Uitspraak 201807546/1/A3


Volledige tekst

201807546/1/A3.
Datum uitspraak: 9 april 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) van 1 augustus 2018 in zaak nr. 17/4898 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Ridderkerk.

Openbare zitting gehouden op 9 april 2019 om 10.30 uur.

Tegenwoordig:

Staatsraad mr. E. Steendijk    voorzitter

griffier: mr. W.J.C. Robben

Verschenen:

Het college, vertegenwoordigd door mr. A.G.M. Ostojic-Hanssen.

Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van 1 augustus 2018, verzonden op 1 augustus 2018, van de rechtbank.

De Afdeling

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Daartoe overweegt zij het volgende.

1.    De rechtbank heeft haar beslissingen in de aangevallen uitspraak grotendeels gebaseerd op het oordeel dat [appellant] misbruik van recht heeft gemaakt. Hetgeen [appellant] in hoger beroep naar voren brengt, biedt geen aanleiding om de aangevallen uitspraak onjuist te achten. Hierbij is van belang dat de Afdeling in de uitspraken van 11 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2290, ECLI:NL:RVS:2018:2291 en ECLI:NL:RVS:2018:2345, en 5 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3960 en ECLI:NL:RVS:2018:3961, heeft geoordeeld dat [appellant] in de desbetreffende zaken misbruik van recht heeft gemaakt. De feiten in die zaken zijn vergelijkbaar met de feiten in de thans voorliggende zaak.

2.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

w.g. Steendijk    w.g. Robben
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

610.