroepen wel tezamen behandelen.

Toetsingskader bij een bestemmingsplan

4.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Het beroep van [appellant sub 1]

5.    [appellant sub 1] is eigenaar van de woning aan de [locatie 1]. Daarnaast is [appellant sub 1] eigenaar van het naastgelegen gebouw aan [locatie 2] in Hulten waarin hij het [restaurant] exploiteert. Zijn gronden liggen ten zuiden van het in het plan voorziene fietspad. [appellant sub 1] is het niet eens met de keuze van de raad om achter zijn gebouwen een nieuw fietspad mogelijk te maken.

Uitvoerbaarheid van het plan

6.    [appellant sub 1] betoogt dat de raad het plan niet heeft mogen vaststellen omdat er geen enkele reden is om aan te nemen dat de fietsverbinding achter zijn gronden zal worden gerealiseerd. Hij wijst op een motie die de raad gelijktijdig met het vaststellingsbesluit van 20 februari 2017 heeft aangenomen. Uit deze motie blijkt dat de raad al ten tijde van de vaststelling van het plan wist dat de gemeente Tilburg een alternatieve fietsroute overweegt, waardoor het maar de vraag is of de raad van de gemeente Tilburg de fietsbrug over de Burgemeester Letschertweg (N260) zal gaan realiseren. Dit blijkt tevens uit de motie die de raad van de gemeente Tilburg heeft aangenomen bij zijn vaststellingsbesluit van 6 maart 2017 waarin de fietsbrug en het verder liggende fietspad richting Tilburg mogelijk wordt gemaakt.

6.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat de fietsverbinding vanaf de Oude Baan in Hulten richting Tilburg noodzakelijk is omdat de huidige fietsverbinding tussen Hulten en Tilburg met het plan wordt onderbroken. Door een fietspad mogelijk te maken dat aansluit op de voorgenomen fietsbrug over de Burgemeester Letschertweg (N260) kan volgens de raad een aaneengesloten en veilige fietsstructuur worden gerealiseerd. Volgens de raad heeft hij in redelijkheid dit plan kunnen vaststellen aangezien er ten tijde van de besluitvorming geen reden was om aan te nemen dat de fietsbrug niet zal worden gerealiseerd.

6.2.    Het plan maakt een fietspad mogelijk ten noorden van de gronden van [appellant sub 1]. Aan de gronden waarop het fietspad volgens het plan zal worden aangelegd, is de bestemming "Verkeer" en de aanduiding "langzaam verkeer" toegekend. Dit gedeelte van het plangebied houdt op bij de gemeentegrens tussen de gemeente Gilze en Rijen en de gemeente Tilburg. Het in dit plan voorziene fietspad sluit aan op een nog aan te leggen fietsbrug over de Burgemeester Letschertweg (N260) in de gemeente Tilburg. Daarvoor heeft de raad van de gemeente Tilburg op 6 maart 2017 het bestemmingsplan "Witbrant Koolhoven 2012, 2e herziening (Fietsbrug)" vastgesteld. In dat bestemmingsplan wordt de fietsbrug en het verder liggende fietspad naar Tilburg mogelijk gemaakt. Dit bestemmingsplan is door de uitspraak van de Afdeling van 12 september 2018 in rechte komen vast te staan.

6.3.    In de in Gilze en Rijen aangenomen motie staat:

"De raad van de gemeente Gilze en Rijen, in vergadering bijeen op 20 februari 2017 behandelend agendapunt inzake vaststellen bestemmingsplan "N282";

Overwegende,

dat in het voorliggende bestemmingsplan een fietspad, talud en fietsbrug is opgenomen over de Burg. Letschertweg;

dat diverse zienswijzen aangeven dat aanleg fietsbrug niet wenselijk is waarbij als argumenten worden genoemd: moeilijke oversteekbaarheid door beperkte trap-/fietscapaciteit kinderen en ouderen, kosten voor aanleg, grondverwerving, alternatief aanwezig bij fietspad langs spoor en horizonvervuiling.

dat gemeente Tilburg aangekondigd heeft een zogenaamde snelle-fiets-verbinding Tilburg-Breda te willen realiseren, die waarschijnlijk gelegen is langs het spoor;

dat in de commissie de portefeuillehouder aangegeven heeft dat hij in overleg zal treden met zijn collega bestuurder van de gemeente Tilburg om af te stemmen of feitelijke aanleg van de fietsbrug (en dus de fietsverbinding richting Oude Baan) uitgesteld kan worden totdat er meer duidelijkheid is over de snelle-fiets-verbinding Tilburg-Breda;

Besluit:

De aanleg fietsbrug over de Burg. Letschertweg momenteel niet wenselijk is. Het college te verzoeken in overleg te treden met zijn collega bestuurder van de gemeente Tilburg en de feitelijke aanleg van de fietsbrug op te schorten."

6.4.    In de in Tilburg aangenomen motie staat:

"De Tilburgse Gemeenteraad op 6 maart 2017 bijeen ter behandeling van het Raadsvoorstel vaststellen bestemmingsplan […] Witbrant Koolhoven, 2e herziening (Fietsbrug)

[…]

Draagt het college op om:

• heden slechts het gewijzigd bestemmingsplan vast te stellen;

• aan het vaststellen van dit bestemmingsplan geen enkel recht te ontlenen ten aanzien van de daadwerkelijke realisatie van een fietsbrug;

• pas als aantoonbaar behoefte is aan een fietsbrug, dat plan dan als een op zichzelf staand voorstel bij de commissie aan te bieden en na goedkeuring van de raad tot realisatie over te gaan;

• vooruitlopend op bovenstaande met regelmaat relevante verkeersmetingen uit te (laten) voeren en zo dossier op te bouwen.

[…]."

6.5.    De Afdeling begrijpt dat [appellant sub 1] gezien de inhoud van beide moties zich de vraag stelt of de fietsverbinding zal worden gerealiseerd. De Afdeling stelt vast dat in beide gemeenten de bestemmingsplannen wel zijn vastgesteld. In de door de gemeenteraad van Gilze en Rijen aangenomen motie verzoekt de raad het college van burgemeester en wethouders alleen om in overleg te treden met de ambtgenoten van de gemeente Tilburg en de feitelijke aanleg van fietsbrug op te schorten. In de door de gemeenteraad van Tilburg aangenomen motie verzoekt deze het college van burgemeester en wethouders de realisatie van het fietspad op te schorten totdat aantoonbaar de behoefte daaraan duidelijk is. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in 4.2 van haar uitspraak van 29 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2414, is een motie en de vraag of een motie naar behoren is uitgevoerd alleen van betekenis in de verhouding tussen de raad en het college van burgemeester en wethouders. Een motie leidt niet tot een juridische verplichting die de raad bij het vaststellen van een plan in acht moet nemen. Dat de aanleg van de fietsverbinding afhankelijk is gemaakt van nadere politieke besluitvorming, betekent niet dat het plan als zodanig niet uitvoerbaar is. De raad heeft daarom in de moties geen aanleiding hoeven zien om het plan niet vast te stellen. Ook anderszins is niet gebleken dat de raad er ten tijde van het vaststellen van het plan niet in redelijkheid van heeft kunnen uitgaan dat de fietsverbinding voor langzaam verkeer ten behoeve van verkeersveiligheid en doorstroming op de Burgemeester Letschertweg (N260) zal worden gerealiseerd.

Het betoog faalt.

Alternatieven

7.    [appellant sub 1] betoogt dat de door de raad gewenste ongelijkvloerse fietskruising met de Burgemeester Letschertweg (N260) ook kan worden gerealiseerd op de in de zienswijze aangedragen alternatieve locatie of door een ondergrondse kruising op de locatie van de huidige oversteek. Hierdoor blijft het fietspad dat aan de zuidzijde van de gronden van [appellant sub 1] langs de Rijksweg (N282) ligt in gebruik. Volgens [appellant sub 1] heeft de raad zich laten leiden door de keuze van de raad van de gemeente Tilburg en is de gemaakte keuze ten onrechte gebaseerd op financiële overwegingen en niet, zoals zou moeten, op ruimtelijke overwegingen.

7.1.    De raad moet bij de keuze van een bestemming een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven moeten in die afweging worden meegenomen.

[appellant sub 1] heeft in zijn zienswijze aangedragen het fietspad aan de oostzijde van zijn gronden aan te laten sluiten op de voorgenomen fietsbrug. De raad heeft zijn keuze voor de in het plan voorziene fietsverbinding gemotiveerd en toegelicht met de overweging dat een fietspad aan de oostzijde van de gronden van [appellant sub 1] ongewenst is vanwege het aantal bochten dat fietsers bij deze verbinding moet nemen waardoor geen aaneengesloten fietsverbinding ontstaat. Verder heeft de raad toegelicht dat niet is gekozen voor een ondergrondse kruising op de door [appellant sub 1] aangedragen locatie omdat daar een bestaande ondergrondse hogedrukgasleiding in de weg staat aan de aanleg van een ondergrondse fietsverbinding. Daarnaast zal een ondergrondse kruising een groter ruimtebeslag hebben dan een bovengrondse kruising. Een fietsbrug op de door [appellant sub 1] aangedragen locatie is volgens de raad niet veilig en zorgt ervoor dat het verkeer op de Burgemeester Letschertweg (N260) minder goed doorstroomt.

Vanwege al deze redenen heeft de raad in redelijkheid bij afweging van alle betrokken belangen de in het plan gekozen locatie voor de fietsverbinding kunnen verkiezen boven de door [appellant sub 1] genoemde locaties.

Het betoog faalt.

Gevolgen voor de bedrijfsvoering

8.    [appellant sub 1] betoogt dat de raad zijn belangen onvoldoende heeft meegewogen bij de keuze om de huidige doorgaande fietsverbinding tussen Hulten en Tilburg te verleggen. Als gevolg van het plan verdwijnt de doorgaande fietsverbinding tussen Hulten en Tilburg langs de voorzijde van zijn restaurant aan de Rijksweg. Daardoor zullen volgens [appellant sub 1] minder fietsers langs zijn restaurant komen en dat heeft nadelige gevolgen voor zijn bedrijfsvoering.

8.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat een ongelijkvloerse fietsverbinding noodzakelijk is bij de kruising Rijksweg en Burgemeester Letschertweg (N260). Met de in het plan opgenomen verkeersbestemming ten noorden van de gronden van [appellant sub 1] wordt volgens de raad een aaneengesloten en veilige fietsstructuur van en naar Tilburg gerealiseerd. Dit belang is volgens de raad groter dan het belang van [appellant sub 1] bij behoud van de huidige fietsverbinding aan de voorzijde van zijn restaurant langs de Rijksweg.

8.2.    Voorop staat dat de raad bij de vaststelling van het plan beleidsruimte heeft. De raad heeft er in dit geval voor gekozen de fietsverbinding tussen Hulten en Tilburg te plaatsen ten noorden van de gronden van [appellant sub 1]. Daarbij heeft de raad een afweging gemaakt tussen het belang van een aaneengesloten en veilige fietsstructuur van en naar Tilburg en het belang van [appellant sub 1] bij behoud van de wijze waarop zijn restaurant nu bereikbaar is. De raad heeft van belang geacht dat het restaurant van [appellant sub 1] aan de [locatie 2] bereikbaar blijft voor al het verkeer. Fietsers van en naar Tilburg kunnen het restaurant in de plansituatie via de Hulteneindsestraat bereiken. Gelet hierop heeft de raad de bedrijfsbelangen van [appellant sub 1] meegewogen bij zijn keuze om de fietsverbinding van en naar Tilburg ten noorden van zijn gronden te plaatsen. Naar het oordeel van de Afdeling heeft [appellant sub 1] niet aannemelijk gemaakt dat hij door het fietspad aan de achterzijde van zijn restaurant onevenredig in zijn bedrijfsvoering wordt belemmerd dat de raad om die reden daaraan bij de weging van de bij het besluit betrokken belangen een doorslaggevend gewicht had moeten toekennen.

Het betoog faalt.

8.3.    De raad heeft beoogd om in het plan een fietsverbinding mogelijk te maken tussen de gronden van [appellant sub 1] aan de [locatie 2] en het voorziene fietspad aan de achterzijde van zijn restaurant. Hierover stelt de Afdeling het volgende vast. In het plan is aan gronden ten noorden van de gronden van [appellant sub 1] de bestemming "Agrarisch" toegekend. Naar aanleiding van de zienswijze van [appellant sub 1] heeft de raad deze gronden onder meer bestemd voor een fietsverbinding tussen de gronden van [appellant sub 1] aan de [locatie 2] en het voorziene fietspad aan de achterzijde van zijn restaurant. [appellant sub 1] heeft terecht opgemerkt dat de gronden in het plan met de bestemming "Agrarisch" niet direct aansluiten op zijn gronden aan de [locatie 2]. Tussen de gronden en het plangebied ligt nog een strook gronden waarop het bestemmingsplan "Buitengebied" van 1 juli 2013 van toepassing is. In dit bestemmingsplan is op de bedoelde strook geen fietsverbinding toegestaan. Gelet hierop heeft de raad niet bestemd wat hij heeft beoogd te bestemmen, waardoor het bestreden besluit in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. Het betoog slaagt.

Woon- en leefklimaat

9.    [appellant sub 1] betoogt dat het plan leidt tot licht- en geluidhinder aan weerszijden van zijn woning. Hij voert aan dat het voorziene fietspad dat schuin zal oplopen kan worden verlicht maar dat de gevolgen daarvan voor zijn woon- en leefklimaat ten onrechte niet zijn onderzocht. Bovendien heeft de raad niet onderkend dat het plan leidt tot een grotere geluidsbelasting op de geluidsluwe achtergevel van zijn woning. Daarnaast betoogt [appellant sub 1] dat een verkeersvoorziening aan de voor- en achterzijde van zijn gronden het inbraakrisico in zijn panden verhoogt.

9.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat [appellant sub 1] geen onaanvaardbare licht- en geluidhinder ter plaatse van zijn woning hoeft te vrezen. Daarnaast is het volgens de raad niet aannemelijk dat het inbraakrisico als gevolg van het plan groter wordt aangezien het voorziene fietspad niet direct achter de gebouwen van [appellant sub 1] wordt gerealiseerd.

9.2.    Ter plaatse van de hiervoor al genoemde aanduiding "langzaam-verkeer" binnen de bestemming "Verkeer" is uitsluitend een verbinding ten behoeve van langzaam verkeer toegestaan. Verder mogen op basis van artikel 7, lid 7.2, aanhef en onder a, van de planregels op deze gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 8,5 meter.

9.3.    In de zienswijzennota heeft de raad onweersproken gesteld dat de kortste afstand tussen het voorgenomen fietspad en de woning van [appellant sub 1] ongeveer 50 meter is. Binnen deze kortste afstand van 50 meter staat op de perceelsgrens van [appellant sub 1] een bomenrij en een schuur tussen het voorgenomen fietspad en zijn woning. Het voorgenomen fietspad ligt verder grotendeels op meer dan 70 meter. Het hoogste gedeelte van het voorgenomen fietspad ligt op ongeveer 175 meter van de woning van [appellant sub 1]. Gelet op deze afstanden heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan vanwege de mogelijkheid om verlichting langs het schuin oplopende fietspad te realiseren, niet leidt tot onaanvaardbare lichthinder in de woning.

9.4.    Over de geluidsbelasting op de gevel van de woning van [appellant sub 1], overweegt de Afdeling dat een akoestisch onderzoek aan het plan ten grondslag ligt. De resultaten daarvan zijn neergelegd in het rapport "Bestemmingsplan N282 akoestisch onderzoek - fase 2" van 15 april 2016, in opdracht van de provincie Noord-Brabant opgesteld door Arcadis (hierna: het akoestisch onderzoek). In het akoestisch onderzoek is de geluidsbelasting op de gevel aan de voorzijde van de woning van [appellant sub 1] aan de [locatie 1] berekend. Daarbij is als onderzoeksgebied betrokken het gedeelte van de Oude Baan dat buiten de bebouwde kom ligt, een gedeelte van de Hulteneindsestraat en het gedeelte van de huidige N282 vanaf de Hulteneindestraat tot aan de kruising met de Burgemeester Letschertweg ten zuiden van de woning van [appellant sub 1]. Op deze wegen geldt of zal een snelheidsregime van 60 km/u gaan gelden. Daarnaast ligt een gedeelte van de Burgemeester Letschertweg waarvoor een snelheidsregime van 80 km/u geldt binnen het onderzoeksgebied. Uit de rekenresultaten in het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting vanwege wegverkeer op de gevel van de woning van [appellant sub 1] door de afnemende verkeersintensiteit in de plansituatie met 15,88 dB afneemt naar 41,48 dB.

Uit het voorgaande volgt dat de geluidsbelasting aan de voorzijde van de woning van [appellant sub 1] in de plansituatie aanzienlijk verbetert. In het deskundigenbericht is vermeld dat [appellant sub 1] in de plansituatie aan de achterzijde van zijn woning mogelijk meer hinder zal gaan ervaren van snor- en bromfietsers over het voorziene fietspad, maar dat de afstand tot dit fietspad groter is dan de afstand tot het huidige fietspad aan de voorzijde. Blijkens het deskundigenbericht zal er geen geluidssituatie ontstaan waarin alle gevels van de woning te hoog belast zijn. [appellant sub 1] heeft deze conclusie niet bestreden. De Afdeling ziet dan ook aanleiding voor het oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet leidt tot onaanvaardbare geluidhinder ter plaatse van de woning van [appellant sub 1].

9.5.    Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het plan vanwege licht en geluid leidt tot onaanvaardbare gevolgen voor het woon- en leefklimaat van [appellant sub 1]. De Afdeling ziet evenmin aanleiding voor het oordeel dat het inbraakrisico als gevolg van het plan zo groot is dat ter plaatse geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat meer gegarandeerd is.

Het betoog faalt.

Conclusie over het beroep van [appellant sub 1]

10.    Gelet op wat in 8.3 is overwogen, is het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid en daardoor in strijd met artikel 3:2 van de Awb genomen. Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil zal de Afdeling de raad op grond van artikel 8:51d van de Awb opdragen om dit geconstateerde gebrek binnen een bepaalde termijn te herstellen. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.

Het beroep van [appellant sub 2]

11.    [appellant sub 2] woont aan de [locatie 4] in Rijen. Zijn gronden sluiten in de huidige situatie direct aan op de Rijksweg (N282). [appellant sub 2] vreest dat de luchtkwaliteit en de geluidsbelasting ter plaatse van zijn woning in de plansituatie zal verslechteren ten opzichte van de bestaande situatie. Daarnaast vreest hij dat zijn gronden als gevolg van het plan minder goed bereikbaar zullen zijn en dat zijn uitzicht zal verminderen.

Luchtkwaliteit en geluidhinder

12.    [appellant sub 2] betoogt dat het plan leidt tot meer verkeer op de Rijksweg (N282) omdat de rijstroken worden verdubbeld van 2 naar 4 en omdat de aangepaste weg een verkeersaantrekkende werking zal hebben. Hij vreest dat daardoor de luchtkwaliteit en de geluidsbelasting ter plaatse van zijn woning zullen verslechteren ten opzichte van de bestaande situatie. [appellant sub 2] voert aan dat uit het luchtkwaliteitsonderzoek dat aan het plan ten grondslag ligt, niet valt af te leiden wat de gevolgen van het plan zijn voor de luchtkwaliteit ter plaatse van zijn woning. Daarnaast wijst hij op de hoge geluidsbelasting op de gevel van zijn woning vanwege het huidige wegverkeer op de Rijksweg (N282) en de nabijgelegen vliegbasis Gilze-Rijen. Als gevolg van het plan zal de geluidsbelasting nog meer toenemen.

12.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat de luchtkwaliteit ter plaatse van de woning van [appellant sub 2] geen belemmering vormt voor het plan, aangezien de berekende waarden zowel in de autonome situatie als in de plansituatie onder de grenswaarden als bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, onder a, van de Wet milieubeheer blijven. Daarnaast stelt de raad zich op het standpunt dat de geluidsbelasting ter plaatse van de woning van [appellant sub 2] niet toeneemt als gevolg van het plan.

12.2.    Aan het bestreden besluit ligt een onderzoek naar de luchtkwaliteit in de autonome situatie en de plansituatie ten grondslag. De resultaten daarvan zijn neergelegd in het rapport "Luchtkwaliteitsonderzoek bestemmingsplan N282" van 15 april 2016, in opdracht van de provincie Noord-Brabant opgesteld door Arcadis (hierna: het luchtkwaliteitsonderzoek). De Afdeling beoordeelt aan de hand van wat [appellant sub 2] heeft aangevoerd de vraag of het luchtkwaliteitsonderzoek zo gebrekkig is of zulke leemten in kennis vertoont dat de raad zich hierop niet heeft mogen baseren.

In het luchtkwaliteitsonderzoek wordt geconcludeerd dat de jaargemiddelde concentraties voor stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10) en zeer fijn stof (PM2,5) zowel in de autonome situatie als in de plansituatie onder de wettelijke grenswaarden blijven. De autonome situatie in 2019 is berekend aan de hand van wegverkeerscijfers voor het jaar 2030. De berekende autonome situatie in 2019 is dus een worstcasescenario. Daarnaast is de plansituatie in 2030 berekend aan de hand van wegverkeerscijfers voor het jaar 2030. De luchtkwaliteit is in de autonome situatie en in de plansituatie berekend op 10 meter uit de wegrand en aanvullend op 50, 100, 500 en 1.000 meter uit de wegrand. De gronden van [appellant sub 2] liggen op ongeveer 10 meter uit de wegrand. Uit figuur 1 van het luchtkwaliteitsonderzoek volgt dat de gronden van [appellant sub 2] zijn opgenomen in wegvak 5. De overzichtstekening van de contourpunten in wegvak 5 is als bijlage bij het luchtkwaliteitsonderzoek gevoegd. Aan de hand van deze contourpunten in samenhang bezien met de berekeningsresultaten die in bijlage 2 bij het luchtkwaliteitsonderzoek zijn gevoegd, is af te leiden wat de gevolgen van het plan zijn voor de luchtkwaliteit ter plaatse van de woning van [appellant sub 2]. Daaruit blijkt dat de jaargemiddelde concentraties voor stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10) en zeer fijn stof (PM2,5) ter plaatse van de woning van [appellant sub 2] onder de wettelijke grenswaarden blijven en de luchtkwaliteit in de plansituatie niet verslechtert ten opzichte van de autonome situatie.

Wat [appellant sub 2] heeft aangevoerd, geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet op het luchtkwaliteitsonderzoek heeft mogen baseren. Dit betekent dat de raad zich op het standpunt mocht stellen dat de luchtkwaliteit ter plaatse van de woning van [appellant sub 2] geen belemmering vormt voor het plan.

Het betoog faalt.

12.3.    Over de geluidsbelasting ter plaatse van de woning van [appellant sub 2] overweegt de Afdeling dat het akoestisch onderzoek ten grondslag ligt aan het plan. Uit de rekenresultaten van het akoestisch onderzoek volgt dat de geluidsbelasting vanwege wegverkeer op de gevel van de woning van [appellant sub 2] (in zeer geringe mate) afneemt van 62,62 dB naar 62,15 dB. In het deskundigenbericht is op basis van een toelichting van de raad uiteengezet hoe het komt dat de geluidsbelasting afneemt. [appellant sub 2] heeft niet aangegeven waarom deze toelichting niet deugdelijk is. Hij heeft dan ook niet gemotiveerd bestreden waarom de raad zich niet op het akoestisch onderzoek heeft mogen baseren. Er bestaat daarom geen grond voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de geluidsbelasting ter plaatse van de woning van [appellant sub 2] niet toeneemt als gevolg van het plan.

Wat betreft de door [appellant sub 2] gegeven reactie op het deskundigenbericht dat daarin ten onrechte is gesteld dat zijn woning niet binnen de Ke-contouren van de vliegbasis Gilze-Rijen ligt, overweegt de Afdeling dat [appellant sub 2] niet heeft onderbouwd waarom dit in deze procedure van belang is aangezien de geluidsbelasting vanwege wegverkeer niet toeneemt en hij niet heeft bestreden dat de cumulatieve geluidsbelasting niet zal toenemen.

Het betoog faalt.

Bereikbaarheid en uitzicht

13.    [appellant sub 2] betoogt dat hij weliswaar begrijpt dat de raad de leefbaarheid ter hoogte van de kern Hulten wil verbeteren, maar twijfelt of deze wens met het plan wordt gerealiseerd. Daar staat tegenover dat het plan negatieve gevolgen zal hebben voor de bereikbaarheid van zijn gronden en zijn woongenot. Volgens [appellant sub 2] had de raad meer rekening moeten houden met zijn belangen. Hij voert aan dat zijn gronden in de plansituatie niet meer direct aansluiten op de Rijksweg (N282) maar op een ventweg waar eenrichtingsverkeer zal worden ingesteld. Als gevolg daarvan zal hij vanuit de richting Tilburg fors moeten omrijden om zijn woning te bereiken. Daarnaast liggen zijn gronden in de plansituatie nagenoeg tegen de voorgenomen ventweg, waardoor [appellant sub 2] vreest dat een auto met een caravan het perceel niet meer kan opdraaien. Ten slotte voert hij aan dat het plan zijn uitzicht zo vermindert dat het woongenot ter plaatse wordt beperkt.

13.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat het voor de verkeersafwikkeling en de verkeersveiligheid op het wegvak Rijen - Reeshof noodzakelijk is de Rijksweg (N282) te verbreden. Het belang bij het verbeteren van de verkeersafwikkeling en de verkeersveiligheid is volgens de raad groter dan de belangen van [appellant sub 2] bij behoud van de wijze waarop zijn gronden nu bereikbaar zijn en bij behoud van zijn uitzicht.

13.2.    Een aanleiding van het plan is dat in Hulten door de Rijksweg (N282) in de huidige situatie de verkeersveiligheid en de leefbaarheid ernstig onder druk staan en dat de verkeersafwikkeling op de Rijksweg (N282) ter hoogte van Rijen stagneert. De verhouding tussen de intensiteit en de capaciteit op het wegvak ter hoogte van Rijen is een belangrijk knelpunt op dit wegvak. Daarnaast sluit ter hoogte van Rijen en met name ter hoogte van Hulten een aantal percelen direct aan op de Rijksweg (N282). De raad heeft er daarom voor gekozen om deze weg onder andere ter hoogte van de woning van [appellant sub 2] te verbreden naar 2 x 2 doorgaande rijstroken en ter plaatse een parallelrijbaan aan te leggen zodat aangrenzende percelen veilig kunnen worden ontsloten.

De Afdeling stelt voorop dat de raad beleidsruimte heeft bij de wijze waarop het plan wordt ingevuld. Bij het gebruik van de bevoegdheid is de raad gehouden om de daarbij betrokken belangen af te wegen. In zijn belangenafweging heeft de raad een afweging gemaakt tussen het belang de verkeersafwikkeling op het wegvak Rijen - Reeshof te verbeteren en de belangen van [appellant sub 2] bij behoud van de wijze waarop zijn gronden nu bereikbaar zijn en bij behoud van zijn uitzicht. De raad heeft daarin een groter gewicht toegekend aan het belang dat de verkeersafwikkeling op het wegvak Rijen - Reeshof wordt verbeterd. Daarbij heeft de raad in ogenschouw genomen dat daarmee de gronden van [appellant sub 2] als gevolg van het plan niet langer direct zullen aansluiten op de Rijksweg (N282), maar op de voorgenomen parellelrijbaan. De gronden van [appellant sub 2] blijven op die manier bereikbaar. Volgens de raad wordt ten behoeve van de veiligheid op de parallelrijbaan eenrichtingsverkeer ingesteld waardoor [appellant sub 2] inderdaad vanuit de richting Tilburg zal moeten omrijden om zijn gronden te bereiken, maar de raad acht deze omrijroute beperkt en uit een oogpunt van verkeersveiligheid niet onevenredig bezwarend. Daarnaast zal het uitzicht van [appellant sub 2] als gevolg van het plan veranderen, maar volgens de raad verandert het uitzicht van [appellant sub 2] niet zoveel dat het plan leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van zijn gronden.

Over de bereikbaarheid van de gronden met een caravan heeft de raad toegelicht dat hij daarover in gesprek zal treden met [appellant sub 2] en in ieder geval zal zorgen voor een ontsluiting zoals in de huidige situatie.

Gelet op het voorgaande heeft de raad bij zijn keuze voor dit plan de belangen van [appellant sub 2] meegewogen. De Afdeling ziet geen aanknopingspunt voor het oordeel dat de raad een groter gewicht had moeten toekennen aan de belangen van [appellant sub 2] bij behoud van de wijze waarop zijn gronden nu bereikbaar zijn en bij behoud van zijn uitzicht dan aan de met het plan te dienen doelen om de verkeersafwikkeling en de verkeersveiligheid op de Rijksweg (N282) ter hoogte van Rijen en Hulten te verbeteren.

Het betoog faalt.

Verkeersveiligheid

14.    Wat betreft het betoog van [appellant sub 2] dat het plan leidt tot een verkeersonveilige situatie ter hoogte van zijn woning vanwege de toegestane snelheid van 80 km/u op de Rijksweg (N282), overweegt de Afdeling dat de raad heeft toegelicht dat is gekozen voor een maximumsnelheid van 80 km/u om de beoogde doelstelling van een betere doorstroming van het verkeer te bereiken. Daarnaast zal ter hoogte van de woning van [appellant sub 2] een parallelweg worden aangelegd. Daarmee wordt beoogd dat op een verantwoorde manier kan worden ingevoegd op de Rijksweg (N282). Die toelichting acht de Afdeling voldoende.

Het betoog faalt.

Conclusie over het beroep van [appellant sub 2]

15.    Het beroep van [appellant sub 2] is ongegrond. Daarom bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Het beroep van [appellant sub 3]

16.    [appellant sub 3] woont aan de [locatie 5] in Hulten. Hij kan zich niet met het plan verenigen omdat de Oude Baan wordt verbreed om op die manier de doorgaande fietsverbinding tussen Breda en Tilburg, die eerst langs de Rijksweg (N282) lag, naar de Oude Baan te verplaatsen. Daarvoor is ter hoogte van de woning van [appellant sub 3] aan een gedeelte van de gronden tussen de huidige Rijksweg (N282) en de Oude Baan die in het voorgaande bestemmingsplan "Buitengebied" van 1 juli 2013 de bestemming "Natuur" hadden, de bestemming "Verkeer" toegekend. Verder is het gedeelte van de Oude Baan met de bestemming "Verkeer" dat buiten de bebouwde kom ligt in het plan wat verbreed doordat aan de noordzijde van deze weg aan een strook agrarische grond eveneens de bestemming "Verkeer" is toegekend.

Eigendomssituatie

17.    [appellant sub 3] heeft bezwaar tegen de manier waarop met private eigendommen van bewoners aan de Oude Baan wordt omgegaan. Om de Oude Baan te kunnen verbreden, moeten onder andere zijn gronden worden verworven. Het provinciebestuur heeft hierover nog niet met hem onderhandeld, maar ten behoeve van het plan zijn al wel paaltjes in de grond geslagen. [appellant sub 3] geeft aan dat hij zijn gronden niet wil verkopen.

17.1.    De raad licht toe dat onder andere gronden van [appellant sub 3] moeten worden aangekocht om de Oude Baan op de gewenste manier te verbreden. Volgens de raad probeert de provincie Noord-Brabant deze gronden op een minnelijke wijze te verwerven en zal daarom in het kader van die procedure in gesprek gaan met [appellant sub 3] en andere grondeigenaren.

17.2.    [appellant sub 3] is eigenaar van een deel van de gronden in het plangebied. Het gaat om een deel van de gronden aan de oostzijde van zijn woonperceel ten noorden van de bestaande Oude Baan. De raad is voornemens om de Oude Baan te verbreden om daar de doorgaande fietsverbinding tussen Breda en Tilburg te realiseren. De Afdeling begrijpt het betoog van [appellant sub 3] zo dat hij betoogt dat het plan in zoverre niet uitvoerbaar is omdat hij zijn gronden niet wil verkopen. Naar het oordeel van de Afdeling staat de omstandigheid dat gronden in het plangebied ten noorden van de bestaande Oude Baan nog in eigendom zijn van [appellant sub 3] niet in de weg aan de uitvoerbaarheid van het plan. De raad heeft gesteld dat de provincie probeert deze gronden op een minnelijke wijze te verwerven. Zo nodig kan tot onteigening van deze gronden worden overgegaan om de in het plan voorziene aanpassingen aan de Oude Baan te realiseren. Dat dat nog niet gebeurd is, is geen reden om te oordelen dat daarom het plan niet had mogen worden vastgesteld. Dat er al feitelijke handelingen zijn gepleegd, zoals het door [appellant sub 3] genoemde in de grond slaan van paaltjes, heeft hem mogelijkerwijs onaangenaam getroffen, maar ook dat is geen reden om het plan onrechtmatig te oordelen.

Het betoog faalt.

Geluidhinder

18.    [appellant sub 3] vreest meer geluidhinder op de gevel van zijn woning als gevolg van het plan. Hij voert aan dat bromfietsers in de huidige situatie over het brom- en fietspad langs de Rijksweg (N282) rijden. De bomenrij tussen deze weg en de Oude Baan fungeert volgens [appellant sub 3] momenteel als een natuurlijke geluidswal. Met dit plan wordt de doorgaande fietsverbinding verplaatst naar de Oude Baan met als gevolg dat bromfietsers langs zijn woning gaan rijden. [appellant sub 3] wijst er op dat hij al meer geluidsoverlast heeft te dulden door extra verkeer op de Oude Baan als gevolg van 34 nieuwe woningen ten noorden van zijn woning. Hij wil daarom dat de voorgenomen fietsverbinding zo ver mogelijk van zijn woning af wordt gerealiseerd, het liefst ter plaatse van de sloot aan de zuidzijde van de Oude Baan.

18.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat het plan niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning van [appellant sub 3]. Ter onderbouwing van dit standpunt wijst de raad op het akoestisch onderzoek waaruit blijkt dat de geluidsbelasting ter plaatse van de woning van [appellant sub 3] niet toeneemt als gevolg van het plan. Onder verwijzing naar het principeplan dat als bijlage bij het plan is gevoegd, heeft de raad toegelicht dat de Oude Baan zo ver als mogelijk van de woning van [appellant sub 3] zal worden aangesloten op de huidige Rijksweg (N282) en dat de ruimte tussen de woning en de voorgenomen aansluiting met groen zal worden ingericht ter afscherming van het geluid van de Oude Baan.

18.2.    Aan het plan ligt het akoestisch onderzoek ten grondslag. In het akoestisch onderzoek is de geluidsbelasting op de gevel van de woning van [appellant sub 3] aan de [locatie 5] berekend. Daarbij is als onderzoeksgebied onder meer betrokken een gedeelte van de huidige N282 waar een snelheidsregime van 30 km/u zal gaan gelden en een gedeelte van de Oude Baan waarvoor een snelheidsregime van 60 km/u geldt. Uit de rekenresultaten in het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting op de gevel van de woning van [appellant sub 3] vanwege wegverkeer in de plansituatie met 22,11 dB afneemt naar 39,01 dB.

Uit het voorgaande volgt dat de geluidsbelasting op de gevel van de woning van [appellant sub 3] in de plansituatie aanzienlijk verbetert. [appellant sub 3] heeft niet onderbouwd waarom de raad zich niet op het akoestisch onderzoek had mogen baseren. Voor zover hij wijst op extra verkeer op de Oude Baan als gevolg van nieuwe woningen ten noorden van zijn woning, ziet de Afdeling daarin geen aanleiding voor het oordeel dat dat verkeer opgeteld bij de plansituatie leidt tot een onaanvaardbare geluidhinder ter plaatse van zijn woning, want de aansluiting van die nieuwe woningen is niet direct bij zijn woning. Verder is in het deskundigenbericht vermeld dat [appellant sub 3] in de plansituatie mogelijk meer hinder zal gaan ervaren van snor- en bromfietsers die over Oude Baan zullen rijden, maar dat de invulling van de plansituatie die de raad wenst leidt tot een grotere afstand van de woning van [appellant sub 3] tot de weg. Blijkens het deskundigenbericht zal het akoestisch klimaat ter plaatse van de woning van [appellant sub 3] niet verslechteren. [appellant sub 3] heeft deze conclusie niet concreet bestreden. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het plan vanwege geluid leidt tot onaanvaardbare gevolgen voor het woon- en leefklimaat van [appellant sub 3].

Het betoog faalt.

Conclusie over het beroep van [appellant sub 3]

19.     Het beroep van [appellant sub 3] is ongegrond. Daarom bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Het beroep van [appellant sub 4A] en [appellant sub 4C]

Woon- en leefklimaat

20.    [appellant sub 4A] en [appellant sub 4C] verwachten dat hun woon- en leefklimaat door een aantal factoren zal worden aangetast. Volgens hen zal het autoverkeer van de tegenover gelegen bezinepomp dat naar Rijen en Breda wil en momenteel op de Rijksweg (N282) keert, in de plansituatie over de parallelweg langs hun woningen rijden. Dit leidt volgens hen tot verkeershinder ter plaatse van hun woningen. Daarnaast leidt het extra autoverkeer en bromfietsers over de parallelweg volgens [appellant sub 4A] en [appellant sub 4C] tot meer geluidhinder. Verder vrezen zij meer trillingen en een toename van fijn stof als gevolg van het plan.

20.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat het woon- en leefklimaat van [appellant sub 4A] en [appellant sub 4C] niet wordt aangetast als gevolg van het plan. Volgens de raad neemt het verkeer over de parallelweg niet toe, aangezien het plan niets verandert aan de verkeerssituatie ter plaatse. Ook in de huidige verkeerssituatie moet het verkeer via de parallelweg naar Breda. Het keren op de Rijksweg (N282) is niet toegestaan en omdat te voorkomen is een aantal paaltjes tussen de rijbanen geplaatst.

20.2.    [appellant sub 4A] woont aan [locatie 6] te Rijen. [appellant sub 4C] woont aan [locatie 7] te Rijen. Hun woningen liggen aan een parallelweg langs de Rijksweg (N282). Deze parallelweg ligt in het plangebied en heeft de bestemming "Verkeer". De parallelweg is in de huidige verkeerssituatie vanuit de richting Breda ter hoogte van een autoschadeherstelbedrijf aan de Rijksweg 98 te bereiken, maar autoverkeer van de tegenover gelegen bezinepomp keerde regelmatig op de Rijksweg (N282). De parallelweg blijft in de plansituatie bestaan. Het verkeer vanaf de benzinepomp kan in de plansituatie niet meer op de Rijksweg (N282) keren, maar kan wel via de parallelweg in de richting van Breda rijden. De Rijksweg (N282) zal zo worden ingericht dat de parallelweg via een voorsorteerstrook met verkeerslichten te bereiken zal zijn.

20.3.    Naar het oordeel van de Afdeling is niet uitgesloten dat het autoverkeer over de parallelweg als gevolg van het plan enigszins zal toenemen, maar in wat [appellant sub 4A] en [appellant sub 4C] hebben aangevoerd bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het plan daarom leidt tot verkeershinder ter plaatse van hun woningen.

Verder ligt aan het plan het akoestisch onderzoek ten grondslag. In het akoestisch onderzoek is de geluidsbelasting op de woning van [appellant sub 4A] en op de woning van [appellant sub 4C] berekend. Uit de rekenresultaten in het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting op de gevel van de woning van [appellant sub 4A] met 0,63 dB afneemt en dat de geluidsbelasting op de gevel van de woning van [appellant sub 4C] met 0,7 dB afneemt. [appellant sub 4A] en [appellant sub 4C] hebben niet gemotiveerd bestreden waarom de raad niet van het akoestisch onderzoek had mogen uitgaan. Voor zover zij meer geluidhinder verwachten vanwege een toename van autoverkeer over de parallelweg voor hun woningen, overweegt de Afdeling dat hoewel niet uitgesloten is dat het autoverkeer over de parallelweg als gevolg van het plan enigszins zal toenemen, [appellant sub 4A] en [appellant sub 4C] niet hebben onderbouwd dat deze verkeerstoename zo groot is dat dit autoverkeer leidt tot een andere geluidsbelasting dan de berekende geluidsbelasting vanwege wegverkeer op de Rijksweg (N282). Verder is in het deskundigenbericht vermeld dat in de plansituatie mogelijk meer bromfietsers op de parallelweg langs de woningen van [appellant sub 4A] en [appellant sub 4C] zullen rijden, maar dat het geluid daarvan niet zal leiden tot een significant hogere geluidsbelasting op hun woningen gelet op de hoge geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op de Rijksweg (N282) waar een snelheidsregime van 80 km/u geldt. Ook deze conclusie hebben [appellant sub 4A] en [appellant sub 4C] niet gemotiveerd bestreden.

Daarnaast ligt het luchtkwaliteitsonderzoek ten grondslag aan dit plan. In het luchtkwaliteitsonderzoek wordt geconcludeerd dat de jaargemiddelde concentraties voor stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10) en zeer fijn stof (PM2,5) zowel in de autonome situatie als in de plansituatie onder de wettelijke grenswaarden blijven. [appellant sub 4A] en [appellant sub 4C] hebben niet gemotiveerd waarom de raad niet van het luchtkwaliteitsonderzoek had mogen uitgaan. De stelling dat het plan leidt tot een toename van fijn stof is daarvoor onvoldoende.

Tot slot hebben [appellant sub 4A] en [appellant sub 4C] hun betoog dat het plan leidt tot meer trillingen niet onderbouwd.

20.4.    Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in wat [appellant sub 4A] en [appellant sub 4C] hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het plan leidt tot een onaanvaardbare aantasting van hun woon- en leefklimaat.

Het betoog faalt.

Waardevermindering van woningen

21.    Over de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van de woningen van [appellant sub 4A] en [appellant sub 4C], overweegt de Afdeling dat geen grond bestaat voor de verwachting dat die waardevermindering zoveel zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan.

Eventuele schade door wegwerkzaamheden

22.    [appellant sub 4A] en [appellant sub 4C] vrezen schade aan hun woningen als gevolg van wegwerkzaamheden. Deze vrees gaat niet over het plan zelf maar over de uitvoering daarvan. Uitvoeringsaspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen. Deze beroepsgrond moet daarom buiten beschouwing blijven.

Extra parkeerruimte

23.    Over de wens van [appellant sub 4A] en [appellant sub 4C] om meer parkeerruimte op de parallelweg, is in de zienswijzennota opgenomen dat bij de uitvoering van het plan rekening wordt gehouden met de aanleg van parkeerhavens door het trottoir ter hoogte van Rijksweg 100-110 te versmallen. De raad heeft toegelicht dat alleen de parallelweg binnen het plangebied ligt en de gronden waarop de parkeerhavens zijn voorzien buiten het plangebied liggen. Dit is daarom geen beroepsgrond die de rechtmatigheid van het plan kan raken. Het betoog faalt daarom.

De bestemming "Groen" aan de overzijde van de N282

24.    [appellant sub 4A] en [appellant sub 4C] vragen zich af welke bouwwerken ze kunnen verwachten op de gronden met de bestemming "Groen" aan de overzijde van de Rijksweg (N282). De Afdeling stelt vast dat de zienswijze van [appellant sub 4A] en [appellant sub 4C] niet is gericht tegen dit plandeel. Op grond van artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb en met artikel 6:13 van de Awb, kan een belanghebbende geen beroep instellen tegen onderdelen van het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarover hij bij het ontwerpplan geen zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten. Deze omstandigheid doet zich niet voor. Het beroep van [appellant sub 4A] en [appellant sub 4C] is daarom niet-ontvankelijk voor zover dat is gericht tegen het plandeel met de bestemming "Groen" aan de overzijde van de Rijksweg (N282).

Conclusie over het beroep van [appellant sub 4A] en [appellant sub 4C]

25.    Het beroep van [appellant sub 4A] en [appellant sub 4C] is voor een deel

niet-ontvankelijk en voor het overige ongegrond. Daarom bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De beroepen van Valk Holding B.V. en [appellante sub 6] tegen het plan

26.    Valk Holding B.V. is eigenaar van het wegrestaurant ’t Vliegveld aan de Rijksweg 25. Valk Holding B.V. exploiteert dit wegrestaurant en heeft ten zuiden van het restaurant een bedrijfswoning aan de Burgemeester Ballingsweg 2 in gebruik. Aan de zuidzijde van het wegrestaurant en aan de zuidwestzijde van deze woning bevindt zich op gronden van Valk Holding B.V. een parkeerterrein van ongeveer 14.500 m2 met tankgelegenheid. In de huidige situatie ligt de Rijksweg (N282) voor het wegrestaurant en ten noorden van de woning aan de Burgemeester Ballingsweg 2. In de plansituatie komt de Rijksweg (N282) achter het wegrestaurant en de bedrijfswoning en doorsnijdt de weg het parkeerterrein met tankgelegenheid. Aan het deel van de gronden waarop de weg is voorzien, is een verkeersbestemming toegekend. Aan het overige gedeelte van het huidige parkeerterrein dat door het plan verloren gaat, is in het plan de bestemming "Maatschappelijk - Militaire vliegbasis 2" toegekend. Die gronden worden daardoor bij vliegbasis Gilze-Rijen betrokken.

[appellante sub 6] woont aan de [locatie 3] in Hulten. In de huidige situatie ligt de Rijksweg (N282) voor haar woning. In de plansituatie komt de Rijksweg (N282) achter haar woning en doorsnijdt de weg haar akkerbouwgronden aan de westzijde van haar woning. Daardoor verdwijnt het grootse deel van de akkerbouwgronden en gaat een gedeelte van haar tuin verloren. Aan het deel van haar gronden waarop de weg is voorzien, is een verkeersbestemming toegekend. Aan het gedeelte van de huidige akkerbouwgrond dat door het plan verloren gaat, is in het plan de bestemming "Maatschappelijk - Militaire vliegbasis 2" toegekend. Die gronden worden daardoor bij vliegbasis Gilze-Rijen betrokken.

Ingetrokken beroepsgronden

27.    Valk Holding B.V. en [appellante sub 6] hebben de beroepsgrond dat het akoestisch onderzoek niet voldoet aan de vereisten in artikel 1.2 van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 omdat invoergegevens ontbreken, ter zitting ingetrokken. Ook de beroepsgronden dat ten onrechte geen specifiek archeologisch onderzoek is verricht en dat het plan niet waarborgt dat een geluidwal wordt aangelegd, hebben Valk Holding B.V. en [appellante sub 6] ter zitting ingetrokken.

M.e.r.-procedure

28.    Valk Holding B.V. en [appellante sub 6] hebben aangevoerd dat het rapport "Milieueffectrapport N282 Rijen-Hulten-Reeshof" van 11 oktober 2011 (hierna: het MER) dat aan het plan ten grondslag ligt tot stand is gekomen aan de hand van het recht zoals dat gold voor 1 juli 2010. Zij wijzen er op dat de regelgeving over de milieueffectrapportage is gewijzigd. Valk Holding B.V. en [appellante sub 6] betogen dat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd dat hij mocht voortborduren op het MER dat in de periode 2009-2011 is opgesteld.

28.1.    Het MER is in de periode 2009-2011 in opdracht van de provincie Noord-Brabant opgesteld door Arcadis. In het MER is vermeld waarom voor dit plan een project-m.e.r.-procedure moet worden doorlopen. De m.e.r.-procedure is gestart met de kennisgeving van de startnotitie op 26 juni 2009. Vervolgens heeft de Commissie m.e.r. op 26 augustus 2009 een advies uitgebracht voor de richtlijnen van het MER, waarin is aangegeven welke aspecten in het MER aan de orde moeten komen met inachtneming van de wettelijke eisen voor een MER. Blijkens het MER heeft de raad de richtlijnen voor het MER in 2009 vastgesteld, waarbij het advies van de Commissie m.e.r. ongewijzigd is overgenomen. Het MER is in 2012 aangevuld en is met een oplegnotitie in 2016 geactualiseerd. In de oplegnotitie op het MER is vermeld dat geen nieuwe m.e.r.-procedure is gestart maar dat bij de oplegnotitie is voortgeborduurd op de eerder doorlopen procedure voor het MER uit 2011 en de aanvulling daarop in 2012.

In het MER is ingegaan op de wijziging van de Wet milieubeheer op 1 juli 2010. Daarover is vermeld dat voor projecten waarvoor de richtlijnen vóór 1 juli 2010 zijn vastgesteld, de oude procedure blijft gelden, zodat de wijziging van de m.e.r.-wetgeving niet van toepassing is voor dit MER. In de wet van 1 juli 2010 waarbij de regelgeving over de milieueffectrapportage is gemoderniseerd, is opgenomen dat op een besluit als bedoeld in artikel 7.2, derde of vierde lid, van de Wet milieubeheer het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I van deze wet van toepassing blijft, indien de richtlijnen bedoeld in artikel 7.15, eerste lid, van de Wet milieubeheer, zoals dat luidde vóór het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I van deze wet, voor dat tijdstip zijn gegeven. Omdat de raad de richtlijnen voor het MER in 2009 heeft vastgesteld, ziet de Afdeling in wat is aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad bij de aanvulling van het MER in 2012 en de actualisatie daarvan in 2016 niet mocht voortborduren op het MER dat in de periode 2009-2011 is opgesteld.

Het betoog faalt.

Doelstelling plan

29.    Valk Holding B.V. en [appellante sub 6] betogen dat aan het plan ten grondslag ligt dat het aantal woningen met een te hoge geluidsbelasting en daardoor het aantal geluidgehinderde inwoners afneemt. Volgens hen heeft de raad niet inzichtelijk gemaakt dat het plan aan deze doelstelling voldoet.

29.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat het plan in ieder geval de leefbaarheid in Hulten moet verbeteren. Volgens de raad neemt het aantal geluidgehinderde inwoners in Hulten af omdat vrijwel al het wegverkeer in de plansituatie om Hulten wordt geleid.

29.2.    In het plan is ten westen van de kern Hulten aan gronden tussen de Rijksweg (N282) en de Burgemeester Ballingsweg (N260A) een verkeersbestemming toegekend. Op basis van deze bestemming kan daar een nieuwe weggedeelte worden aangelegd. In de plantoelichting is vermeld dat het plan onder andere is vastgesteld omdat de verkeersafwikkeling op de Rijksweg (N282) ter hoogte van Rijen stagneert en omdat door de Rijksweg (N282) de verkeersveiligheid en de leefbaarheid in Hulten ernstig onder druk staan. In 2008 is daarom gestart met een planstudie. Daarin is onderzocht of en hoe de Rijksweg (N282) moet worden aangepast. De resultaten daarvan zijn neergelegd in het MER.

In het MER zijn de gevolgen voor onder andere de geluidsbelasting op gebiedsniveau onderzocht. In het MER is daarvoor een onderzoeksgebied bepaald. Uit afbeelding 7.34 van het MER volgt dat het onderzoeksgebied in ieder geval bestaat uit alle weggedeelten waar het plan op ziet. Het aantal geluidgehinderde inwoners in het onderzoeksgebied met een geluidsbelasting van meer dan 48 dB is inzichtelijk gemaakt per klassen van 5 dB. Het totaal aantal geluidgehinderde inwoners in het onderzoeksgebied met een geluidsbelasting van meer dan 48 dB is in de autonome situatie 248, waarvan 33 geluidgehinderden een geluidsbelasting van meer dan 68 dB ervaren. Daarnaast is in het MER specifiek het aantal geluidgehinderde inwoners met een geluidsbelasting van meer dan 48 dB in Hulten inzichtelijk gemaakt per klassen van 5 dB. Blijkens het MER heeft de woonkern Hulten veel overlast van de Rijksweg (N282) omdat de woonbebouwing dicht op de weg staat. Het totaal aantal geluidgehinderde inwoners in Hulten met een geluidsbelasting van meer dan 48 dB is in de autonome situatie 61, waarvan 16 geluidgehinderden een geluidsbelasting van meer dan 68 dB ervaren.

In de plantoelichting is vermeld dat de leefbaarheid van Hulten verbetert wanneer het aantal geluidgehinderden door wegverkeer ter plaatse afneemt. Daarvoor zijn in het MER vijf varianten bezien. Eén van die varianten is dat de Rijksweg (N282) ten westen van de kruising met de Burgemeester Ballingsweg (N260A) afbuigt naar het zuiden en vervolgens ten zuiden van de genoemde kruising weer aansluit op de Burgemeester Ballingsweg (N260A). Deze variant is in het plan mogelijk gemaakt. In het MER is geconcludeerd dat deze variant zorgt voor de grootste reductie van de geluidhinder omdat vrijwel al het wegverkeer om Hulten wordt geleid. Het aantal geluidgehinderde inwoners in Hulten met een geluidsbelasting van meer dan 48 dB neemt in deze variant af met 33, van 61 naar 28. Daarvan heeft geen van de geluidgehinderden nog te maken met een geluidsbelasting van meer dan 68 dB. Maar ook voor geluidgehinderde inwoners in het onderzoeksgebied die niet in Hulten wonen zorgt deze variant volgens het MER voor de grootste reductie van de geluidhinder. Het totaal aantal geluidgehinderde inwoners in het onderzoeksgebied met een geluidsbelasting van meer dan 48 dB neemt in deze variant af met 45, van 248 naar 203. Daarvan ervaren nog 15 geluidgehinderden een geluidsbelasting van meer dan 68 dB.

Gelet op het voorgaande is in het MER het aantal geluidgehinderde inwoners in het onderzoeksgebied en in het bijzonder in Hulten door wegverkeer in de autonome situatie inzichtelijk gemaakt, evenals de afname van de geluidsbelasting en daardoor het afnemende aantal geluidgehinderde inwoners in de onderzochte varianten. In wat Valk Holding B.V. en [appellante sub 6] hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd dat het plan leidt tot een afname van het aantal geluidgehinderde inwoners, waardoor onder meer de leefbaarheid in Hulten wordt verbeterd.

Het betoog faalt.

Wnb-ontheffing

30.    Over het betoog van Valk Holding B.V. en [appellante sub 6] dat de raad niet heeft gemotiveerd dat een ontheffing op grond van het soortenbeschermingsregime in de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) kan worden verkregen, overweegt de Afdeling dat de vragen of voor de uitvoering van het bestemmingsplan een vrijstelling dan wel een ontheffing op grond van het soortenbeschermingsregime in de Wnb nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, in beginsel pas aan de orde komen in een procedure op grond van de Wnb. Dat doet er niet aan af dat de raad het plan niet heeft kunnen vaststellen indien en voor zover hij op voorhand in redelijkheid heeft moeten inzien dat het soortenbeschermingsregime in de Wnb aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

In het kader van het plan is een natuurinventarisatie gedaan. De resultaten daarvan zijn neergelegd in het rapport "Actualisatie natuuronderzoek bestemmingsplan N282 inclusief voortoets Natuurbeschermingswet 1998" van 20 mei 2016, opgesteld door Arcadis. Daarin is onder andere geconcludeerd dat er met de aanwezigheid van beschermde soorten vooralsnog geen belemmeringen zijn voorzien om het bestemmingsplan voor de aanpassing van de Rijksweg (N282) vast te stellen aangezien met het nemen van maatregelen aannemelijk is dat een eventuele ontheffing kan worden verkregen. In de plantoelichting is vermeld dat de te nemen maatregelen mogelijk zijn binnen het plan. In wat Valk Holding B.V. en [appellante sub 6] hebben aangevoerd bestaat geen reden om te twijfelen aan de juistheid van dit standpunt van de raad.

Het betoog faalt.

Geluidsgevoelige bestemmingen

31.    Valk Holding B.V. en [appellante sub 6] betogen dat er bij het berekenen van de geluidsbelasting ten onrechte geen rekening mee is gehouden dat hun woningen op basis van het plan buiten de bestaande fundamenten kunnen worden herbouwd. Daarnaast betogen zij dat bij het berekenen van de geluidsbelasting ook rekening gehouden had moeten worden met een eventuele toekomstige mantelzorgwoning. Ook een mantelzorgwoning is volgens hen een geluidsgevoelig object in de zin van artikel 1 van de Wet geluidhinder.

31.1.    In het akoestisch onderzoek is bezien of de geluidsgevoelige bestemmingen die binnen de geluidszone van de weg liggen, voldoen aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder. Het akoestisch onderzoek richt zich op de bestaande geluidsgevoelige objecten. Daarbij is onderscheid gemaakt in woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen.

In de Wet geluidhinder wordt onderscheid gemaakt tussen een woning, een projecteerde woning en een woning in aanbouw. De begripsbepaling van "woning" in artikel 1 van de Wet geluidhinder gaat over gebouwen die feitelijk zijn gerealiseerd en waar bewoning planologisch is toegestaan. Een nog te bouwen mantelzorgwoning en een nog te bouwen woning buiten de bestaande fundamenten zijn daarom geen woning als bedoeld in deze wet. Artikel 77 van de Wet geluidhinder regelt dat bij het voorbereiden van de vaststelling van een plan zoals hier aan de orde een akoestisch onderzoek wordt gedaan naar de geluidsbelasting die door woningen binnen de zone en door andere geluidsgevoelige gebouwen of door geluidsgevoelige terreinen vanwege de weg zou worden ondervonden zonder de invloed van maatregelen die de geluidsbelasting beperken. Omdat deze bepaling alleen gaat over woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen is deze bepaling niet van toepassing op een nog te bouwen mantelzorgwoning en een nog te bouwen woning buiten de bestaande fundamenten. In het akoestisch onderzoek zijn daarom terecht alleen de bestaande geluidsgevoelige objecten onderzocht.

Het betoog faalt.

Belangenafweging

32.    Valk Holding B.V. en [appellante sub 6] betogen dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met hun belangen bij behoud van hun eigendommen en een aanvaardbaar woon-, leef- en bedrijfsklimaat. Het uitgangspunt dat de gekozen variant de beste oplossing biedt om het verkeer op de Rijksweg (N282) beter door te laten stromen en daarnaast de leefbaarheid in Hulten te verbeteren, maakt niet dat de raad in de besluitvorming geen rekening had hoeven houden met hun belangen. Zij benadrukken dat het nieuwe weggedeelte hun gronden doorsnijdt. Dit heeft onder andere tot gevolg dat het parkeerterrein met daarbij de tankgelegenheid nagenoeg verdwijnt. Dit heeft grote gevolgen voor de bedrijfsvoering van Valk Holding B.V., maar betekent ook dat het nieuwe weggedeelte op korte afstand van de bedrijfswoning van Valk Holding B.V. en de woning van [appellante sub 6] komt. Volgens hen heeft de raad onvoldoende gemotiveerd waarom het nieuwe weggedeelte niet verder van de betrokken woningen kan worden geplaatst. Zij betogen dat tussen de vliegbasis Gilze-Rijen en de N260 voldoende ruimte bestaat om daar het gewenste nieuwe weggedeelte aan te leggen. Op deze manier kan een gelijkwaardig resultaat wordt bereikt, maar met aanmerkelijk minder bezwaren voor hun situatie.

32.1.    De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat in het MER alle redelijkerwijs in beschouwing te nemen alternatieven zijn onderzocht en het door Valk Holding B.V. en [appellante sub 6] in de zienswijze aangedragen voorstel niet in het MER is opgenomen. De raad heeft toegelicht dat het nieuwe weggedeelte niet op een andere manier kan worden geplaatst. Het nieuwe weggedeelte kan volgens de raad niet dichterbij de vliegbasis Gilze-Rijen en het nabijgelegen parkeerterrein van Defensie worden gerealiseerd. Volgens de raad heeft het nieuwe weggedeelte op de manier zoals in het plan is vastgesteld de minste impact op de omgeving.

32.2.    Aan de gronden waarop de weg is voorzien, is de bestemming "Verkeer" toegekend. Verder is aan een aantal gronden binnen het plangebied waaraan de gronden van Valk Holding B.V. en [appellante sub 6] grenzen de aanduiding "geluidwal" toegekend. Het plan maakt een geluidwal mogelijk van ongeveer 235 meter lang en ongeveer 6 meter breed. Verder bedraagt de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding "geluidwal" op grond van artikel 7.2, aanhef en onder d, van de planregels ten hoogste 4 meter. Op grond van artikel 7, lid 7.3, onder 7.3.1, van de planregels is het niet toegestaan de gronden als een weg in gebruik te nemen of te hebben indien niet is voorzien in de geluidsbeperkende voorzieningen met de vereiste akoestische werking binnen de bestemming "Verkeer" ter plaatse van de aanduiding "geluidwal". De geluidwal grenst aan gronden van Valk Holding B.V. en aan gronden van [appellante sub 6] waaraan een woonbestemming is toegekend. De geluidwal komt op ongeveer 20 meter van de bedrijfswoning van Valk Holding B.V. en op ongeveer 30 meter van de woning van [appellante sub 6].

32.3.    Niet in geschil is dat het plan grote gevolgen zal hebben voor de eigendommen en het daarmee samenhangende huidige woon-, leef- en bedrijfsklimaat van Valk Holding B.V. en [appellante sub 6]. In de plansituatie grenzen de gronden met een verkeersbestemming aan de gronden van Valk Holding B.V. en aan de gronden van [appellante sub 6] waaraan een woonbestemming is toegekend. Daardoor komen de benodigde geluidwal van ongeveer 235 meter lengte en 4 meter hoogte en het achterliggende nieuwe weggedeelte op korte afstand van de betrokken woningen te liggen. Daarnaast leidt het nieuwe weggedeelte blijkens het akoestisch onderzoek dat aan het plan ten grondslag ligt, tot een hoge geluidsbelasting op de gevel van de betrokken woningen waardoor voor deze woningen ten behoeve van dit plan hogere grenswaarden zijn vastgesteld. Het plan heeft daarnaast ook grote gevolgen voor de exploitatie van het wegrestaurant van Valk Holding B.V. omdat het achterliggende parkeerterrein met tankgelegenheid als gevolg van het plan grotendeels verdwijnt. Blijkens het deskundigenbericht resteert in de plansituatie ongeveer 1.500 m2 van het parkeerterrein. Niet is gebleken dat de raad de belangen van Valk Holding B.V. en [appellante sub 6] integraal heeft afgewogen bij zijn keuze voor de plek en uitvoering van het nieuwe weggedeelte. In het akoestisch onderzoek bij het plan is weliswaar gekeken naar maatregelen die kunnen worden genomen om de geluidsbelasting ter plaatse van de betrokken woningen te reduceren, maar de Afdeling mist een deugdelijke afweging van alle bij het besluit betrokken belangen waaronder de gevolgen van het plan voor de exploitatie van wegrestaurant. Daar komt bij dat de raad zijn standpunt dat het nieuwe weggedeelte niet op een andere plek kan worden gerealiseerd, onvoldoende heeft gemotiveerd. Het enkel stellen dat enige afstand van het nieuwe weggedeelte tot de vliegbasis en het parkeerterrein van Defensie nodig is, is daarvoor onvoldoende.

Gelet op het voorgaande heeft de raad onvoldoende gemotiveerd dat het bestreden besluit strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het betoog slaagt.

Conclusie over de beroepen van Valk Holding B.V. en [appellante sub 6] tegen het plan

33.    Het bestreden besluit is voor de situatie van Valk Holding B.V. en [appellante sub 6] genomen in strijd met artikel 3:46 van de Awb. De Afdeling zal de raad op grond van artikel 8:51d van de Awb opdragen om dit geconstateerde gebrek binnen een bepaalde termijn te herstellen. Voor de beoordeling van de overige beroepsgronden van Valk Holding B.V. en [appellante sub 6] is van belang of, en zo ja op welke wijze, de raad het plan zal wijzigen. Het gaat dan om de beroepsgronden over het ontbreken van een besluit waarbij hogere grenswaarden zijn vastgesteld op het moment dat het plan werd vastgesteld, over de uitgangspunten van het akoestisch onderzoek dat aan het plan ten grondslag ligt, over de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de in het plan opgenomen geluidwal en over de financiële haalbaarheid van het plan wanneer de gronden van Valk Holding B.V. waarop het wegrestaurant is gevestigd uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening toch ook moeten worden onteigend. De Afdeling zal daarom in de einduitspraak de overige beroepsgronden van Valk Holding B.V. en [appellante sub 6], zoals toegelicht op de zitting van 19 februari 2019, beoordelen. Verder zal in de einduitspraak worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.

De beroepen van Valk Holding B.V. en [appellante sub 6] tegen de vastgestelde hogere waarden

34.    Gelet op de aard van het gebrek in het besluit van de raad, namelijk het onvoldoende acht slaan op alle betrokken belangen van Valk Holding B.V. en [appellante sub 6] bij het plan, zal de Afdeling hun beroepsgronden over de door het college vastgestelde hogere waarden voor hun woningen voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting ten behoeve van het plan, zoals toegelicht op de zitting van 19 februari 2019, ook in de einduitspraak beoordelen.

Opdracht

35.    Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil zal de Afdeling de raad opdragen om binnen 26 weken na verzending van de uitspraak:

- Met inachtneming van rechtsoverweging 8.3 het plan zo aan te passen dat een fietsverbinding tussen gronden van [appellant sub 1] aan de [locatie 2] en het voorziene fietspad aan de achterzijde van zijn restaurant mogelijk is.

- Met inachtneming van rechtsoverweging 32.3 alsnog toereikend te motiveren dat het plan, gelet op alle betrokken belangen, strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening dan wel het plan te wijzigen. Daarbij wijst de Afdeling erop dat zowel in het geval de raad er voor kiest om het plan te wijzigen als in het geval hij ervoor kiest het plan niet te wijzigen, de raad de aan de orde zijnde belangen integraal zal moeten afwegen. Daarbij constateert de Afdeling dat aan het besluit van 22 mei 2018 van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant waarbij onder andere voor de betrokken woningen hogere waarden als bedoeld in artikel 83 van de Wet geluidhinder zijn vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting ten behoeve van dit plan, andere akoestische gegevens ten grondslag liggen dan aan het plan. Het ligt dan ook in de rede dat de raad zijn belangenafweging motiveert aan de hand van die meest recente akoestische gegevens zoals die nu in het dossier zitten dan wel aan de hand van nieuwe akoestische gegevens.

De raad dient de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mee te delen en een gewijzigd besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mee te delen.

36.    Met deze tussenuitspraak is de procedure bij de Afdeling voor [appellant sub 1], Valk Holding B.V. en [appellante sub 6] nog niet beëindigd. Na afloop van de gegeven termijn zal de Afdeling een einduitspraak doen, waarmee de beroepsprocedure tot een einde komt.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het beroep van [appellant sub 4A], [appellante sub 4B], [appellant sub 4C] en [appellante sub 4D] voor zover dat is gericht tegen het plandeel met de bestemming "Groen" aan de overzijde van de Rijksweg (N282) niet-ontvankelijk;

II.    verklaart de beroepen van [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B], [appellant sub 3] en [appellant sub 4A], [appellante sub 4B], [appellant sub 4C] en [appellante sub 4D] voor het overige tegen het besluit van de raad van de gemeente Gilze en Rijen van 20 februari 2017 waarbij het bestemmingsplan "N282" is vastgesteld ongegrond;

III.    draagt de raad van de gemeente Gilze en Rijen op om binnen 26 weken na de verzending van deze uitspraak:

1. met inachtneming van overweging 35 de in overweging 8.3 en 32.3 omschreven gebreken in het besluit van 20 februari 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan "N282" te herstellen en;

2. de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mee te delen en het nieuwe besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mee te delen.

Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzitter, en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt en mr. D.A. Verburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.E. Reichardt, griffier.

w.g. Uylenburg    w.g. Reichardt
voorzitter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 15 mei 2019

772.