Uitspraak 201709900/2/A3


Volledige tekst

201709900/2/A3.
Datum beslissing: 26 februari 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in het hoger beroep van:

1.    de burgemeester van Leusden,

2.    [appellante sub 2A] en [appellante sub 2B], gevestigd te [plaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 27 oktober 2017 in zaken nrs. 17/426 en 17/2266 in het geding tussen:

[appellante sub 2A] en [appellante sub 2B]

en

de burgemeester.

Procesverloop

De burgemeester en [appellante sub 2A] en [appellante sub 2B] hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 27 oktober 2017 in zaken nrs. 17/426 en 17/2266.

De burgemeester heeft een aantal gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.

Het betreft de aanvragen van [bedrijf] en [appellante sub 2B] om verlening van vergunning voor de exploitatie van een speelautomatenhal met de daarbij behorende bijlagen, voor zover deze stukken niet openbaar zijn gemaakt. De aanvragen zijn gedaan in het kader van een vergunningverlening op basis van een vergelijkende toets die heeft geleid tot vergunningverlening aan [bedrijf] en afwijzing van de aanvraag van [appellante sub 2B]

De Afdeling heeft het verzoek aan de orde gesteld in een zitting op 10 december 2018, waar de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. S.K. Vosselman, bijgestaan door mr. C.N. van der Sluis, advocaat te Rotterdam, is verschenen.

Overwegingen

1.    De burgemeester heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van de aanvragen met bijlagen kennis zal nemen.

2.    Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.

3.    Ter motivering van het verzoek om beperking van de kennisneming heeft de burgemeester in eerste instantie volstaan met een verwijzing naar een procedure bij de rechtbank Midden-Nederland in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob). De Afdeling heeft hierop verzocht het verzoek nader te motiveren. In reactie hierop heeft de burgemeester wederom verwezen naar de Wob-procedure bij de rechtbank Midden-Nederland, die ging over dezelfde stukken als waarop het verzoek om beperking van de kennisneming betrekking heeft. Hieraan heeft de burgemeester toegevoegd dat de rechtbank in die procedure inmiddels uitspraak heeft gedaan en dat hiertegen hoger beroep is ingesteld bij de Afdeling. Wanneer de stukken in de onderhavige procedure openbaar gemaakt worden, wordt het stelsel van de Wob feitelijk teniet gedaan en wordt afbreuk gedaan aan de bescherming die Wob biedt, aldus de burgemeester.

In vervolg op de zitting van 10 december 2018 heeft de burgemeester nogmaals een nadere motivering van zijn verzoek om beperking van de kennisneming ingezonden. Hierin heeft hij zijn standpunt dat aanleiding bestaat zijn verzoek in te willigen omdat anders afbreuk zou worden gedaan aan de uitkomst van de Wob-procedure gehandhaafd en nader toegelicht. Daarnaast heeft hij betoogd dat gewichtige redenen bestaan die beperking van de kennisneming rechtvaardigen. Hiertoe voert hij aan dat de stukken bedrijfsgegevens bevatten waaruit wetenswaardigheden kunnen worden afgeleid met betrekking tot de technische bedrijfsvoering of het productieproces dan wel met betrekking tot de afzet van producten of de kring van afnemers en leveranciers. De marktstrategie van de betrokken bedrijven kan uit deze informatie worden afgeleid. Het gaat om concurrentiegevoelige informatie waarvan bekendmaking onevenredig benadelend zou zijn voor betrokkenen, aldus de burgemeester.

4.    Met zijn verwijzing naar de Wob-procedure en de uitspraak van de rechtbank in die procedure heeft de burgemeester in onvoldoende mate gemotiveerd waarom beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar geheimhoudingsbeslissing van 25 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3142, spelen de weigeringsgronden uit de Wob weliswaar een rol in die zin dat, indien geen weigeringsgrond aanwezig is, evenmin grond bestaat een verzoek om beperking van de kennisneming in te willigen (vergelijk artikel 8:29, tweede lid, van de Awb), maar betekent dit niet dat de omstandigheid dat aanleiding bestond om een verzoek om openbaarmaking van de stukken voor een ieder af te wijzen, zonder meer meebrengt dat een verzoek om beperking van de kennisneming moet worden gehonoreerd. Dat in dit geval de rechtbank al uitspraak heeft gedaan in de Wob-procedure maakt dit niet anders. De Afdeling is bij haar beslissing op een verzoek om beperking van de kennisneming in het kader van een procedure over de verlening van een vergunning voor de exploitatie van een speelautomatenhal niet gebonden aan de uitspraak van de rechtbank in een Wob-procedure. Ook voor het overige geeft hetgeen de burgemeester heeft aangevoerd geen aanleiding thans anders te oordelen dan in de beslissing van 25 september 2018. Voor de toepassing van artikel 8:29 van de Awb is een afzonderlijke toets vereist of gewichtige redenen als bedoeld in dit artikel aanwezig zijn. Daarbij speelt het belang van partijen bij kennisneming van processtukken, mede in het licht van het fair trial-beginsel, anders dan bij de Wob waar het belang van openbaarmaking wordt voorondersteld, een rol.

5.    De Afdeling heeft kennis genomen van de door de burgemeester overgelegde aanvragen met bijlagen en heeft daarbij vastgesteld dat deze stukken, voor zover zij nog niet openbaar zijn gemaakt, vertrouwelijke bedrijfsgegevens, waaronder hun marktstrategie, betreffen. Zij acht aannemelijk dat bekendmaking van deze stukken aan de andere partijen kan leiden tot onevenredige benadeling van de betrokken aanvragers en bevoordeling van hun concurrenten.

6.    Naar het oordeel van de Afdeling weegt het belang van voorkoming van deze onevenredige benadeling of bevoordeling in dit geval zwaarder dan het belang dat partijen kennis nemen van die stukken.

7.    De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming van de aanvragen met bijlagen, voor zover deze nog niet openbaar zijn gemaakt, gerechtvaardigd.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek toe.

Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, griffier.

w.g. Daalder    w.g. Klein
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2019