Uitspraak 201806524/1/A3


Volledige tekst

201806524/1/A3.
Datum uitspraak: 15 maart 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te Ede,

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de rechtbank) van 27 juni 2018 in zaak nr. 17/5923 in het geding tussen:

[appellante]

en

het college van burgemeester en wethouders van Ede.

Openbare zitting gehouden op 15 maart 2019 om 10:30 uur.

Tegenwoordig:

Staatsraad mr. N. Verheij, voorzitter

griffier: mr. A.M.E.A. Neuwahl

Verschenen:

[appellante], vertegenwoordigd door mr. S.G. Blasweiler, advocaat te Ede;

Het college, vertegenwoordigd door mr. N. Hoos en J. Steenman.

Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van de rechtbank van 27 juni 2018 waarbij het beroep tegen het besluit van 29 maart 2018 ongegrond en het beroep tegen het besluit van 26 september 2017 niet-ontvankelijk is verklaard. Het geding betreft de aanvraag om een urgentieverklaring.

De Afdeling

I.    verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;

II.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Ede tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.024,00 (zegge: duizendvierentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

III.    gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Ede aan [appellante] het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 253,00 (zegge: tweehonderddrieënvijftig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.

Daartoe overweegt zij het volgende.

1.    Het college heeft bij besluit van 31 oktober 2018 een urgentieverklaring verleend aan [appellante]. Ter zitting is gebleken dat zij daarmee een nieuwe woning heeft gevonden die voor haar volstaat. Omdat daarnaast de vergoeding van proceskosten in beroep en hoger beroep geen belang bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep oplevert en de rechtbank het college al heeft veroordeeld in de door [appellante] gemaakte kosten in bezwaar, heeft zij geen actueel en reëel belang in hoger beroep.

2.    Omdat het college [appellante] met het besluit van 31 oktober 2018 tegemoet is gekomen nadat zij hoger beroep had ingesteld, ziet de Afdeling aanleiding om het college te veroordelen in haar proceskosten in hoger beroep.

w.g. Verheij    w.g. Neuwahl
lid van de enkelvoudige kamer    griffier   

280-898.